blog | werkgroep caraïbische letteren

Vier nieuwe Surinaamse kinderboeken

Mama Kankantri roept de volkeren bijeen

door Hilde Neus

.
De schrijver van dit voorleesboek, of boek om zelf te lezen door de jeugd, is Gerard R. Maynard, docent op het Instituut voor de Opleiding van Leraren. Maynard is ook bekend als uitstekend verhalenverteller en hij heeft meegedaan aan de verhalen-vertellen-wedstrijden in Tori Oso, onder de vlag van de Schrijversgroep ‘77. Zijn talent als verteller heeft hij nu omgevormd tot een jeugdboek.mama-kankantri-680x400
In het woord vooraf geeft de auteur al aan dat de geschiedenis van Suriname bekeken wordt door een kankantri die alle belangrijke gebeurtenissen van dichtbij meemaakt en zo getuige is van de geboorte van de stad Paramaribo. Als hoofdpersoon in het verhaal voert hij deze Mama Kankantri op, de machtige boom die vanuit haar ogen het verhaal verteld en zo gedurende het boek eeuwenoud wordt. In Suriname is deze boom belangrijk, en wordt vereerd als een heilige plaats. Het omhakken van deze woudreus wordt dan ook vaak zo veel als mogelijk vermeden. Ook in dit verhaal is haar grootte en haar omvang, haar redding. ‘Yu na Busi Gado’, zo luidt het liedje dat we allemaal kennen.
Mama Kankantri staat langs de rivier, bij het plaatsje Parmirbo, waar indianen wonen. Zij jagen op dieren en dat vindt de boom niet zo leuk. De planten en beesten om haar heen zijn haar lief en zij is ook hun bescherming, hun steun en toeverlaat. Dat blijft zo in het hele verhaal. Maar natuurlijk is het bos geen paradijs meer als de Europeanen komen, want zij jagen niet alleen op dieren maar ook op de indianen. Ze stellen de inheemse mensen te werk op de plantages, maar die zijn te zwak, eigenlijk omdat ze niet bestand zijn tegen de ziektes die de kolonisten vanuit Europa naar de Nieuwe Wereld brengen. Een griepje, en veel mensen gaan daaraan dood. Hun taken worden dan ook al snel door slaven overgenomen, die met de Engelsen vanuit Barbados meekomen. Ook deze slaven worden erg slecht behandeld door de kolonisten. In het boek kun je zien (net zoals in de filmserie Pirates of the Caribbean) dat er door allerlei Europese landen is gevochten om de gebieden in het Caribisch gebied, ook Suriname. Eerst dacht men dat er veel goud te vinden was. (Wat nu ook inderdaad het geval is, goud is een van de belangrijke grondstoffen in Suriname). Maar aanvankelijk vond men geen goud, maar wel is de grond hier heel vruchtbaar – kijk maar naar Mama Kankantri – en de planters laten er suiker en koffie op verbouwen. Ze sturen deze producten met grote zeilschepen naar Europa en worden er rijk van. Zo veroveren de Nederlanders de kolonie op de Engelsen, maar doen ook de Fransen een inval en laten de planters veel geld betalen. Later komen de Engelsen weer. De grote boom ziet de schepen aankomen en natuurlijk weten de indianen niet wat ze ervan moeten denken.
En zo vertelt Maynard het verhaal van onze historie, met grote kankantri-stappen boomt hij er doorheen, beschrijft de kleurrijke Surinaamse natuur in het bos, met alle verschillende bomen en planten. En benoemt hij zo veel belangrijke gebeurtenissen. De invallen van buitenlandse vijanden, de grote stadsbranden en de afschaffing van de slavernij in 1863. Maar ook de aankomst van de diverse bevolkingsgroepen beschrijft hij, zoals de aankomst van de Chinezen, de Hindoestanen en de Javanen. Anansi de spin wordt ook ten tonele gevoerd, maar hij speelt een bijrol. De vogels Blawki, Grietjie en Kawfutuboi vervullen een grotere rol en spelen door het hele verhaal mee. De dieren zijn degenen die de informatie aan de boom doorspelen, want die kan niet bewegen natuurlijk, om te gaan kijken wat de mensen allemaal uitspoken. De boom verstaat alle dieren, maar ook van de verschillende bevolkingsgroepen kan hij de gesprekken volgen. Maynard geeft via de boom inkijkjes in het leven van deze mensen (indianen, slaven en kolonisten) door de tijd heen. De illustraties in het boek laten daar wat van zien, en van de prachtige natuur, zij illustreren de tekst dus op functionele wijze. Deze zwart-wit tekeningen zijn van Jurmen Kadosoe.
In het boek maakt de schrijver ook af en toe gebruik van het Sranan. Dat is leuk voor onze jonge lezers. De tekst is een prima ondersteuning voor de geschiedenislessen in de 5de of 6de klas. Deze leerlingen zullen ook dit boek zelf kunnen lezen en zullen blij zijn dat ze niet worden doodgegooid met jaartallen. Dit jeugdboek is een prachtig verzorgde uitgave door Vaco Publishers (2016), met een keurige foutloze tekst en een stevige harde kaft.

(Voor de grote mensen)
Maynard vertelt ook over de grote branden in Paramaribo. Bij de titel Mama Kankantri dacht ik even aan Pater Henri Rikken (1863-1908). Hij was een Surinaamse jongeman die tot priester werd opgeleid in Nederland. Terug in Suriname werkte hij in verschillende districten en leerde Chinees om onder deze groep te kunnen werken. Hij bestudeerde de Surinaamse geschiedenis en folklore en verdiepte zich in het Sranan. Hij schreef drie romans die als feuilleton (vervolgverhaal) verschenen in rooms-katholieke dagbladen en tijdschriften in Nederland. Ma Kankantri van pater Rikken is een verhaal over de slaventijd dat in 1907 verscheen. Ook beschreef Rikken de grote brand van 1832 waarbij de weggelopen slaven Kodjo, Mentor en Present betrokken waren. Dit werk verscheen in boekvorm als Codjo, de brandstichter.
Enkele van deze onderwerpen worden ook aangestipt door Gerard Maynard. De tekst is erg leuk om voor te lezen aan kleinere kinderen, die zullen genieten van de belevenissen van Mama Kankantri. Oudere kinderen zullen het boek zelf kunnen lezen. Het is altijd belangrijk dat er nieuwe boeken komen van Surinaamse bodem. Maar of zij op die leeftijd het leuk vinden zich in te leven in de figuur van een boom, vraag ik mij toch af. Oudere kinderen houden van spannende avonturen, maar dan wel met iemand als zij zelf in de hoofdrol.
Gerard R. Maynard: Mama Kankantri en de geboorte van de stad Paramaribo. Illustraties Jurmen Kadosoe. 2016. Paramaribo: Vaco Publishers N.V. ISBN 978-99914-0-107-2

hu-rosalie

 

We dance we care, we dance we care!

door Brenda Soetosenojo, 12 jaar
Rosalie, oma’s danseresje gaat over een meisje, Rosalie, en haar oma, die haar heup brak. Rosalie is een heel knap, lief en aardig meisje die in de zesde klas zit en altijd blij is. Toen haar oma haar heup had gebroken, was ze zo verdrietig. Ze was er soms helemaal niet met haar gedachten bij op dansles en deed pasjes fout omdat iets haar dwars zat. De dansjuf , Melanie, had de dansles eerder gestopt om met haar erover te praten, omdat ze door had dat ze niet bij was.
Rosalie vertelde de dansjuf, die heel aandachtig luisterde, dat Rosalie’s oma moest worden geopereerd en dat was heel duur. Rosalie’s ouders hadden niet zoveel geld, zij deden daarom aan bijbaantjes. Maar Rosalie had een idee. Ze vroeg aan de juf of ze een video van de dansers konden maken en op Facebook posten, zodat het zich kon verspreiden via heel Facebook en zo konden ze dan geld ophalen of bij elkaar schrapen voor Rosalie’s oma. En de juf zei dat ze nog zou nadenken.
De juf ging later op de dag akkoord en ze deden het al gauw, omdat juf Melanie een paar mensen kende die haar konden helpen. De dansers hebben het goed gedaan, ze hebben goed gedanst en goed hun tekst opgezegd. En paar dagen nadat zij het hadden gedaan kreeg juf Melanie een telefoontje van meneer Riedewald, de eigenaar van een staal- en constructiebedrijf. Hij wilde graag geld doneren, hij wilde iets terug doen, eenmaal zijn bedrijf tien jaar zou bestaan en zijn dochter ook tien jaar werd. Daarom nodigde hij de dansers en juf Melanie uit om op het feest op te treden.
Niet lang hierna werd oma geholpen en na ongeveer twee maanden kon ze dan al bijna goed lopen, verder gaat het heel goed met een ieder. Juf Melanie kreeg meer dansers erbij zodat ze zelfs twee dansleraren in dienst nam.
Mening : Dit boek is best leuk en ik denk dat ook kinderen boven de elf jaar zulke boeken kunnen lezen of dit boek.
Boodschap : Door je talent kan je mensen helpen! Vandaar de ondertitel van het boekje: We dance we care, we care we dance!
Indra Hu: Rosalie, oma’s danseresje. Uitgave Stichting Rupsje Regenboog, Paramaribo, 2016.
ISBN 978-99914-63-10-0

 

Liauw Tigri

Tigri, het katje uit Wakuri

door Jerry Dewnarain
Audrey Liauw is een nieuwkomer in de wereld van kinderboekenschrijvers in Suriname. Met het kinderboekje Tigri bewijst Liauw dat een kinderverhaal geen moraal of een belerende boodschap moet hebben. De jonge lezer komt erachter dat Tante Nesta na een wandeling in Wakuri een bijzonder katje naar huis meeneemt, met ronde ogen die een beetje blauw en een beetje groen zijn. De kat klom in de manjeboom, ving ratten en vogels, maar het dier bleef ook vaker van huis weg. Tegen het einde van het boek op pagina 14 komt de verrassende ontknoping. Zo kwam Tigri na een hele tijd weer thuis bij tante Nesta. De vrouw trilde van schrik bij het zien van het merkwaardige huisdier: Tigri was een flinke kat geworden, stevig en sterk met een abnormale lange staart die een huiskat niet heeft. Het fijne van het verhaal is dat de schrijver de spanning in het verhaal weet op te bouwen en de ontknoping niet te vroeg prijsgeeft. Deze gebeurt aan het einde van het verhaal. Tigri is een kleurrijk boek. De illustraties van de tekenaar Jurmen Kadosoe zijn functioneel maar het kind is wel ontheven van de moeite zich zèlf de dingen voor te stellen. Het krijgt de voorstelling kant en klaar wat natuurlijk ook mag, het is de keuze van de schrijver! Mooie illustraties zijn ook belangrijk, maar dan vanuit de benadering van het kind. Tigri, het katje uit Wakuri, een boekje dat zich vlot laat lezen, maar ook een mooi voorleesboek!
Audrey Liauw: Tigri, het katje uit Wakuri. Vormgeving & illustraties Jurmen Kadosoe. Publishing Services Suriname. Paramaribo, 2016. ISBN 978-99914-7-381-9.

 

ganga-tjait-ganga

Tjait Ganga

 

Surinaamse dierenfabels opgedragen aan de jeugd en ouderen van Suriname

door Jerry Dewnarain
Tjait Ganga heeft in september 2015 bij Suriprint een boek vol met Surinaamse fabels uitgegeven. De titel luidt Surinaamse dierenfabels. De schrijver draagt zijn nieuwste pennenvrucht op aan de jeugd en ouderen van Suriname en daarbuiten. Hij hoopt dat deze uitgave zowel de jongeren als de volwassenen zal stimuleren deze vorm van poëzie-schrijven uit te breiden. De markante figuur als Anansi is afwezig in dit boek. En dat heeft een gegronde reden. Volgens Ganga is de slimme spin het enige dier, dat zo vaak in de schijnwerpers is geplaatst. Tientallen andere dieren, waarvan vele slimmer zijn dan Anansi, worden in dit fabelboek in dichtvorm gepresenteerd aan de jeugd. Het is een plezier fabeltjes te lezen over tamanua en krabdagu, kapasi, makasneki en tigri. Over bofru, dia, redi tigri en labaria. Of over papasneki, lukuman en sarafina, et cetera. Het boek telt ruim vijftig Surinaamse dierenfabels. Onder elke fabel staat de moraal ervan vet en cursief gedrukt, ter overpeinzing! De daarbij behorende tekeningen in kleur zijn gemaakt door schilder-tekenaar Suresh Depai.

De grote inspirator van Ganga voor het schrijven van dit boek is de bekende zeventiende eeuwse fabeldichter Jean de la Fontaine (1621-1695) die op zijn beurt een groot deel van de fabels ontleende aan Aesopus (ca. 620-560 v.Chr.) Ganga noemt Aesopus zelfs de fabeldichter van de oudheid. Fabels zijn weliswaar moraliserend, maar tegelijkertijd bieden ze de (jonge) lezers een mix van fantasie en humor dankzij de dieren die zich als mens gedragen. Verhalen met sprekende dieren behoren tot de oudste soort fantasieverhalen. In ‘Van den vos Reynaerde’ (dertiende eeuw) en in de fabels van Aesopus (ca. 620-560 v.Chr.) is er sprake van één wereld waarin realistische en fantastische elementen naast elkaar bestaan, zonder dat dit door de personages als verbazingwekkend wordt ervaren of zo gepresenteerd wordt voor de lezer. Je kunt zeggen dat deze verhalen eendimensionale fantasieverhalen zijn. De dieren gedragen zich als mensen, zonder dat ze hun dierlijke eigenschappen verliezen. Met de Surinaamse fabels van Ganga is dit ook het geval. En hoe kan het ook anders; op pagina 15 lezen wij hoe awari de kuikens in het hok aanspoort met hem naar zijn gouden hok (lees: in zijn maag) mee te gaan:

‘Mi lobi moi moi pikin wan
luku fa we libi nanga fa we tang.
Na gowtoe oso trawan e libi
Omoe Sapakara un moes fu bribi.
Mi e go meki wan olo na gaas.
Nu kunnen jullie makkelijk uit dit kot,
om met mij te gaan naar het gouden hok.
Natuurlijk is het vijftal daar nimmer verschenen,
maar in de maag van Awari verdwenen.’

‘Surinaamse dierenfabels opgedragen aan de jeugd en ouderen van Suriname’ is een leuk boek om te lezen. Echter, de spelling van het Sranan is niet volgens de juiste spelling van 1986 gebruikt. Ook zijn er wat taalfouten die bij de volgende druk gecorrigeerd dienen te worden. Het is jammer dat de drukker geen aandacht heeft besteed aan de kwaliteit van het boek, want de bladzijden raken makkelijk los. Ook de omslag mag best wat fabelachtig eruitzien! Doch een uniek boek waarbij vooral de (eigen)aardigheden van de Surinaamse dieren door Tjait Ganga in fabelvorm bijeen zijn gebracht.

Tjait Ganga: Surinaamse dierenfabels opgedragen aan de jeugd en ouderen van Suriname. Suriprint N.V., september 2015. Geen ISBN.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter