blog | werkgroep caraïbische letteren

Wat lezen we voor op 4 maart?

4 maart: Nationale Voorlees- en Verteldag. De redactie en kinderredactie van de Ware Tijd Literair stelden een vraag aan 10 mensen die met taal of onderwijs, of met doelgroepen voor voorlezen te maken hebben: aan wie zou u willen voorlezen op 4 maart en uit welk boek?

Helen Chang, voorzitter van de Nederlandse Taalunie in Suriname, wil op 4 maart voorlezen aan alle Surinaamse schrijvers en wel uit het zeer toepasselijke boek Leven om het te vertellen (2003), de autobiografie van de Latijns-Amerikaanse schrijver Gabriel García Márquez (1928), waarin hij een deel van zijn levensgeschiedenis geeft, maar ook de ontstaansgeschiedenis van zijn werken.

Yvonne Caprino, directeur van de Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname (PCOS), wil voorlezen aan bejaarden in Huize Albertine en wel uit Het levenswater van Ana Bolindo-Kondre door Ané Doorson (1927-1997), schrijver uit Nickerie. Het is een mondeling overgeleverd volksverhaal uit kringen van de balatableeders, over een echte ‘queeste’ (zoektocht), drie broers die op zoek gaan naar het ‘levenswater van Ana Bolindo’ dat hun vader moet genezen van blindheid. Een schitterend Surinaams sprookje!

Cynthia Mc Leod, auteur van historische romans, wil voorlezen in klas 5 of 6 van een basisschool. Het boek van haar keuze is: Rossy dat krantenkind (1952) van Ann Rutgers van de Loeff (1910-1990). Het is een waar gebeurd verhaal over een 14-jarig meisje uit Amerika dat haar broertje uit een brandend huis redt en zelf gehandicapt wordt.

Ellen Ombre, auteur van verhalenbundels, non-fictie en een roman, wil voorlezen op een VOS-school, uit Tijding van ver (1961) van een al bijna vergeten auteur uit de Nederlandse literatuur, Ferdinand Bordewijk (1884-1965). Het is een roman waarin de vervaging van de standenmaatschappij een belangrijk thema is met als negatieve bijwerking dat het leven ‘stijl gaat missen’. In het boek komt een Surinaams meisje voor dat in die tijd al in Nederland woont. Zij vertelt veel over de cultuur van haar land.

Sandra Purperhart is actief met leesbevordering te Abrabroki, ook in een bibliotheek. Daar wil ze op 4 maart de kleintjes vanaf een jaar of vier voorlezen uit Lafu van Cynthia Mc Leod. Lafu is het hondje van Sita. Het is een grappig verhaal over een hondje in een gezin. Lafu maakt dingen mee waar kinderen om moeten lachen: ‘Pe lafu de, y’ e tan leisi’, is het motto van Sandra.

Rappa/Robby Parabirsing, schrijver voor de jeugd en volwassenen. Bij zijn huis heeft hij een bibliotheek waar jongeren boeken komen lezen en lenen. Voorlezen wil hij aan die groep, meest leerlingen van eind mulo of begin havo/vwo, problematische lezers die liever niet lezen. Rappa kiest voor verhalen uit de tweede bundel, Holland heeft ook takru sani van de Surinaamse auteur John Wladimir Elskamp. Daarin staan moderne verhalen die deze jeugd aanspreken, soms lekker gewaagd.

M. Rust, directeur van Huize Ashiana, wil in de bejaardensoos voorlezen uit Hoe duur was de suiker? van Cynthia Mc Leod, een begrijpelijke keuze, want het is een van de meest geliefde boeken uit onze literatuur.

Raymond Sapoen, minister van Onderwijs en Volksontwikkeling, wil voorlezen in een eerste klas van een lagere school, uit Amaisa gaat baden, uitgegeven door de Stichting PCOS, als vastlegging van een van de thema’s uit het project ‘Vroege Taalstimulering’ in negen dorpen aan de Boven-Suriname. Opvoeders van kinderen die nog niet naar school gaan leren er de woordjes uit hun dagelijks leven in de schooltaal, zodat de kinderen die weer van hun mama of oma leren in de eigen omgeving. Een prachtige keuze van de minister, want die eersteklassers kunnen de eenvoudige zinnen over Amaisa die gaat baden thuis weer doorgeven!

Xaviera, 10 jaar, medewerker van de kinderredactie, kiest voor het boek Van mij mogen ze opvliegen (1993) van Corrie Hafkamp (1929). Dit boek gaat over ouders die vaak buitenshuis naar vogels gaan kijken, waardoor ze te weinig aandacht schenken aan hun kinderen. Aan wie wil Xaviera het voorlezen? Ze zegt: ‘ik ga dat niet voorlezen. Volwassenen moeten het voorlezen, aan al die mensen die niet naar hun kinderen kijken.’

Marijke Zschusschen, maatschappelijk werker aan het Heilpedagogisch Instituut Matoekoe voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking te Lelydorp, wil graag voorlezen aan de oudere pupillen, van 14 tot 18 jaar. Ze houden veel van Anansitori, maar het Nederlands is erg moeilijk voor hen. Daarom leest ze in het Sranan. Er bestaat een oude serie Sranan Anansi Tori, zoals Anansi nanga Freifrei, uitgegeven door het Instituut voor Taalwetenschap in Paramaribo omstreeks 1980.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter