blog | werkgroep caraïbische letteren

Vreemdelingen in het paradijs (8)

door Willem van Lit

Dit is het 8e deel van het vierde hoofdstuk van mijn nieuwe boek over de Nederlands Caribische eilanden. Ironie. Spot. Dat is ook een mechanisme voor de poging afstand te nemen van de tragedie van de herinnering, het verleden waar men maar niet van los kan komen.

De tragedie van de herinnering (vervolg)

Marcha en Verweel vinden – oh, ironie – op één van de aspecten van de apathie toch nog een positief punt en dit is – wat zij zelf noemen – de paradox van het zwijgen. Dit – het zwijgen – is een vorm van protest. Het zwijgen wordt gebruikt als “wapen tegen de veroorzakers van angst” .1) Ze beschrijven dit als een manier van afstand nemen zodat ze als het ware boven de dingen van de dagelijkse ellende staan; het is een poging onaanraakbaar te worden, onaantastbaar. Zo houdt de Curaçaoënaar zijn eigenheid en trots, waardoor hij in staat is de dingen op zijn eigen manier te doen. Het is volgens de schrijvers een bron van vitaliteit; de Curaçaoënaar kan zichzelf zo handhaven, sterker nog: uitgroeien tot een persoonlijkheid. En dit is – zoals Sloterdijk opmerkt – de positieve kant van de thymos, de energie die de puls tot leven op gang houdt, de andere kant van de destructieve woede.2) Bij dat afstand kunnen nemen komt ook onmiddellijk de kracht van de ironie naar voren. Marcha zegt: “Een eiland waar men met gevoel voor zelfspot zegt dat men kampioen is in het ten onder gaan”. 3)

Ironie als middel om van mensen zelfdenkers te maken. Zoals Socrates dat bedoeld heeft schreef Kierkegaard, waarbij men zichzelf leert kennen. Niet alleen de zwaar-op-de-hand-liggende-dreiging, de afschrikking in het priemend vragen stellen, maar juist ook de luchtige spot is het middel om de ellende op het voetstuk te laten bewegen, de ernst die onder de aandacht is, te laten verschuiven op het plateau. Juist degenen die in zuur gedrenkt blijven zitten en die niet in staat zijn zichzelf en hun eigen opvattingen te relativeren, zijn verdacht. Ook als we anderen in hun overtuigingen en positie onder elke omstandigheid ernstig nemen, zijn we niet in staat helder en klaar naar hun verrichtingen te kijken. Spot is een oefening in zelfrelativering, zoals Kierkegaard heeft opgemerkt (zie mijn hoofdstuk 3). Men zal niet vreemd opkijken dat ironie ook gevonden wordt bij het Antilliaanse en Curaçaose onbehagen; de tragedie wordt op zijn kant gezet. Hij wordt anders niet meer hanteerbaar. Dit vinden we regelmatig terug in de kranten. Zo staat in de Antilliaanse krant Amigoe regelmatig een stuk van Vaders, die in ernstige verwijzingen nogal eens de spot drijft met de gang van zaken. Ook Reinoud van den Berkhof legt in zijn columns in het Antilliaans Dagblad of bij Radio Nederland Wereldomroep veelal lichte ironie in zijn commentaar. Het tilt de zwaarte van de Antilliaanse dagelijksheden even over hun ernst heen.

“De zonen van het Noorderstrand leven vanuit een schuldcultuur; wij vanuit de schaamtecultuur. Niet wat we doen of laten is goed of slecht, maar wat anderen van ons te weten komen maakt iets goed of slecht. Het woord ‘alibi’ betekent ‘ergens anders’. De kunst is nu om altijd een alibi te hebben, en ergens anders te zijn geweest. Bij de dokter en niet in Campo Alegre, bij de apotheker en niet in Hotel Venezuela, bij je zieke moeder en niet in je bootje aan de blauwe rand”. 4)

Boeli van Leeuwen noemt zijn Curaçaoënaars geniale anarchisten. In dit stukje doet hij dat op humoristische wijze uit de doeken. Hij zegt dat je je pas hoeft te schamen als je betrapt wordt; eerder niet. Niet dát je iets verkeerd doet, is goed of fout. Je moet ervoor zorgen dat het niet bekend wordt. Je moet de schaamte te lijf gaan bij heterdaad. Hij schrijft dat de Curaçaoënaar een “strategische retraite als nobele onderneming” ziet, “die tot de Schone Kunsten gerekend dient te worden”. Hij noemt een aantal excuses:

“’Ze hebben mijn houten been gestolen’.

‘Mijn grootmoeder heeft een speelgoedtrein, waar ze op zat te sabbelen, ingeslikt’”. 5)

Maar het kan ook inktzwart zijn. Ironie die tot walging drijft en waarbij mensen in hun extreme spot geen grens meer lijken te kennen en het ijzingwekkend cynisme aan het oppervlak komt. Nadat Paul Rosenmüller en Cees Maas in september 2011 een kort onderzoek naar integriteit van bewindspersonen op Curaçao hadden afgesloten, werd op Facebook een aantal gemanipuleerde foto’s van o.a. Rosenmüller, minister Donner en de PVV-politicus Wilders geplaatst in Wehrmacht- of SS-uniformen of afgebeeld als nazibons. 6) In het Antilliaans Dagblad verscheen hierover een artikel met bijbehorende foto’s. De verwijzing en de boodschap zijn duidelijk. Zelfs Rosenmüller, die in Nederland zo ongeveer als de verpersoonlijking wordt gezien van politiek correct gedrag, is als nazi en racist afgebeeld. Onontkoombaar en ongenaakbaar brandmerkt men hem op een ontluisterende manier met de grote R van racist. Het is gitzwarte ironie, gemaakt door zelfgenoegzame nihilisten, die geen grens meer kennen. Men drijft de beschaming door tot troebele verwijzing tot het niveau van persoonlijk geweld.

We kunnen de redenering ook omdraaien. In de sfeer van het multicultureel samenleven zijn we in het Europese deel van het koninkrijk kennelijk iets vergeten: dat er ergens in de Caribische zee nog zo’n zes eilanden liggen die tot dit rijk behoren. Misschien hebben we iets over het hoofd gezien toen we aan de Noordzeekant druk waren met vechten voor gelijkwaardigheid en tegen racisme en discriminatie, anders zouden de huidige verhoudingen minder zwaar belast zijn met ruzies, waarbij een deel van onze rijksgenoten aan de overkant verwijzen naar (neo)kolonialisme, geschiedvervalsing, slavernij, onderdrukking en minachting. Een hele serie Nederlandse politici van toch onbesproken correct gedrag (zoals Roger van Boxtel, Thom de Graaf, Alexander Pechtold en Ank Bijleveld) heeft in hun verantwoordelijk voor koninkrijkszaken (een portefeuille zonder groot prestige zoals Miriam Sluis terloops wel eens opgemerkt heeft) mogelijk niet altijd overtuigend kunnen zijn in goede bedoelingen.

[vervolg klik hier]

1) Marcha en Verweel, De cultuur van de angst, pag. 117.

2) In hoofdstuk 1 van dit boek wordt dit door mij vermeld. Het komt uit Woede en Tijd van Sloterdijk, pag. 19.

3) V. Marcha, Emancipatie, beeldvorming en etniciteit, Nieuw leven op oude ruïnes, pag.

4) Boeli van Leeuwen, Geniale anarchie, pag. 78.

5) Boeli van Leeuwen, Geniale anarchie, pag. 79.

6) Rosenmüller, Maas en Hillebrink, Doe het zelf, rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao, ingesteld bij Koninklijk Besluit van 8 augustus 2011, 30 september 2011.

Klik hier voor deel 1 , 2, 3, 4, 5, 6 en deel 7.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter