blog | werkgroep caraïbische letteren

Wat sociale media met onze kinderen doen

door Jerry Dewnarain

Volgens de auteur Jonathan Haidt van het boek Generatie angststoornis. Wat sociale media met onze kinderen doen, is er momenteel sprake van een radicale transformatie van de kindertijd naar iets onmenselijks: een schermgericht bestaan. Deze snelle transformatie geschiedde tussen 2010-2015 en gaat nog steeds door. Dit boek vertelt het verhaal van wat er is gebeurd met de generatie geboren na 1995, vaak aangeduid als Gen Z. Gen Z is de generatie volgend op de millennials (geboren 1981 tot 1995).

De auteur besloot om dit boek te schrijven, omdat de mentale gezondheidscrisis onder adolescenten zo urgent is en er zo veel is wat we vandaag  zouden kunnen doen om deze crisis te keren. Haidt is van mening, dat als de schermgerichte kindertijd een belangrijke bijdrage levert aan de internationale epidemie van psychische aandoeningen, dan zijn er een paar duidelijke en krachtige acties die ouders, leraren en leden van Gen Z kunnen ondernemen om de schermgerichte kindertijd te keren. Deze acties, met name wat scholen zouden kunnen doen, worden aan het eind van het artikel besproken. Laten we eerst kijken wie de Gen Z-generatie is. Wat er met deze generatie aan de hand is en tot slot eindigen we dit artikel met enkele suggesties van de auteur.

De Gen Z-generatie

Volgens sommige marketeers eindigt de Gen Z bij het geboortejaar 2010 en deze stellen de naam Gen Alpha voor als benaming voor de generatie die daarna geboren is. Maar de auteur zelf denkt niet dat Gen Z – ‘de angstige generatie’ – tot een einde komt zolang we niets doen aan de omstandigheden die jonge mensen zo angstig maken.

Dankzij het baanbrekend werk van sociaal-psycholoog Jean Twenge weten we dat het niet alleen de gebeurtenissen zijn die mensen op jonge leeftijd meemaken (zoals oorlogen en crises) waardoor generaties van elkaar verschillen, maar ook veranderingen in de technologie die ze als kind gebruikten (radio, en daarna televisie, computers, het internet, de iPhone).

De oudste leden van Gen Z begonnen samen te komen: de snelle verspreiding van breedbandinternet in de jaren 2000, de komst van de iPhone in 2007 en het nieuwe tijdperk van hypervirale sociale media.  Die laatste ontwikkeling begon in 2009 met de komst van ‘likes’ en ‘retweets’, die de sociale dynamiek van de onlinewereld hebben getransformeerd. Vóór 2009 waren sociale media vooral nuttig als een manier om contact te hebben met vrienden; ze hadden minder directe en zichzelf versterkende feedbackfuncties, waardoor ze veel minder toxisch waren dan wat we vandaag de dag zien.

Een vierde trend begon slechts een paar jaar later en trof meisjes veel harder dan jongens: het toenemende belang van het posten van afbeeldingen van jezelf, nadat er aan smartphones camera’s waren toegevoegd (2010) en Instagram werd overgenomen door Facebook (2012), wat de populariteit van het platform vergrootte. Hierdoor nam het aantal adolescenten dat zorgvuldig geselecteerde foto’s en video’s van hun leven postte aanmerkelijk toe, waarbij leeftijdsgenoten en onbekenden deze beelden niet alleen konden zien, maar ook konden beoordelen.

Eerste vervreemde generatie

Gen Z werd de eerste generatie in de geschiedenis die de puberteit doormaakte met een portal op zak, waardoor ze vervreemdden van de mensen in hun omgeving en naar een alternatieve onlinewereld werden gevoerd, die zowel opwindend als verslavend en onbestendig was en ongeschikt was voor kinderen en adolescenten, vindt de schrijver.  Om sociaal te kunnen slagen in die wereld moesten ze – vrijwel onafgebroken – een groot deel van hun bewustzijn gebruiken voor het beheer van wat hun digitale persoonlijkheid zou worden.  Dit was nodig om geaccepteerd te worden door leeftijdsgenoten, wat de zuurstof is voor een adolescent en om ‘online shaming’ te voorkomen, wat een nachtmerrie is voor een adolescent.  Gen Z-tieners raakten eraan gewend om dagelijks vele uren te scrollen door de flitsende en vrolijke posts van vrienden, kennissen en influencers die ze niet persoonlijk kenden. Ze bekeken steeds grotere hoeveelheden van door gebruikers gegenereerde video’s en gestreamde entertainment, aangeboden door automatische afspeelfuncties en algoritmen die waren ontworpen om ze zo lang mogelijk online te houden. En ze besteedden steeds minder tijd aan het spelen of praten met hun vrienden en familie en aan het aanraken of zelfs oogcontact maken met anderen; hun deelname aan belichaamd sociaal gedrag, essentieel voor een succesvolle menselijke ontwikkeling, verminderde daardoor.

De ‘Great Rewiring of Childhood’ 

De leden van Gen Z werden in feite proefpersonen van een radicaal nieuwe manier van kind-zijn, ver verwijderd van de echte wereld en de interacties van de kleine gemeenschappen, waarbinnen de mensheid is geëvolueerd. Men zou het de ‘Great Rewiring of Childhood’ kunnen noemen – de grote herstructurering van de kindertijd. Volgens de schrijver lijkt het alsof deze eerste generatie opgegroeid is op Mars. De Great Rewiring gaat niet alleen over veranderingen in technologie die de tijd en mentaliteit van kinderen bepalen. 

Er is een tweede verhaallijn: de goedbedoelde maar rampzalige toename van het overbeschermen van kinderen en het beperken van hun autonomie in de ‘echte wereld’. Om te kunnen gedijen, moeten kinderen vrij kunnen spelen. Dat is natuurlijk gedrag dat onder alle zoogdiersoorten voorkomt. De kleine uitdagingen en tegenslagen die zich tijdens het spelen voordoen, zijn een soort ‘inentingen’ die kinderen voorbereiden op de veel grotere uitdagingen waar ze later in hun leven mee te maken krijgen. Maar om verschillende historische en sociologische redenen begon het vrij spelen van kinderen in de jaren tachtig af te nemen, een ontwikkeling die versnelde in de jaren negentig.

Haidt beweert dat de late jaren tachtig moet worden gezien als het begin van de overgang van een ‘spelgerichte kindertijd’ (play-based childhood) naar een ‘schermgerichte kindertijd’ (phone-based childhood), een transitie die pas in de jaren 2010 werd voltooid.  Vanaf dat moment hadden de meeste adolescenten hun eigen smartphone.  Hij gebruikt het woord phonebased in brede zin als aanduiding voor alle met het internet verbonden persoonlijke elektronica waar jonge mensen hun tijd mee begonnen te vullen, inclusief laptops, tablets, gameconsole en, het allerbelangrijkste, smartphones met miljoenen apps.

 ‘Als ik spreek over een spelgerichte of schermgerichte ‘kindertijd’, gebruik ik ook die laatste term in bredere zin. Ik bedoel daarmee zowel kinderen als adolescenten (in plaats van te spreken over een ‘schermgerichte kindertijd en adolescentie’). Ontwikkelingspsychologen zien de overgang tussen kindertijd en adolescentie vaak als het begin van de puberteit, maar omdat de pubertijd voor verschillende kinderen op verschillende tijdstippen begint en de laatste decennia steeds vroeger inzet, is het niet langer correct om de adolescentie gelijk te stellen aan de tienerjaren.’  Hij deelt de leeftijdsfasen van de kinderen ook in  categorieën.

Angstige generatie

De mensheid is op aarde geëvolueerd. In die evolutie richtte de kindertijd zich op speelsheid en een verkenning van de fysieke wereld. Kinderen gedijen goed als ze geworteld zijn in echte gemeenschappen, niet in onstoffelijke virtuele netwerken. Opgroeien in de virtuele wereld bevordert angst, anomie (als mensen niet langer dezelfde collectieve waarden van de gemeenschap delen en zich niet meer laten leiden door maatschappelijke normen – JD) en eenzaamheid. Daarom noemt Haidt deze Gen Z-generatie ook de angstige generatie. Zijn belangrijkste bewering in dit boek is dat deze twee trends – overbescherming in de echte wereld en onderbescherming in de virtuele wereld – de belangrijkste redenen zijn waarom kinderen geboren na 1995 ‘de angstige generatie’ zijn geworden.

De ‘Great Rewiring of Childhood’, de grote herstructurering van de kindertijd, van spel- naar schermgericht, is dus volgens hem een catastrofale mislukking geweest. Het is tijd om het experiment te beëindigen. Laten we onze kinderen naar huis brengen. Zo kunnen ouders, leraren (scholen) en leden van de Gen Z- generatie zelf het tij keren.

Wat kunnen scholen doen?

Om de wijdverbreide angstproblematiek van deze generatie aan te pakken, zijn er twee grote dingen die scholen zouden kunnen doen met gebruikmaking van middelen die ze merendeels in huis hebben.  Dat zijn: scholen telefoonvrij maken én kinderen veel meer gelegenheid geven om te spelen. Als die twee in combinatie worden ingevoerd, denkt Jonathan Haidt dat dat veel effectiever zou zijn dan alle andere maatregelen bij elkaar die scholen nemen om de geestelijke gezondheid van hun leerlingen te verbeteren. De schrijver geeft een praktisch voorbeeld: ‘De Mountain Middle School in Durango, Colorado, besloot in 2012, aan het begin van de mentale gezondheidscrisis, telefoons te verbieden. Het district waarin de school zich bevond, kampte met de hoogste suïcidecijfers onder tieners in Colorado toen Shane Voss de schoolleiding overnam. De leerlingen hadden last van cyberpesten, slaapgebrek en voortdurende sociale vergelijking. De directeur voerde een verbod in op mobiele telefoons. Telefoons moesten de hele dag in de tas blijven. De leerlingen mochten die niet in hun zak hebben of in hun hand.  Er was een helder beleid met duidelijke consequenties als ze hun telefoon toch uit de tas haalden tijdens schooluren. De effecten waren indrukwekkend. Leerlingen zaten niet meer stilletjes naast elkaar te scrollen, wachtend tot de les begon. Ze spraken met elkaar of met de docent.’ De situatie op deze school verbeterde en na een paar jaar waren ze de best presterende school van Colorado. Henry, een dertienjarige leerling, beschreef de effecten van het telefoonverbod als volgt. Hij zei dat hij het eerste half uur van de schooldag in gedachten nog bezig was met zijn telefoon, ‘maar zodra de les begint, verdwijnt dat en denk ik er niet echt meer aan. Het is voor mij dus geen grote afleiding tijdens school.’ Kortom, het telefoonverbod doet iets aan drie van de vier fundamentele nadelen van de schermgerichte kindertijd: aandachtsfragmentatie, sociale deprivatie en verslaving. Het vermindert de sociale vergelijking en de aantrekkingskracht van de virtuele wereld.  En het zorgt voor verbinding en gemeenschap.

UNESCO-rapport

Het bewijs dat het leerproces wordt verstoord als leerlingen een telefoon bij zich hebben, is inmiddels duidelijk, dat resulteerde erin dat UNESCO – de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur – in augustus 2023 een rapport uitbracht over de negatieve effecten die digitale technologieën, en telefoons in het bijzonder, hebben op het onderwijs in de gehele wereld. Het rapport erkende de voordelen van internet voor digitaal onderwijs en het opleiden van sommige moeilijk bereikbare bevolkingsgroepen, maar merkte op dat er verrassend weinig bewijs is dat digitale technologie het klassikaal leren verbetert. Het rapport signaleert ook dat het gebruik van mobiele telefoons verband houdt met verminderde onderwijsprestaties en verstoring van het leerproces. Scholen telefoonvrij maken, is dus een cruciale eerste stap. Elke school zou daarbij nog steeds rekening moeten houden met de effecten van laptops, Chromebooks, tablets en andere apparaten waarmee leerlingen elkaar kunnen appen, toegang hebben tot het internet en door kunnen worden afgeleid.

Amerikaans voorbeeld

De schrijver voert nog een bewijs aan, gebaseerd op Amerikaanse feiten. ‘Aanvullend bewijs dat telefoons het onderwijs in de Verenigde Staten verstoren, is te vinden in de National Assessment of Educational  Progress uit 2023 (ook wel het ‘nationale  schoolrapport’ genoemd), waaruit  blijkt dat de toetsscores tijdens de coronapandemie  aanzienlijk daalden, nadat ze jarenlang waren gestegen.  Als men echter goed naar de gegevens kijkt, wordt duidelijk dat de daling van de toetsscores al eerder was ingezet. De cijfers stegen vanaf de jaren zeventig tot 2012 vrij consistent, maar daarna sloeg het om. Coronabeperkingen en onderwijs op afstand droegen bij aan deze achteruitgang, vooral op het gebied van rekenen en wiskunde, maar ook de daling tussen 2012 en het begin van de coronatijd was aanzienlijk. De omslag viel samen met het moment dat tieners hun gewone mobiele telefoon verruilden voor een smartphone, wat leidde tot een enorme stijging in de fragmentatie van aandacht tijdens een schooldag. Hier was, volgens Haidt, geen sprake van de egalitaire dystopie van Kurt Vonnegut, waarin de beste leerlingen een oortje moesten dragen dat hun gedachten verstoorde. Het waren juist de leerlingen in de onderste regionen van wie de toetsscores het sterkst daalden tussen 2012 en 2020. Deze leerlingen komen onevenredig vaak uit huishoudens met lagere inkomens, waarbij zwarte en latino-leerlingen oververtegenwoordigd zijn.

 Uit onderzoek blijkt dat zwarte en latino-kinderen met lagere inkomens gemiddeld meer tijd achter een scherm doorbrengen en minder toezicht kennen op hun elektronisch leven dan kinderen uit welgestelde witte gezinnen. (Over de hele linie blijken kinderen in eenoudergezinnen meer schermtijd te hebben zonder toezicht.) Dat lijkt erop te wijzen dat smartphones de onderwijsongelijkheid versterken voor zowel sociale klasse als ras. Met de ‘digitale kloof’ wordt niet langer bedoeld dat arme kinderen en raciale minderheden minder toegang hebben tot het internet, zoals men vreesde aan het begin van de jaren 2000. Inmiddels betekent het dat ze er minder tegen worden beschermd.

Internet ook een zegen

Natuurlijk is het internet ook een zegen voor het onderwijs. Denk aan alle goede dingen die een platform wereldwijd doet. Bovendien hebben leerlingen het internet nodig om onderzoek te doen en hebben leraren het internet nodig voor innovatieve lessen, demonstraties en video’s. Scholen moeten leerlingen leren om technologie te coderen en te gebruiken die hun vaardigheden vergroot, van statistische software tot grafisch ontwerp en zelfs  ChatGPT

Jonathan Haidt: ‘Ik zal dan ook nooit zeggen dat we moeten streven naar internetvrije scholen of dat we leerlingen van het internet moeten weghouden. Het zijn hun eigen digitale apparaten die leerlingen gedurende de schooldag met zich meedragen, die tot een slechte kosten-batenverhouding leiden. De telefoons van leerlingen zitten vol apps die zijn ontworpen om de aandacht van jonge mensen te trekken, door ze hoorbare meldingen te sturen waardoor ze worden weggeroepen uit de klas naar hun virtuele wereld. Dat is het meest storende voor het leerproces en voor relaties.’

Elke school waar de leiding beweert dat het bevorderen van verbondenheid, gemeenschap en geestelijke gezondheid belangrijk is, terwijl de school niet ‘telefoonvrij’ is, vist achter het net: actief handelen is nodig in dit opzicht om dagelijkse routines en verplichtingen aan te brengen, zodat school, werk, vriendschappen en buitenschoolse activiteiten zich goed kunnen ontwikkelen, omdat leerlingen een  sterke drang voelen om hun sociale media te checken. Ze liegen of vertonen bedrieglijk gedrag  om tijd online te kunnen doorbrengen, verkiezen sociale media vaak boven persoonlijke sociale interactie. Dit verhindert dat ze minstens acht uur slaap krijgen en het verhindert hen om regelmatig aan lichaamsbeweging te doen.

Jonathan Haidt, Generatie angststoornis. Wat sociale media met onze kinderen doen. Oorspronkelijk verschenen onder de titel The Anxious Generation: How the Great Rewiring of Childhood is Causing an  Epidemic  of Mental  Illness. Nederlandse vertaling: Karl van Klaveren en Indra Nathoe, Uitgeverij Ten Have, 2024. ISBN 978 90 259 1267 3.

[de Ware Tijd Literair, 21 februari 2025 ]


Jonathan Haidt is een Amerikaanse sociaal psycholoog. Zijn meest recente boek Generatie angststoornis over de gigantische, geestelijke schade van smartphones en social media werd een internationale besteller. Eerder verschenen zijn boeken Het rechtvaardigheidsgevoel en De betutteling van de Amerikaanse geest. Ook was hij te zien in de documentaire The Social Dilemma, over de verslavende werking van sociale media.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter