blog | werkgroep caraïbische letteren

Vreemdelingen in het paradijs (9)

door Willem van Lit

Dit is deel 9 van het vierde hoofdstuk van mijn boek in ontwerp over de Nederlands Caribische eilanden. Onaantastbaarheid en het gebruik van ironie, maar ook list en bedrog om te overleven. Met verwijzingen naar onder andere Miriam Sluis, Rose Mary Allen en Rutgers en ook weer Boeli van Leeuwen.


De ultieme behoefte onaantastbaar te zijn

Ironie. Ik kom nog even terug op de humor van Van Leeuwen. De verontschuldigingen die hij noemt, liggen in dezelfde lijn als uitspraken dat je niet jezelf hebt verwond aan het mes, maar dat het mes jou heeft gesneden. Daar zit een serieuze ondertoon in. Zelf heb ik daarvan ook een aantal voorbeelden kunnen noteren uit de krantenberichten. In aflevering 88 van mijn weekboek 1) schreef ik over een krantenartikel. Een politieagent was op heterdaad betrapt bij het doorlaten van drugskoeriers. Hij beweerde onschuldig te zijn. Anderen hadden hem erin geluisd, beweerde hij. Hij was niet tegen de lamp gelopen; hij was “tegen de lamp geduwd”. Hij bedoelde dit zelf niet ironisch; hij was ten diepste verontwaardigd over het vileine verraad dat hem getroffen had. Het illustreert op geheel eigen wijze de “strategische retraite”, door niet te verwijzen naar de reden van aanhouding, maar naar het feit dat hij buiten zijn schuld om was betrapt op iets strafbaars.

Een dergelijke instelling duidt des te meer op het anarchistische karakter, waarvan de daden als volkomen terechte handelingen worden ervaren; het hoort bij het ingeslepen gedrag en het is een structureel onderdeel van deze houding en instelling. Ook Anthony Godett, de politicus van de FOL 2) was verontwaardigd en teleurgesteld toen hij in 2004 voor fraude werd veroordeeld tot veertien maanden in de gevangenis. Hierdoor kon hij geen premier van de Antillen worden. Hij liet zich vervangen door zijn zuster Mirna. De verontwaardiging betrof het feit dat hij zei verraden te zijn, niet het criminele karakter van de daad zelf. Ondanks het feit dat hij vervolgd was, haalde hij met zijn partij vlak voor zijn veroordeling een klinkende electorale overwinning. Het was alsof een deel van de Curaçaose bevolking hem wilde belonen. Hij werd in die periode door sommigen zelfs gezien als volksheld. Hij beleefde zijn hoogtijdagen als politicus.

Anarchie. Onaantastbaarheid en zelfredzaamheid. Deze laatste twee begrippen hanteert Miriam Sluis om een dergelijke houding te verklaren, maar tegelijkertijd ook het succes van zo’n houding. 3) Mensen herkennen de werking van deze drang tot overleven onmiddellijk als het gaat om de verhouding tussen de meester en de ondergeschikte. Het lijkt een reflex te zijn uit het verleden, eentje die altijd op begrip kan rekenen; de herinnering uit de tijd van de knechting en onderdrukking. Het is de manier van sluw opereren die hier bewondering wekt en dit komt ook naar voren uit de verhalen van Compa Nanzi, de spin; het zijn verhalen die meegenomen zijn uit Afrika.4)

“De spin is geweldig vraatzuchtig en in staat tot alle immorele daden om aan voedsel te komen. Daarvoor bedriegt hij zijn eigen gezin en doodt hij eventueel wie hem in de weg staat. Met zijn onuitputtelijke slimheid weet hij zich steeds voedsel te verschaffen.
Interessant aan de Compa Nanzi-verhalen is hun inhoudelijke ontwikkeling. Was de spin in zijn web in zijn Afrikaanse oorsprong een sacrale figuur, voor de slaven in het Caribische gebied personifieert hij in de eerste plaats het sociale protestkarakter van de zwakke maar slimme underdog die het tegen de ogenschijnlijk veel sterkere opneemt en steevast wint: de slaaf contra de meester. Met de migratie van de Caribische mens naar Europa is de spin tot allochtoon geworden die als minderheidsmens zich in het voormalige moederland moet leren handhaven. Compa Nanzi is onuitroeibaar en het genre is springlevend”.5)

En dus, als we de “strategische retraite als nobele onderneming” van Boeli van Leeuwen rechtstreeks als ironie ervaren, herkennen we de serieuze onderstroom van de bewonderde geslepenheid te overleven hier ook direct. De verhalen van Nanzi zijn doortrokken van spot en men lacht hartelijk om zijn sluwe streken, waarbij men eigenlijk het wrange van de sociale verhoudingen weet te relativeren doordat men doortrapt gedrag door de vingers ziet, ja zelfs – soms luidkeels – goedkeurt. De perfide daad is niet waar het om draait; het feit dat men betrapt of verraden wordt, is object van woede in dit geval. Pas bij de heterdaad loopt men beschaming op; men kan zich niet verweren; men verliest de onaantastbaarheid op dat moment.

Zelfredzaamheid en de ultieme behoefte onaanraakbaar of onaantastbaar te zijn, roepen de toestemming op tot bedrog te komen en anarchie te voeren: hún moraal is niet de onze. Het is een vorm van trotseren van macht: ontkomen aan de beschaming. In het woord trotseren zit het woord trots; men wil hoe dan ook uitstijgen boven de fataliteit waarin de ongelijkheid onwrikbaar verankerd ligt.

De cultureel antropologe Rose Mary Allen geeft in haar proefschrift ook voorbeelden van deze uitingen. 6) Het zijn verhalen die zij uit de orale overlevering op Curaçao heeft opgetekend en die een beeld geven van de emancipatie en ontwikkeling na de vrijlating in 1863. Een van de verhalen gaat over Wan Pe, een slaaf die wordt bewonderd als een bijzonder iemand omdat hij de moed had zijn meester op verschillende manieren te bedriegen. Hij steelt uit de boomgaard, vlucht en duikt onder. Het is een daad van verzet. Hij dreigt betrapt te worden, maar niemand kan hem vinden. Wan Pe verbergt zich op een listige manier die uiteraard bewondering wekt. Het is ook een daad van overleving en zelfredzaamheid. Als op een dag de vrouw van de slavenmeester ziek wordt, brengt men haar gedragen op een stretcher naar de stad. Wan Pe ziet vanuit zijn schuilplaats dat de dragers dit niet goed doen. Hij komt tevoorschijn en zorgt ervoor dat de meesteres op een goede manier de stad bereikt, terwijl hij liedjes zingt in het Guinees (de oude Afrikaanse taal). Doorgaans wordt het zingen in die oude taal als iets brutaal en slecht gezien. De meesteres geeft aan dat men Wan Pe met rust moet laten. Zij geeft hem echter niet zijn vrijheid en hij is gedwongen zich toch weer te verstoppen. De moraal van het verhaal is volgens Allen dat Wan Pe, ondanks dat hij slecht behandeld werd door zijn meesters en dat hij gedwongen is door list en bedrog zijn status hoog te houden, hij toch geen wrok koesterde. Hij bleef zijn waardigheid behouden. Trots. Daar gaat het in dit verhaal om. Maar dat moet mede met list en door sluwheid gebeuren, naast de grootsheid geen wrok te koesteren. Na het voorval moest hij terug naar zijn schuilplek en hij moest constant op zijn hoede zijn. List als overlevingsmiddel is dus volkomen verantwoord. Niemand is echter ook te vertrouwen. “Bo no mester konfia ni bo planta di man, pasó e ta manda bo boka”. “Je mag zelfs niet je eigen hand vertrouwen omdat deze ook je mond beheerst”.

De tragiek van de pathetische omhelzing, die zich constant voortsleept van de ene beschaming naar de volgende, kan dus gevat worden in de innige fataliteit van de menselijke verhoudingen. Deze worden gekenmerkt door de herinnering aan de slavernij, die zo klip en klaar zichtbaar en voelbaar blijft door het kleurverschil van de huid. Men kán zichzelf niet bevrijden door bijvoorbeeld kleurloos te worden. Men ontsnapt niet aan elkaars dodelijke verbondenheid. List lijkt de enige uitweg te zijn.

[vervolg klik hier]

1) Willem van Lit, Atlantisch Rendez-vous, pag. 158 – 159.

2) Frente Obrero i’Liberashon, FOL, politieke partij op Curaçao.

3) Miriam Sluis, De Antillen bestaan niet, pag. 91. – 128.

4) Miriam Sluis, De Antillen bestaan niet, pag. 108.

5) Wim Rutgers, Tropentaal, 200 jaar Antilliaanse vertelkunst, pag. 26.

6) R.M. Allen, Diki manera? A social History of Afro-Curaçaoans 1863 – 1917, pag. 82.

Klik hier voor deel 1 , 2, 3, 4, 5, 6, 7 en deel 8.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter