blog | werkgroep caraïbische letteren

Waarom een gezonde samenleving goede literatuur en actieve lezers nodig heeft

Tekst lezing gehouden voor de Mongui Maduro Bibliotheek, Curaçao, februari 2020

door Brede Kristensen

Opmerking vooraf:

Een titel met drie knap onduidelijke bijvoeglijke naamwoorden vraagt om verduidelijking. Het is niet mijn bedoeling die bijvoeglijke naamwoorden scherp te gaan definiëren. Dat is zinloos. Immers, we weten alleen bij benadering wat we kunnen verstaan onder een:
– gezonde samenleving;
– goede literatuur;
– actieve lezer.

Stuk voor stuk hebben we hier te maken met rekbare begrippen, door ontelbare factoren bepaald. Trouwens, iedere definitie is per definitie een inperking! Alles in de werkelijkheid is oneindig gevarieerd. Zeker in het Caribische gebied. Ik ga dus ook focussen op een beperkt aantal factoren.

Wat betekent literatuur voor de samenleving?

De standaard antwoorden zijn bekend:

  • Mensen hebben ontspanning nodig. Literatuur is leuk voor mensen die lezen als een ontspannende bezigheid ervaren. Toen mijn nog jonge kinderen veel aandacht nodig hadden en ik het druk had met een beetje teveel werkzaamheden, had ik geen tijd voor romans, maar wel voor gedichten. Nog nooit las ik zoveel poëzie en dat hielp me op de been.
  • Maatschappij-kritische literatuur kan zeer nuttig zijn. Denk aan romans als De hut van Oom Tom, Oliver Twist, Max Havelaar, Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj, Zwarte huid, blanke maskers. De rij is eindeloos lang.

Er is nog een derde betekenis en die wil ik hier uitdiepen: literatuur stimuleert zelfkennis, mensenkennis in het algemeen en betekent een stimulans tot nadenken en leren.

Wat is leren?

In de Joodse traditie speelt ‘leren’ geen ondergeschikt rolletje. ‘Wie niet leert verbeurt zijn leven,’ zei rabbi Hillel. Leven is leren en vice versa. De Talmoed is ervan doortrokken. Daarbij moeten we in de gaten houden dat leren niet hetzelfde is als geïnformeerd worden. En iets weten wil ook niet zeggen dat er geleerd is. Einstein heeft zich daarover stevig uitgelaten: ‘Een kluns is in staat te weten. Het gaat erom te begrijpen. Want wie iets begrijpt wordt een ander mens.’ Ik weet niet of het werkwoord ‘begrijpen’ een gelukkige keuze is. Het gaat eerder om het toe-eigenen van kennis en het verkrijgen van inzicht. Dat maakt ons tot een ander mens. Dat maakt dat we ons ontwikkelen. Dat wijst op ‘leven’.

Nu een vraag: Leren, zelfkennis en mensenkennis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kan een interne dialoog gevoerd worden zonder medemensen? Socrates wist dat we alleen in de dialoog met de ander leren. Leren kan vergeleken worden met een chemisch proces door vuur op gang gebracht. De spanning tussen de ander en ik zorgt voor de vonk. Kijken we naar onze eigen innerlijke dialoog, dan horen we altijd geluiden van medemensen. Zonder die geluiden van buiten zouden we in een egocentrisch kringetje gevangen raken. Als ‘de ander’ niet in ons is, is er amper sprake van bewustzijn. (Édouard Glissant)

We leren van anderen, en vooral door ons in een ander te verplaatsen en de wereld door de ogen van die ander te zien. Die er anders uitziet dan gezien door onze eigen ogen. Door onszelf door de ogen van een ander te zien, ontwikkelen we zelfkennis. De ander werkt als een spiegel. Maar menselijke spiegels zijn troebel, onze kijk op elkaar wordt belemmerd door vooroordeel, wensdroom, verliefdheid, afgunst, haat, irritatie, angst en in het dagelijkse leven vooral de verborgen agenda, onze belangen.

Laat me het zo zeggen. We kijken nooit belangeloos naar de ander. Dat brengt mij naar het volgende punt.

Nut van literatuur

Een roman schotelt ons een beeld van anderen voor, waar we belangeloos en zorgeloos naar kunnen kijken. We maken kennis met een romanpersonage zonder dat onze eigen belangen onze waarneming doorkruisen. We hebben niets te winnen, niets te verliezen. We kunnen onbekommerd observeren en reflecteren, zonder welke agenda dan ook. Daarom meen ik dat een roman vaak evenveel mensenkennis biedt als een psychologiecollege. Maar dan moeten we wel aan een roman denken waarin personen en persoonlijkheden zich in relatie tot anderen ontvouwen.

Een aparte anekdote. Premier Theresa May was bezig haar brexit-akkoord voor de zoveelste keer door het parlement te loodsen, in de nogal naïeve verwachting dat een meerderheid haar voorstel ooit een keer zou goedkeuren. Haar Schotse collega Nicola Sturgeon adviseerde haar: Theresa, wordt het niet tijd eens een roman te lezen? Bijvoorbeeld van de Jamaicaanse Andrea Levy: Small Island (2004). In die roman worden schellen van ogen getrokken, waardoor de hoofdpersonen elkaar eindelijk gaan zien zoals ze zijn, in plaats van zoals wij hopen dat ze zijn. Het begin van een leerproces dat ook een veranderingsproces is.

Laat me nog enkele voorbeelden geven.

In Dubbelspel (1973) van Frank Martinus Arion maken we kennis met vier dominospelende mannen. That’s all. We leren ze alle vier kennen: hun karakteristieke kijk op het leven, op vrouwen, medemannen, kansen, risico’s, liefde, seks, frustratie, zelfs op politiek. Ze wikken en wegen, ze argumenteren en vrezen. Ze houden zichzelf voor de gek en denken dat anderen het niet door hebben. Zeker, er is een plot. Maar niet de plot is het geheim van de roman. Het zijn de onvergetelijke zeer menselijke hoofdpersonen! Ze blijven spoken in ons hoofd en houden ons een spiegel voor.

Frank Martinus Arion. Foto © Michiel van Kempen

Hoeveel lezers hebben zichzelf en hun familie niet herkend in Gabriel Garcia Marquez’ 100 jaar eenzaamheid (Cien años de soledad, 1967). De Buendia’s zijn onvergetelijke ploeteraars. De eerste voorvader hield zich, veel betekenend, met alchemie bezig, de wetenschap van de kwaliteitsverbetering. Een sprekender spiegel kunnen we ons als moderne mensen, druk in de weer om individueel en collectief middels technologie ons leven te verbeteren, niet indenken. Wat een geploeter in 100 jaar eenzaamheid. De roman kunnen we als illustratie van het boek Prediker lezen. Gelukkig is er ook een andere kant en maken we in Liefde in tijden van cholera (El amor en los tiempos del cólera, 1985) kennis met Florentino Arizo, die op latere leeftijd eindelijk verenigd wordt met zijn geliefde Fermina Daza. Ik zou denken een roman van de hoop.

Welke was Garcia Marquez’ in eigen ogen meest geliefde roman? De kortste, over de kolonel die nooit post krijgt! (El coronel no tiene quien le escriba, 1961) Een minimum aan woorden sorteert hier een maximum effect omdat het de lezer dwingt zijn verbeelding te gebruiken. De lezer wordt op charmante wijze geactiveerd. Hij ontsnapt niet aan de uitdaging tot participatie. Dit is wat C.S.Lewis naar voren bracht in zijn An Experiment of Criticism (1961). Wat is goede literatuur? Literatuur die tot meedenken stimuleert. Niet in de zin van een detectiveplot waar de lezer wordt uitgenodigd te raden wie het deed. Nee, een goede roman is niet af en laat de lezer niet los. Goede literatuur dwingt tot goed lezen, tot nadenken wat als het ware tussen de regels door valt te lezen, tot meedenken met de auteur en zodoende ‘mede-auteur’ te worden. Want het onvermijdelijk zal dan ook plaatsgrijpen: de lezer gaat verder, om niet te zeggen ‘gaat met de personages aan de haal’. Hij leest dingen die de auteur zelf niet bedacht had. Want goede en geloofwaardige personages zijn niet af, ze leiden een eigen leven. En dat eigen leven komt tot leven doordat ze in contact komen met het leven van de lezer. Er komt een dialoog op gang. De lezer leert het personage beter kennen en ook zichzelf.

Dat is wat in hoge mate gebeurt in de Kolonel krijgt nooit post. Dit korte verhaal heeft iets van een sprookje. Daarom nu iets over sprookjes.

Sprookjes en de activering van de lezer

Millennialang zijn wij mensen opgevoed met sprookjes. Zelf werd ik door mijn Noorse tante met Noorse sprookjes opgevoed. Welke vonden wij, mijn zus en ik, het mooist: altijd de kortste, die eindeloos opnieuw verteld konden worden in eindeloze variaties. Ooit ontmoette ik in een Amsterdamse boekhandel bij toeval Ben Okri. We raakten aan de praat over de literaire verbeelding. Hij vertelde me dat het door de sprookjes was waarmee hij in Nigeria werd opgevoed dat zijn literaire verbeelding was ontwaakt. Sprookjes doen altijd een beroep op onze verbeelding. Een goed sprookje geeft aanleiding tot meer-dimensionale reflectie. Laat me een Arubaans voorbeeld geven uit de tijd van de Indianen, ons (of althans mij) overgeleverd door Ernesto Rosenstand.

Het sprookje gaat over een meisje dat Guadirikiri heet. Op een dag krijgt Aruba bezoek van indianen uit het land dat we tegenwoordig Venezuela noemen. Er is ook een jongeman bij en die wordt op slag verliefd op Guadirikiri. De liefde is wederzijds. Maar helaas, de vader van Guadirikiri ziet niets in deze relatie. De jongeman zou haar kunnen meenemen naar Venezuela. Dus besluit de vader zijn dochter maar op te sluiten in een grot, onvindbaar voor de jongeman. Die verlaat het eiland in grote droefenis. Hij kan Guadiriki niet vergeten. Daarom keert hij terug om haar te zoeken. Hij komt iemand tegen die hem verklapt waar Guadiriki zich bevindt. Hij weet haar uit de grot te bevrijden en dolgelukkig vertrekken ze samen naar Venezuela. De volgende dag, als de vader eten en drinken komt brengen naar de grot van Guadirikiri, vindt hij tot zijn grote verbazing die grot leeg. Hij loopt naar binnen. Op de achterwand van de grot is een lichtschijnsel te zien. Daaronder staat iets geschreven: ‘als het teken van de Zon hier zichtbaar blijft, zal ik terugkeren’. Sindsdien wordt de grot ‘Guadirikiri’ genoemd. Maar dat ter zijde. Dit korte sprookje komt me voor als een mirakel van diepzinnigheid. Het geeft de luisteraar of lezer van alles te denken. En dat is wat sprookjes behoren te doen. (Zie hierover mijn Caribisch enigma, een odyssee in een collage, 2019, p. 119.)

Ernesto Rosenstand

Een paar conclusies

Ik trek een paar conclusies:

Goede literatuur activeert de lezer tot ‘lezen’ (ook in de zin van het ‘lezen’ van medemensen en van onszelf)

  • Goede literatuur stimuleert het denkproces en leren. Goede literstuur biedt mensenkennis en bevordert zodoende de mogelijkheid tot dialoog in de samenleving. Literatuur oefent een activerende werking.
  • De ‘gezonde samenleving’ is een samenleving die ruimte biedt voor ontwikkeling en dialoog. Niet een samenleving die slechts de reproductie van een of andere ‘ideale’ mens bevordert. Maakt niet uit wad die ideale mens is: de socialistische mens, de consumerende mens, de ondernemende mens, de mens in een kaste of noem maar op. Literatuur open de ogen voor ‘het andere’.

Een opmerking over Johan Daisne (België)

Johan Daisne. Met zijn indrukwekkende belezenheid, zijn fantastische gedachtesprongen, zijn wonderlijke oeuvre en positie als bibliothecaris van de stadsbibliotheek in Gent, mogen we hem wel de ‘Luis Borges’ van België noemen. Terecht wordt hij gezien als de eerste serieuze magisch-realistische auteur in het Nederlandse taalgebied. Interessant zijn bovendien zijn beschouwingen over magisch-realisme! Een citaat uit De trap van steen en wolken (1941). Twee geliefden, Hermine en Lothar, zijn met elkaar in gesprek over hun relatie. Dan overweegt Hermine: ‘Die obsessie van de droom die we door ons leven hebben geweven en die er niet meer uit los te tornen is omdat hij – verschillend van het leven – er toch wezenlijk bij hoort, er zelfs de oorzaak en reden van is….. de geheimzinnige twee-eenheid van droom in realiteit en van realiteit uit droom – begin van alle kunst’ (p. 158). Deze regels vinden we in min of meer gelijkaardige vorm terug in zijn essay Wat is magisch-realisme (1958). De droom ontstaat niet in een gesloten, tijdloze wereld waar alles, netjes geordend, tot in eeuwigheid als een uurwerk functioneert. De droom ontstaat in de pluriforme werkelijkheid waarin we met het mysterieuze, onbekende andere worden geconfronteerd. Zo wordt ‘een magnetisch lichtveld’ gevoed dat visioenen van een andere wereld oproept’, alsook een springplank naar de toekomst (p. 51).

Ik wil wijzen op de verwantschap met Alejo Carpentier’s idee over lo real maravilloso. Hij bedoelt hiermee dat het Caribische gebied dusdanig gevarieerd is, pluriform, dat er niet meer zoiets bestaat als het ‘oude alom geloofwaardig vertrouwde’. De werkelijkheid toont zich continue als verrassend wonderlijk waardoor de grens tussen magie en werkelijkheid poreus is geworden. Ofwel, er kan gemakkelijk gedroomd worden.

In de ogen van Daisne bevrijdt het magisch-realisme ons van determinerend, werkoorzakelijk denken, om doeloorzakelijk denken te activeren. Dat is Aristoteles in de kern. Het menselijk leven mag dan wel gegrond zijn, om niet te zeggen ‘geaard’, in de materiële werkelijkheid en daaruit voortkomen als een entiteit, gedetermineerd door materie en vorm, gedreven door werkoorzakelijkheid wat we voor het gemak maar ‘causaliteit’  noemen. Indien we de doeloorzakelijkheid, ofwel de causa finalis, over het hoofd zien, worden we slachtoffer van omstandigheden. Aristoteles begreep dat louter causaal denken een verlammende werking kan oefenen. We gaan onszelf als een product van omstandigheden zien, slachtoffer wellicht, met rancune als gevolg. We verzuchten: nu begrijp ik waarom ik ben zoals ik ben. Het doeloorzakelijke denken dynamiseert daarentegen. ‘Hoe ben ik zo geworden’ tegenover ‘wie wil ik worden’. Oftewel: ‘Ik ben wie ik wil worden’ of ‘ik wil worden, daarom ben ik’. Vitalisering tegenover paralysering. We zijn op weg… ergens heen. Als je het precies weet is het geen toekomst meer! Is er geen tijd meer. Staat alles stil. ‘De droom maakt alles waar’ (J. Daisne, Wat is Magisch-realisme?, 1977)

Zeker, er zit iets magisch in het gebeuren van de tijd. Er zijn vonken die overschieten. Maar wanneer we de aandacht op de onbekende toekomst richten en beseffen onderweg te zijn naar een ons omringende, hogere en onbekende werkelijkheid, in wolken gehuld, zou het beter zijn te spreken van ‘mystiek-realisme’. Een term die in mijn ogen het denken van Daisne perfect karakteriseert.

Een opmerking over Édouard Glissant (Martinique)

Edouard Glissant, dichter, essayist, filosoof, schreef ondermeer: Poétique de la relation (1990). Poëzie moeten we in zijn oorspronkelijk, Griekse betekenis zien als ‘poeisis’: iets, een waarheid of een inzicht tevoorschijn brengen of oproepen. Dat is wat literatuur, poëzie wil doen. Glissant betrekt poëzie op relaties in de realiteit. Of beter op de dialoog tussen personen, die ongelijk zijn. Gelijke mensen kunnen geen dialoog tot stand brengen.  Ze hebben de neiging elkaar in hun meningen bevestigen. Echter, tussen ongelijke mensen ontstaat een ‘magnetisch veld’ (om deze term van Daisne te gebruiken). De vonken kunnen ervan af vliegen en het wonderlijke is dat beide partijen juist daarvan leren! Dit is wat literatuur ook doet en waarvan de lezer kan leren.

Het Caribische gebied kent geen vaste dominante cultuur waarin mensen elkaar prettig bevestigen in hun overtuigingen. Het Caribische gebied is eindeloos hybride en ongelijkaardig. (NB: culturele ongelijkheid is positief, maar machtsongelijkheid is destructief, dat is iets heel anders.) De onbekendheid met de ander, maakt dat die ander ons als ondoorgrondelijk, opaak voorkomt. De werkelijkheid eveneens. Ontmoetingen en dialoog vergroten de doorzichtigheid en bevorderen inzicht. En dus, concludeert Glissant, vormen de hybridische Cariben een leerparadijs.

Conclusie

Laat me eindigen met een beroemd citaat uit het werk van Cola Debrot dat schitterend aansluit bij wat Glissant naar voren brengt: ‘mijn eenheid der verscheidenheden is niet die van een bol waarin de verscheidenheden in de eenheid worden opgeheven, doch die van het kristal, waarin de verscheidenheden elkaars schoonheid weerkaatsen en onzegbaar verhogen’. (‘Tegenstellingen’, Verzameld Werk V, 1987). En wie Daisne’s essay over magisch realisme er op naslaat zal op p. 55 woorden van vrijwel dezelfde strekking vinden.

U begrijpt het wel: literatuur kan ons helpen ervoor te zorgen dat de zon in de grot blijft schijnen en de samenleving haar menselijkheid niet verliest. (Tussen haakjes, dit is wat ik geprobeerd heb naar voren te brengen in mijn Caribisch Enigma, Haarlem 2019.)

1 comment to “Waarom een gezonde samenleving goede literatuur en actieve lezers nodig heeft”

  • ‘De Hut van Oom Tom’. Jawel, de grote schoonmaak is begonnen! En terecht. Nu nog even van het religieuze onderscheid af en ook de toekomst kan in serene steriliteit herbeginnen. Iedereen een niet bestaande huidskleur, en iedereen volgeling van het niet bestaande xzemenisme. Vrede op Aarde, vrede tot in de fragielste regio. Overleeft natuurlijk de vraag of eenheid en tolerantie garant staan voor een gezonde samenleving. Want, in alle serieusheid: zou een klein beetje resterend etnisch onderscheid en een klein beetje resterende religieuze frictie niet nóg gezonder zijn? Zonder discussie geen actieve lezers, en andersom. Zonder griepvirusjes geen weerstand. Zonder onbedwingbare weerstand – Sturm und Drang! – geen goede literatuur. Goede Heer, neemt U ons alstUblieft niet al onze onvrede af!

    Benjamin Bakker

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter