blog | werkgroep caraïbische letteren

Vragen en antwoorden over slavernij

door Jerry Egger

.

De stroom van nieuwe boeken en artikelen over verschillende aspecten van slavernij is nauwelijks meer bij te houden. Maar de meeste van deze publicaties zijn bestemd voor een relatief klein academisch geschoold publiek. Ook een groter publiek dat niet alleen bestaat uit nazaten van slaafgemaakten vraagt om informatie over dit onderwerp. De eerste gedachte die opkomt bij het zien van 20 Questions and Answers about Dutch Slavery and its Legacy  is dan ook: goed idee. slavernij

Geef op een overzichtelijke manier en vooral in een niet te dik boek antwoord op vragen die te maken hebben met het Nederlandse aandeel in de (Afrikaanse) slavernij. De vele discussies in de afgelopen jaren niet alleen in de academische wereld maar ook onder het grote publiek hebben geleid tot de roep om informatie die op een handzame manier wordt gepresenteerd. Geen dikke boeken maar de essentie van het debat. Stephen Small en Sandew Hira hebben twintig vragen geformuleerd en daar antwoord op gegeven in een publicatie van tachtig bladzijden. Het is in het Engels geschreven om zo een breder internationaal publiek te bereiken. Tegelijkertijd is het de vraag of een groot Nederlandstalig publiek wordt bereikt bij een dergelijke keuze. De debatten worden uiteraard niet alleen in Nederland gevoerd, maar omdat bijna uitsluitend wordt gekeken naar de Nederlandse rol in de slavernij blijft het de vraag of de taalkeuze wel een juiste is. Een editie in het Nederlands zou zeker geen overbodige luxe zijn. Welke vragen worden er gesteld? De nadruk ligt op de rol die de Nederlandse staat in de loop der eeuwen heeft gespeeld in het transport van miljoenen Afrikanen die werden gedwongen in de Amerika’s te werken. Wanneer begon het en waarom? Welke rol hebben Afrikanen zelf gespeeld in het geheel? Verder vragen de twee auteurs zich af wat de economische, politieke, sociale en culturele basis was voor deze vorm van slavernij? Ook wordt gekeken naar verschillende manieren hoe de erfenis hiervan doorspeelt in het heden. Het is nogal wat om dit alles kort en duidelijk te beantwoorden. Korte antwoorden op zo een complexe historische gebeurtenis die meer dan vierhonderd jaar heeft bestaan leiden soms dan ook tot simpele en simplistische manieren om uit te leggen wat er gebeurd is. slavernij

De eerste vraag laat al direct zien hoe de historie wordt benaderd. Wanneer begon de Nederlandse betrokkenheid bij het hele slavernijgebeuren? De auteurs geven aan dat inheemsen de eerste slaven waren in de Amerika’s. De Nederlanders maakten deze oorspronkelijke bewoners tot hun slaven. Pas later werden Afrikanen gehaald om hun plaats in te nemen. Zij verwijzen ook nog naar de verhalen van De las Casas die het opnam voor de inheemse bevolking. Zij eindigen het antwoord op deze vraag door te zeggen dat het systeem van de slavernij begon met Europeanen in de Amerika’s die hun landgenoten de opdracht gaven om te zorgen voor een geregelde aanvoer van Afrikanen om het werk te doen op de plantages. Het is kort, bondig, zo een drie en een halve bladzijde. Prima, denk je maar allerlei nuances worden weggelaten. Het verhaal van de komst van Columbus en andere Europeanen vanaf 1492 laat zien dat zij zeker in de beginfase rekening moesten houden met de inheemsen en dat zij veel te zwak waren om een directe confrontatie aan te gaan met deze bewoners. Dit zou pas later geschieden. Ook de Nederlandse avonturiers in de Amerika’s kwamen af op de mogelijkheden om handel te drijven. Vandaag de dag wordt het verhaal van de relatie tussen inheemsen en Europese veroveraars gezien als complex en zeker niet een van alleen winnaars en verliezers. Uiteraard moet niet uit het oog worden verloren dat de inheemsen daadwerkelijk een enorme klap hebben gekregen van de Europese drang om te plunderen en te veroveren. Zij hebben zich echter ook verzet tot ver in de negentiende eeuw en op sommige Caraïbische eilanden pleegden zij liever massaal zelfdoding dan zich te ontwerpen aan Europeanen. Enkele regels hier en daar en het verhaal zou wat genuanceerder overkomen bij lezers. slavenschip

Ten slotte nog iets over het begin van Afrikaanse slaafgemaakten en hun bestemming. Nu wordt aangenomen dat al rond 1440/1444 de eerste slaafgemaakten naar plaatsen zoals de Kaapverdische eilanden en Madeira zijn vervoerd. Op die plaatsen werd geëxperimenteerd met het plantagesysteem en met de slavernij. Pas in de zestiende eeuw werd dit geheel gebracht naar de Amerika’s. Slavernij met Afrikaanse gevangenen is dus zeker niet begonnen in de Amerika’s. Portugezen waren lang voor de Nederlanders al bezig met deze verderfelijke handel. Ook hier zouden een of twee zinnen meer duidelijkheid brengen in het verhaal. Het zou veel te ver voeren om alle twintig vragen en antwoorden heel kritisch door te nemen en overal kanttekeningen bij te plaatsen. Vandaar dat nog naar de derde vraag zal worden gekeken die de rol van Afrikanen in deze activiteiten op hun eigen continent, van een antwoord voorziet. Hira and Small wijzen erop dat de prekoloniale en koloniale fase van Afrikaanse slavernij grote verschillen vertoonden. In de prekoloniale tijd bijvoorbeeld was de Afrikaanse vorm regionaal en alleen in bepaalde gebieden terwijl de Europese bemoeienis ertoe heeft geleid dat het een industrie werd die over de hele wereld ‘voelbaar’ was en die de wereldeconomie een enorme stimulans gaf. Verder werd in de koloniale fase het racisme ontwikkeld, verspreid en onderdeel van het denken in Europa en de Amerika’s. Raciaal denken bestond niet in prekoloniaal Afrika. Zo zijn er meerdere verschillen. Zij wijzen er ook op dat er zeker mensen waren aan de westkust van Afrika die hebben gecollaboreerd met Europeanen en hebben meegeholpen hun broeders te verschepen naar oorden elders. Afrikaanse groepen waren geen linguïstische en etnische eenheid en ook religiën verschilden. Bovendien speelden vijandigheden ook daar een rol, maar dat betekent nog niet dat je de schuld van de collaborateurs op de schouders van de slachtoffers moet plaatsen. Over de rol van Afrikanen in het hele gebeuren rond de slavernij is er al het nodige geschreven. In dit geval is het goed dat de auteurs erop wijzen dat er altijd collaborateurs zullen zijn die meehelpen hun eigen volk de ondergang in te helpen. Dat is vaker gebeurd en dat zal waarschijnlijk zo blijven. Maar dat wil niet zeggen dat een dergelijk volk zelf de schuld moet krijgen van het gebeurde.

Groot Surinaamse granmans in Afrika

Toch is het jammer dat Hira en Small in dit geval geen gebruik hebben gemaakt van het boek dat Silvia de Groot zo’n veertig jaar geleden schreef over haar reis naar West-Afrika met vier granmans van Suriname, die ook probeerden te achterhalen wat de rol was van de Afrikanen zelf in de slavenhandel. Dat boek geeft mooi aan hoe deze leiders – die nazaten waren van slaafgemaakten die de slavernij niet accepteerden en hun eigen vrijheid zochten in de bossen van Suriname – zelf dit aspect hebben proberen te verwerken tijdens hun trip van drie weken in 1970. Ook nu weer konden enkele zinnen verhelderend werken. Ten slotte proberen de schrijvers ook te kijken naar de hedendaagse situatie en de manier waarop het slavernijverleden doorwerkt in Nederland. In de vragen negentien en twintig gaan zij daarop in. Het zwarte-pietdebat komt aan de orde. Zij geven voorbeelden hoe individuen het grote publiek bewust willen maken van het Nederlandse slavernijverleden. Een mooi voorbeeld zijn de black heritage-tours die nu worden georganiseerd in Amsterdam. Belanghebbenden worden rondgebracht in de grachten maar ook lopend door de stad waarbij verteld wordt hoe nauw verbonden de ontwikkeling en rijkdom van deze plaats was met aspecten van de slavernij. Winsten die individuele planters maakten op de plantages in Suriname en met de handel in mensen stelden hen in staat prachtige grachtenpanden te bouwen. Allerlei kleine industrieën zoals zeilenmakers, botenmakers en anderen konden die afzetten. De tropische stapelproducten zoals suiker en koffie werden verder verwerkt in Amsterdam. Dit is waarschijnlijk een effectieve manier om de aandacht blijvend te vestigen op het Nederlandse slavernijverleden.

Drie Aleks de

Aleks de Drie

 

Als laatste is het goed om erop te wijzen dat de tekst hier en daar beter mocht worden gescreend. Er is een kaart op pagina 8 waarop de grenzen van Suriname niet goed zijn aangegeven. In de inleiding wordt gewezen op het feit dat buiten de academische wereld er ook aan ‘knowledge production’ wordt gedaan om het slavernijverleden vorm te geven. Helaas is niks terug te vinden in de ‘further reading’-lijst; geen Alexie de Drie, geen boeken met odo’s die er nu toch volop zijn, niks over de taal van de kleding. Het initiatief om te komen met een serie boeken waarbij het idee van ‘decolonizing the mind’ aan een groter publiek wordt uitgelegd is goed, maar een aanbeveling is een didacticus erbij te halen om aanwijzingen te geven zodat de boekjes effectiever in elkaar gezet kunnen worden en meer waarde kunnen hebben voor mensen buiten de academische wereld; het grote publiek dus.

Microsoft Word - - 11-10 twee omslagen boek van Wim Egger en boe

 

Stephen Small and Sandew Hira: 20 Questions and Answers about Dutch Slavery and its Legacy (Decolonizing the Mind 1). Den Haag: Amrit, 2014. ISBN 978-90-74897-79-2 Silvia de Groot: ‘Surinaamse Granmans in Afrika: Vier grootopperhoofden bezoeken het land van hun voorouders’. Utrecht: Het Spectrum, 1974. ISBN 90-274-5828-6

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter