Verslag symposium slavernij op Curaçao
Nieuwe inzichten en benaderingen in onderzoek en onderwijs koloniaal slavernijverleden en doorwerking in de Nederlands-Caribische eilanden en Suriname
Op vrijdag 10 november werd op Curaçao een symposium gehouden over nieuwe aspecten van slavernijstudies en de doorwerking van slavernij in het heden op de Nederlands-Caribische eilanden en in Suriname.
De dagvoorzitter (en vertaler vanuit het Papiamento) was Mario Kleinmoedig. De basis van het programma van de dag was de uitgave Staat en slavernij. De Literaire Pagina heeft nog geen aandacht aan deze bundel besteed, maar dat komt nog zodra we het boek in handen hebben. In dit boek is een groot aantal aspecten besproken die een rol spelen in de bestudering van dit onderwerp. Daar werd deze dag nader op ingegaan en gereflecteerd. Na de blokken met presentaties was er ruimte voor vragen vanuit het goed opgekomen publiek in de zaal, of via de livestream die door zo’n dertig mensen internationaal werd gevolgd. We gaan chronologisch door het programma.
De decaan van de universiteit dr. De Lanoy opende het symposium en gaf aan dat studie naar slavernijverleden en de doorwerking daarvan in het heden kan worden ingezet, om de positie van de Universiteit binnen het onderzoeksveld te versterken. De uitkomsten van de studies zullen dan vertaald moeten worden naar het onderwijs, op diverse niveaus. Ook is het verstandig maatschappelijke debatten te organiseren, zodat het onderwerp breed bekend wordt en erover wordt nagedacht. Zodat de samenleving het onderwerp ook draagt. De academische cultuur moet worden ingezet voor de vorming van studenten. Naast de emotionele insteek, zal er ook op ratio moeten worden gewerkt.
Adrienne Fernandes, decaan van de Algemene Faculteit gaf een blik op het onderwerp vanuit het perspectief van de Algemene Faculteit. Er is een groeiende belangstelling voor het slavernijverleden en de diverse leerstoelen kunnen bijdragen aan de positionering van de thema’s, lokaal en in de regio. Binnen de taalbestudering en het cultuurveld kunnen vooral door leerkrachten de inzichten worden doorgegeven. Veel lokale experts werken steeds meer samen om een aantal zaken te inventariseren en erover te publiceren. Zo is er canon van de geschiedenis van Curaçao ontwikkeld, komt er meer onderzoek vanuit de kerken en ook de jaarlijkse tweedelige serie over ‘Languages, Literatures and Cultures of the Greater Caribbean and Caribbean Diaspora’ (Universiteit van Curaçao en die van Puerto Rico), levert een belangrijke bijdrage.
Liesbeth Echteld van het Research Instituut van de universiteit lichtte de coördinatie, de structuur en de dwarsverbindingen tussen de faculteiten toe. Het programma zou moeten gaan vanuit de academie (bijvoorbeeld dit symposium) via de leerkrachten naar de praktijk van de klas. Daarin is het belangrijk de onderzoeksagenda’s vast te stellen en te leggen naast de programma’s van de lerarenopleidingen (zoals bij ons de Pedagogische Instituten en het IOL). Vervolgens liet Echteld enkele relevante publicaties zien die in dit kader kunnen worden ingezet. Zoals het proefschrift van Joyce Pereira over Papiamento en dat van Maxi Bak-Piard over het Nederlands in de Lerarenopleiding op Curaçao. Het is belangrijk een lokale kleur aan het onderzoeksprogramma van de kennisbasis toe te voegen, dus dat de eilanden en Suriname duidelijke invloed moeten hebben op de agenda.
Matthias van Rossum (International Institute of Social History, Amsterdam) liet middels een presentatie zien dat er veel overeenkomsten zijn tussen de slavenrij in de Oost en de West. Digitaal onderwijs is belangrijk om de kennis over de globale slavernij ingang te doen vinden. Hij spitste zijn verhaal toe op het eiland Siau en reflecteerde op de wisselwerking en vergelijkingen vanuit het Aziatische slavernijverleden. Van der Dussen, de kolonisator (rond 1620) vaardigde expedities uit waarbij door middel van systematische toepassing van politiek geweld en genocide, gebieden werden veroverd en slavernij werd ingevoerd. De rechtsstelsels, opgelegd vanuit de Nederlanden, en bedoeld om een economisch doel te bewerkstelligen en de eilanden te exploiteren, zouden overal hetzelfde zijn. Nader onderzoek zal dit moeten aantonen, want de sociale en culturele omstandigheden waren op elke locatie weer anders, naar mijn inzichten. In de presentatie kwam corvee naar voren, koloniale dwangarbeid, wel anders dan slavernij. Dit is ook bekend op Curaçao, niet in Suriname.
Luc Alofs van de universiteit Aruba vertelde via zoom hoe er gewerkt zou kunnen worden aan interinsulair slavernijverleden. Ook hij noemde onderzoek en onderwijs als de pijlers, maar voegde daar de rol van de overheid aan toe. Er zijn geen goede, passende methodes voor de scholen, er is geen slavernij-onderwijs en dus geen bestaansverheldering. Hij stelt voor om aan de kerndoelen, eindtermen en leerlijnen te werken en van daaruit onderwijsmateriaal te ontwikkelen, aangepast aan de specifieke locatie en lokale omstandigheden. Er zijn overeenkomsten, maar de verschillen moeten ook geduid worden. Bijvoorbeeld bij intimiteiten, personalisme en manumissiepraktijken, maar ook migratiepatronen. Leerdoelen zouden door Suriname en de eilanden gezamenlijk opgesteld kunnen worden, om vervolgens de details in te vullen, volgens mij.
Margo Groenewoud, Curaçao, sprak over Digital Humanities. Hoe kan digitalisering en plaatsing op websites bijdragen aan kennis over en analysen van het slavernijverleden? Zij noemt onder andere de slavernij-database (universiteit van Nijmegen), waardoor beter onderzoek naar individuele levens gedaan kan worden, maar ook de samenleving in kaart kan worden gebracht. Door genealogisch (stamboom)onderzoek worden mensen zichtbaar. Hierdoor kan heling plaatsvinden. De uitdagingen – ook hier weer – zijn, dat er niet maar 1 slavernijverleden is. Naast schrift kan ook geluid en kleur (middels afbeeldingen) worden ingezet. We moeten alert zijn op de stiltes in de archieven: waar zijn de stemmen van vrouwen? En die van kinderen? Ook de ervaring van slaven kan worden gehoord, middels het ontsluiten van erfgoedcollecties, informatie op Wikipedia, een ‘banku di palabra’ en het voortzetten van bedreigde archeologieprojecten. Ik denk dat voor Suriname hier nog een belangrijke inhaalslag valt te maken.
Na de pauze deelde Esther Captain (KITLV) inzichten over de bewegingen die in Nederland hebben plaatsgevonden en de interventies binnen de samenleving daar. Niet slechts wat de academische ontwikkelingen betreft, maar ook binnen het maatschappelijk debat. Bijvoorbeeld de acties tegen Zwarte Piet, de Ketikoti- tafels of de monumenten die de afgelopen 10 jaar zijn onthuld. Maar ook de grote slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum en de slavernij-onderzoeken per locatie (steden, of provincies), waarover een stroom aan boeken is verschenen. Er komen steeds meer gidsen en websites om deze informatie beschikbaar te stellen. Maar ook binnen de kunst krijgt deze omstreden geschiedenis een steeds prominentere plaats. De witte man wordt steeds minder de norm en aannames, bejegeningen worden kritisch bevraagd. De oude bestaande denkbeelden hebben momenteel in Nederland echter nog steeds effect op de huizenmarkt, rechtsspraak, schoolkeuze en gezondheidszorg. Structureel alledaags racisme wordt benoemd en men werkt aan meer en meer inclusie. De belangstelling voor het onderwerp is in Nederland meer zichtbaar dan in Suriname.
Urwin Vyent, voorzitter van NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) in Amsterdam heeft voornamelijk gekeken naar de doorwerking van het slavernijverleden in de diaspora. Hij vertelde over de Paraplantage, waar zijn wortels liggen en welke creatieve en strategische acties kunnen worden opgezet om een vollediger slavernijverhaal in beeld te brengen. Om deze inhaalslag te kunnen maken, zullen zwarte perspectieven meer en meer ingezet moeten worden. En dan niet allen uitgaande vanuit het slachtofferschap, maar ook de kracht en agency van de mensen moet worden meegenomen en breder onderzocht. Hiervoor moet er meer archiefonderzoek worden gedaan. Momenteel domineert bij vele zwarte academici nog een Europees carrièreperspectief, dat de agenda’s bepaalt. Terwijl dat ook bijgesteld kan worden. Suriname en zijn wetenschappers kunnen daar volgens mij meer worden betrokken. Zeker de Faculteit Humaniora, met de afdeling Nederlands voor Surinaamse talen en de afdeling geschiedenis, voor een stevige onderzoeksagenda met betrekking tot slavernij en de doorwerking daarvan.
Jeanne Henriquez ontwerpt exposities voor musea en is nu bezig met de inrichting van het Tulamuseum, dat gehuisvest is in de oude plantage ‘Knip’, waar hij te werk was gesteld. In 1795 heeft Tula een opstand ontketend tegen het slavernijsysteem, die hardhandig neergeslagen werd door het gouvernement. Tula werd als misdadiger gemarteld en geëxecuteerd, nu is hij de nationale held van Curaçao. Zijn handelingen zijn onlangs erkend door de Nederlandse overheid, als zijnde rechtvaardig en rechtmatig. Op het eiland zelf komen steeds meer herinneringsplekken om hem te eren. Henriquez sprak in haar voordracht over het feit dat door de bestudering van de zeevarenden rondom Curaçao ook de groep zwarte matrozen zichtbaar wordt. Scheepsbouwers en werfeigenaars, maar ook reparatiewerkers worden verenigd in de Sefardische Joden, ook de zeevaarders en (al dan niet vrije) zwarte matrozen, die vaardigheden ontwikkelden om te kunnen overleven. Op het eerste gezicht lijkt deze laatste groep niet zichtbaar in de archieven, maar wordt dat wel, als je anders naar de bronnen kijkt. Zij waren culturele makelaars, die zich uitstekend aan nieuwe situaties konden aanpassen. De mobiliteit van deze mensen in de Caribische zee kan door dit onderzoek in kaart worden gebracht.
Charles Dorego, sociaalgeograaf, bepleitte consistentie en dynamiek in het onderzoek en het onderwijs. Er is geen blauwdruk, je hebt steeds een eigen specifieke situatie en we moeten af van statische structuren en denkbeelden. Problemen moeten worden onderkend en we zouden niet moeten willen de geschiedenis steeds naar eigen hand te schrijven. Ook aspecten die ons persoonlijk niet zo goed uitkomen, moeten worden erkend, onderzocht en beschreven. En bij herstelacties is het raadzaam een duurzame aanpak na te streven.
Helmut Gezius, socioloog van de Anton de Kom universiteit, lichtte een vooronderzoek toe, dat werd uitgevoerd onder 200 voornamelijk hoogopgeleide vrouwen (60.6% van de ondervraagden, voornamelijk goed opgeleide Afro-Surinamers). Het Nationaal Comité Slavernijverleden ondersteunde het voorstel dat er 6 onderzoekslijnen (ook aangegeven in de publicatie ‘Staat en Slavernij’) werden uitgezet. Het thema ‘doorwerking van de slavernij’ bleek voor 85% van de vrouwen en 44% van de mannen het belangrijkste thema. Hierbinnen scoorde het gevoel van minderwaardigheid met 28.2% het hoogst, naast items als sociale ongelijkheid )19.8%) of onvolledige traumaverwerking (6.9%). Hoewel dit onderzoek is uitgevoerd in een kleine, specifieke populatie, geeft het toch een aardig beeld van de zaken die belangrijk zouden zijn in een breder onderzoek naar de doorwerking van het slavernijverleden in Suriname. Wat me verbaasde, is dat ondanks dat er veel vrouwen deelnamen, zij het thema gender op plaats 7 van 9 hebben gezet. Er is (nog geen) publieke aandacht voor dit onderzoek, wat zeker wel nodig is. Het zou breed besproken moeten worden in de pers, zodat er op kan worden gereflecteerd.
Hilde Neus heeft als laatste spreekster haar promotieonderzoek naar vrije vrouwen in het achttiende-eeuwse Suriname besproken. Voortkomende uit de studie naar de wrede plantagemeesteres Susanna du Plessis waren er zaken die de algemene positie van de vrouwen in de kolonie centraal zouden stellen en hun plaats in de samenleving zouden bevragen. Deze zaken gingen over wettelijke, inter-relationele en economische aspecten. Na onderzoek blijkt dat de grote narratieven over de slavernij in die periode bijgesteld kunnen worden, omdat de persoonlijke levenslopen van een aantal vrouwen niet beantwoordt aan het geëigende beeld dat we hebben. De vrije gekleurde en zwarte vrouwen speelden een veel belangrijkere maatschappelijke rol dan aangenomen en de blanke vrouwen hadden een veel groter aandeel in de slavernij-economie. Natuurlijk wel meegenomen dat het hier over ongeveer 4000 vrouwen gaat, terwijl er rond 1800 nog 24.000 vrouwen in Suriname gebukt gingen onder het juk van de slavernij.
Rose Mary Allen, antropologe en buitengewoon hoogleraar ‘Cultuur, gemeenschap en geschiedenis’ aan de Universiteit van Curaçao en trekker van dit symposium, sloot de dag af met een dankwoord. En de hoop dat de kennis en inzichten van dit symposium een stimulans zullen zijn voor het oppakken van dit onderwerp in Suriname en op de Caribische eilanden. Het is belangrijk dwarsverbanden te leggen tussen kennis, methodologie en onderwijs om de achterstand in te halen en wanneer nodig dominante beeldvorming te doorbreken. Daartoe is maatschappelijke betrokkenheid erg belangrijk. We moeten verder in de groei van ons historisch bewustzijn.
[van de Ware Tijd Literair, 24 november 2023]