blog | werkgroep caraïbische letteren

Verworpen vaderland

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over Verworpen vaderland van René de Rooy.

door Michiel van Kempen

Dat iemand met de hoge ethische normen van René de Rooy bijna noodlottig naar de desillusie wordt gevoerd, maakt het autobiografische Verworpen vaderland (1979) duidelijk. Het boek is de wanhoopskreet van iemand die zich verraden voelt, zoals al op de allereerste pagina staat: `Het vaderland heeft míj verraden: het heeft mijn eerste liefde geroofd en gedood omdat deze te hoog en onaantastbaar was voor zijn bezoedeling.’ De verradene is een ontheemde geworden, die in de wereld zijn thuis zoekt: `Ik heb ontheemden gezien die verdwaasd ronddoolden door een dorp in een laag duinenland en ik zag ontheemden die hun zwaarte, hun hebi mee moesten torsen in de cirkel die zij niet konden verlaten.’ Alleen een kosmopolitische opstelling wacht de ontheemde: `Zoek dan het ware vaderland op aarde, je onbetwistbare plek.’ (p. 11, 12)

De Rooy schetst in het eerste deel, `Het begin’, zijn jeugdjaren, zijn vroegste erotische ervaringen en confrontaties met een wereld die niet edel of mooi is. Het wegkwijnen van zijn grote geliefde brengt het eerste eelt op zijn ziel. Hij neemt afscheid van zijn land, maar nog zonder dat de schellen hem van de ogen zijn gevallen. In `Intermezzo’ beschrijft hij de jaren rond de oorlog, jaren waarin duizend dromen nog konden worden waargemaakt. Het koloniale onrecht krast scherp in het bewustzijn, maar kan de trots niet doen knakken. Het derde deel is getiteld `Het einde’ en beschrijft de terugkeer naar het `vervloekte land’. Overal om zich heen, in ziekenhuizen, in winkels, in de scholen, in de persoonlijke omgang van mensen ontwaart de schrijver de decadentie. Ook sommige figuren uit het culturele leven van Curaçao en Suriname moeten het ontgelden: ze komen onder schuilnaam voor in het boek. Het laatste deel van Verworpen vaderland is een woedende zang tegen de `harpoen van verraad’, die hem in de rug werd gedreven en eindigt met de felste tirade die ooit over Suriname is geschreven, met een enumeratie van scheldtermen:

Vaderland, geboortegrond, ik heb mij van je losgerukt: ik heb je verworpen en ik zal je beledigen en beschimpen opdat je mij voor eeuwig zult haten; nimmer keer ik tot je terug; ik stel mij nimmermeer bloot aan jouw bezoedeling en besmetting, aan verminking en deernis, en aan een voortijdige dood: […]

etterende zweer

open mestvaalt

schijthuis op een stinkend achtererf

insektenbroedplaats

schandvlek op de borst van ons zuidelijk continent

heiligschennende mannelijke hoer

bilharzia-moeras

giftige makkaslang

Het proza van Verworpen vaderland is geschreven in een afwisseling van dagboekstijl en pure lyriek, sober vertellen en sterk beeldende taal in poëtische zinnen met echo’s van Aimé Césaire. Compositie en stijl van het boek weerspiegelen het temperament van iemand die liever zijn heil zocht in extremen, dan in het compromis of de relativering. Luc Tournier vergeleek De Rooy met Federico García Lorca `toen hij door New York dwaalde, bitter en vol angst, om daarna te worden gefusilleerd.’ De Antilliaan Jules de Palm noemde hem `een echte yu di Kòrsòw’ [kind van Curaçao] en Hugo Pos `verliefd op Suriname […] gestorven in het gevoel van een grote onbeantwoorde liefde.’ Frank Martinus Arion schreef over De Rooy: `een groot Caribeaan […] die de waarden van literatuur zo oprecht en totaal beleefde dat hij eigenlijk zelf literatuur was.’

[uit Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter