blog | werkgroep caraïbische letteren

Wees onzichtbaar: hoe een Bijlmerjongen uit zijn ‘katibo’ losbreekt

door Jerry Dewnarain

De Librisprijswinnaar voor dit jaar is Murat Isik, een Turkse Nederlander. Hij won deze prijs voor zijn tweede boek Wees onzichtbaar, uitgegeven door Ambos/Antos in 2017. De roman was eerder al verkozen tot Boek van het jaar 2017 bij NRC Handelsblad en bol.com. Isik won er dit jaar ook de Boekhandelsprijs mee. De schrijver debuteerde in 2012 met de roman Verloren grond, bekroond met de Bronzen Uil Publieksprijs.

In het boek Wees onzichtbaar beschrijft Isik de overlevingsstrijd van een kleine Turkse jongen van vijf jaar, Metin genaamd, die samen met zijn ouders, in de jaren tachtig van de vorige eeuw in de Bijlmer komt wonen; net als duizenden Surinamers als gevolg van het uitroepen van de staatkundige onafhankelijkheid van Suriname in 1975 en niet veel later de staatsgreep van 1980 onder leiding van de huidige president van Suriname Desiré Delano Bouterse.

Isik groeit op in een onveilige wereld: de Bijlmer was een plek waar veel criminaliteit voorkwam en waar druggebruik en -handel welig tierden. Diverse flats werden steeds meer een magneetfunctie voor drugverslaafden. ‘Bemre’, zoals die werd genoemd door Surinamers, was een plek waar het contrast voelbaar was tussen rust en schoonheid enerzijds en agressie en leed anderzijds.
In 1983 komt Metin samen met zijn moeder en oudere zus via Duitsland naar Nederland. Zijn vader woont daar intussen al. Hij is atheïst, communist en schuwt het kapitalistische systeem. Een zorgzame vader en echtgenoot is hij evenmin. De auteur heeft veel met de hoofdpersoon uit het boek gemeen. Ook Isik arriveerde in de jaren tachtig als kind in de Bijlmer, omdat zijn vader op de vlucht was voor politieke vervolging in Turkije. De familie behoort tot de Zaza, een volk, dat oorspronkelijk uit Perzië komt, met een eigen taal,. Voor Isik was niet zijn vader, maar zijn moeder zijn voorbeeldfiguur: zij offerde haar hele leven op voor haar kinderen en streefde ook naar onafhankelijkheid, zoals de jonge Surinaamse natie. Dit lukte haar. Ook in het boek zien wij dat Metins moeder een onafhankelijke vrouw wordt.

Invloed van de Bijlmer
Metin is een jongen zoals alle andere jongens van de Bijlmer: zij houden van voetballen, raken verliefd en beleven seksuele escapades. Zijn afkomst is echter opvallend in de Bijlmer, waar overwegend Surinamers wonen. Hij is dus een ‘vreemdeling’ in zijn eigen woonomgeving. Dit uit zich onder andere op school waar hij wordt gepest en de bijnaam ‘Schoonmaker’ krijgt, omdat hij goedkope kleding en schoenen (Bristol) draagt. Maar na enkele jaren komt er nog een andere moslimjongen in de buurt wonen en hij strijdt tegen de pesterijen. Hierna durft Metin voor zichzelf op te komen.

Wees onzichtbaar is een roman die vlot geschreven is. Isik bouwt spanningen in het boek in, want in elk hoofdstuk gebeurt er iets wat later kenmerkend zal zijn voor de Bijlmer: vechtpartijen in de Bijlmer, discriminatie, en ook de Bijlmerramp krijgt aandacht. Metin groeit dus op in een gewelddadige buurt waar druggebruik en -verkoop een dagelijks tafereel vormen. De meerwaarde van Murat Isiks Wees onzichtbaar is dat het de lezer de keiharde realiteit laat zien van het leven van arme, achtergestelde Nederlanders in achtergestelde buurten! Ik gebruik bewust niet het woord allochtoon. Het zijn gewoon geboren Nederlanders met een niet-witte achtergrond die ook vallen onder het Nederlands recht. De schrijver beschrijft de Bijlmer vanuit zijn optiek, van binnenuit. Hij laat de Bijlmer zien zonder haar boerka, hajib of pangi. Hij vertelt een ongewoon verhaal dat zich in Nederland afspeelt, in een buurt die lang terug voor ‘haves’ bestemd was en waar later de ‘have nots’ kwamen wonen. Toen begon de verloedering van ‘Bemre’.

Bijlmer 2018 is nu totaal anders dan de ruimte die Marat Isik beschrijft in zijn boek Wees onzichtbaar. Het is geen synoniem voor getto. De buurt is erg veranderd: de weilanden (natuurgebied) zijn weg, er is nu veel bedrijvigheid, nabij het spoor is er nu een winkelcentrum (de Amsterdamse Poort). In de jaren tachtig had je ook nog de grijze, kille flats die nu zijn vervangen door rijtjeshuizen.
Dat in de Bijlmer (Amsterdam Zuidoost) de Surinamers hun stempel drukten, is af te leiden uit het onderstaande fragment uit Wees onzichtbaar op pagina 215/216:

“Saleem en ik zouden pas later te weten komen dat Kwaku niet lang voor onze geboorte was begonnen als een voetbaltoernooi voor Surinamers die niet op vakantie konden. En elke volgende editie kwamen er meer eetkraampjes bij, stegen de bezoekersaantallen en groeide Kwaku zelfs uit tot het grootste multiculturele festival van Nederland. ‘Laten we wat drinken,’ zei ik na een tijdje verveeld. ‘Ik verga van de dorst.’ De jongens gaan dus naar het Kwakufestival om er iets fris te drinken. Ze lopen naar de kraampjes en als de Pakistaanse moslimjongen Saleem zegt dat hij cola wil, schudt de hoofdfiguur Metin zijn hoofd. ‘Nee jongen, hier moet je Fernandes drinken,’ zei ik belerend. ‘Hoezo?’, omdat het Surinaams is. Op Kwaku hoor je gewoon Fernandes te drinken. Of Parbo Bier!’, riep een kleine donkere man ineens, terwijl hij vrolijk naast ons kwam dansen met een plastic bekertje in zijn hand. ‘Dat is veel beter dan Heineken. Wacht maar, wacht maar over een paar jaar drinkt de hele wereld Parbo Bier!’ Hij reikte het bekertje aan een van de moslimjongens. De jongen nam gulzig en morsend een slok van zijn Parbo Bier ‘en keek mij toen aan. ‘Jij wilt vast ook wel een slok.’ ”

Kortom, Wees onzichtbaar van Murat Isik is een coming of age-roman, deels autobiografisch. Het gaat over een boek, waarin een jongen Metin Mutlu (het alter ego van de schrijver) zich een moeizame weg baant naar onafhankelijkheid. Hij verbreekt de ‘katibo’ van zijn jeugd en overwint een plek als volwassene in de harde Nederlandse maatschappij. Dit boek laat zien dat niet alleen witte Nederlandse schrijvers goede boeken kunnen schrijven, maar dat er nu ook een niet-witte generatie Nederlandse schrijvers hun plaats opeist. Hun ‘rauwe’ thematiek behoort ook tot die van de Nederlandse literatuur.

Murat Isik, Wees onzichtbaar. Amsterdam: Ambo/Anthos. 2017. ISBN 978-9041-4229-03

Door de opkomst van Henk Arron in 1970 als creoolse leider, door de ‘Black Power’ beweging, in Suriname vertegenwoordigd door ‘Wie Egie Sanie’, maar ook door de agitatie van creoolse nationalistische radicalen kwam de Hindostaanse groep in 1973 politiek gezien in een marginale positie terecht. De creoolse voorman van de NPS, Arron, vormde, nadat zijn partijcombinatie de verkiezingen in 1973 had gewonnen, een regering waarin geen Hindostanen werden opgenomen. Hij doorbrak daarmee de traditie van (enige) etnische representatie. Zijn regering nam kort daarop een ingrijpend besluit en kondigde in februari 1974 aan dat Suriname in november 1975 onafhankelijk zou worden. Het gevolg hiervan was dat er een exodus plaatsvond. In 1974-1975 emigreerden bijna 60.000 Surinamers naar Nederland, waarvan de meerderheid Hindostanen waren. Veel van hen verkochten vaak voor een appel en een ei hun bezittingen en verhuisden voorgoed naar Nederland. Zij hadden geen geloof in de economische ontwikkeling van het land na de onafhankelijkheid. Er was angst voor creoolse overheersing, zoals in het buurland Guyana. In dit land werd in die tijd de Hindostaanse meerderheid onderdrukt door een creoolse dictatuur onder leiding van Forbes Burnham. Onder andere dit voorbeeld en bestuurlijk wanbeheer bepaalden de angstige sfeer onder de Hindostanen. Bovendien suggereerden sommige radicale Hindostanen tijdens de verkiezingen van 1973 dat wanneer de creolen de absolute politieke macht zouden verwerven, Hindostanen zouden worden gedwongen om te assimileren. Als voorbeelden werden onder meer gedwongen interraciale huwelijken genoemd. Zelf moet ik dan denken aan de film Wan Pipel waarin een Hindostaans meisje een relatie aangaat met een creoolse jongen. Deze film speelt zich overigens ook af in deze periode.
Maar ook creolen verlieten in 1974-1975 in groten getale Suriname, en in mindere mate Javanen. Volgens Chan Choenni werden creolen toentertijd in het etnisch gepolariseerde Suriname vaak geacht voorstanders te zijn van de (snelle) onafhankelijkheid van Suriname. Zij zouden dus vast Suriname niet ontvluchten, volgens bepaalde Hindostanen. ‘Ik zat in het vliegtuig naast een creoolse buurtgenoot. Hij vluchtte ook naar Nederland. Ik vond dat vreemd, want hij was zogenaamd voorstander van de onafhankelijkheid van Suriname. We hebben uren in het vliegtuig gepraat over Suriname. Maar hij zei zelf dat hij de creoolse leiders niet vertrouwde en vooral de radicale creoolse leider Bruma niet. En hij liet mij eerlijk weten dat hij migreerde naar Nederland voor de WW: de werkloosheidsuitkering. Hij ging naar de Bijlmer en ik werd opgevangen door mijn familie in Brabant.’ (Bhagalpersad, 64 jaar).

Bron: Chan E.S. Choenni, Hindostaanse Surinamers in Nederland 1973-2013. Volendam: LM Publishers. ISBN 978-94-6022-377-8, p. 32/33

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter