blog | werkgroep caraïbische letteren

Verloedering voortzetting

door Mr.dr. W.R.W. Donner

In mijn laatste essay heb ik het gehad over de merkwaardigheid dat wij als klonen van de Hollanders er niet in schijnen te slagen een harmonische en welvarende samenleving tot stand te brengen. Bij de Hollanders gaat nooit talent verloren. In ons land maken we ze af en halen onze schouders daarvoor op zoals blijkt bij de decembermoorden. In Nederland komen ook politieke tegenstanders aan hun trekken. Mevrouw Halsema, vroeger leidster van de Groenen, werd burgemeester van Amsterdam. Zelfs mensen die helemaal niet op Hollanders lijken. De voorzitter van de tweede kamer is een Turkse. De burgemeesters van Rotterdam en Arnhem zijn Marokkanen.

 

Paramaribo, VOS, Gemenelandsweg. Foto © Michiel van Kempen

Ik kondigde een vervolg aan om uit te leggen hoe dat alles zou kunnen zijn gekomen. Ik bleef in gebreke en werd door verschillende lezers opgebeld die wilden weten waar ik bleef met mijn vervolg. Ik vertelde dat ik de handschoen definitief in de ring had geworpen. Het had geen zin verder te gaan. Er kwam nooit respons op mijn stukken. Ze waren of waardeloos of onbegrijpelijk of de gemeenschap was best tevreden met de gang van zaken en wenste niet op andere gedachten gebracht te worden.

Ik wilde niet verklappen dat ik op een blinde muur was gestuit en moeite had met een vervolg. De econoom is in staat aan te geven wat er schort aan een economie maar wat daartegen gedaan kan worden, de therapie zogezegd, valt buiten zijn competentie . Dat is de taak voor psychologen, sociologen, juristen e.d.

Ik wil dat even verduidelijken. Een Amerikaanse houtonderneming besloot een hypermoderne zagerij in Venezuela te vestigen. Het ging aanvankelijk goed. Maar toen begonnen de problemen. Van tijd tot tijd lag de productie stil doordat de indiaanse arbeiders wegbleven. De economen hadden daarvoor geen therapie. Loonsverhogingen hielpen niet. Een psycholoog adviseerde een winkel op te zetten met mooie spullen. Ze moesten werken om die te kunnen kopen. Hij had ontdekt dat de mensen wegbleven om aan sociale verplichtingen te voldoen. Zijn therapie werkte.

 

Foto © Hungaroclass

Een ander geval deed zich voor in Amsterdam.

Vroeger had de stad een bloeiende textielindustrie. Maar als een paar van de arbeidsters wegbleven moest de lopende band stop worden gezet. Dat gebeurde elk ogenblik, wanneer meiden wegbleven. Meiden die samen erop uit trokken in de pauzes, weigerden met elkaar samen te werken aan de banden bij opengevallen plaatsen. Men dacht aanvankelijk dat het wegblijven een gevolg was van menstruatieproblemen. De aangetrokken psycholoog ontdekte het volgende: de meeste meiden zagen de baan als doorgang op een huwelijk. Zodra ze een man hadden gevonden waren ze weg. Je kon ze ook niets zeggen daar ze werden opgevangen door ouders.. Uiteindelijk ging de industrie kapot.

Ik maakte hier in Suriname het volgende mee. Een vriend van mij, Rahman geheten, kreeg de job een smeerolie-plant te bouwen voor de Shell op Suhoza. De arbeiders verzamelden zich elke dag bij de werkplaats aan de Kwattaweg en werden per bus vervoerd naar de werkplek. De bus vertrok nooit op tijd. Loonsverhogingen hielpen niet. Boetes ook niet. Op zekere dag arriveerde een delegatie van de Shell uit Trinidad om de voortgang van het werk in ogenschouw te nemen. Om zeven uur moest het werk aanvangen. Om halfnegen was de bus met arbeiders er nog niet. De job werd mijn vriend ontnomen.

In ons land gaan onderwijzers periodiek de straat op met slogans om meer loon. Dat de overheid dat niet kan opbrengen, zegt mensen die worden geacht over de betere ontwikkeling te beschikken totaal niets.

De economistenclub beklaagt zich dat er teveel ambtenaren zijn. De vicepresident zegt daarop dat ze nalaten aan te geven wat daaraan gedaan kan worden. Daarop volgt silence zijdens de economisten.

Er gaat veel talent verloren doordat we elkaar constant afbreken. Ik veronderstel dat velen die dit stuk lezen nu al zitten te bedenken hoe ze het (of de schrijver) kunnen afbreken.

Wat kan de econoom doen aan maatschappelijke toestanden zoals die in ons land voorkomen? Dat zal ik even uitleggen.

 

De grondslag van de economische wetenschap werd gelegd door de Schotse filosoof Adam Smith. In zijn in 1776 verschenen boek An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, legde hij uit hoe economieën vooruit gaan. Dat heb ik al een paar keren breedvoerig uiteengezet en zal dat dus niet weer herhalen. Dit betekent niet dat voor zijn tijd niet aan economie werd gedaan. Dat waren kreten zonder diepgang vond hij. Zo vond men dat goud de basis vormde van alle rijkdom. Smith kon gemakkelijk aantonen dat Nederland dat geen korrel goud in de grond had, welvarender was dan Spanje dat veel goud kreeg uit Latijns-Amerika. Zogenaamde fysiocraten beweerden dat landbouw de basis was van alle rijkdom. Hij kon bewijzen dat de meeste staten die op landbouw dreven arm waren.

Hij werd de vader van de economische wetenschap genoemd en kreeg veel discipelen die zijn richtlijnen toepasten en verbeterden. Zijn basismening was dat de drijvende kracht van rijkdom was het eigen belang. De bakker schreef hij, was bereid om vier uur in de ochtend uit zijn bed te kruipen om brood te gaan staan bakken omdat hij daaraan verdiende. Zou hij niets verdienen dan zou hij dat niet doen. De overheid moest de inspanningen van de man om wat te verdienen niet belemmeren met allerlei verbods- en gebodsbepalingen maar zijdelings helpen. Discipelen zoals Abraham Lincoln zeiden: de kleinste staat was de beste staat.

Veel economen hebben zich beziggehouden met de mening van Smith. De Duitser Max Weber ontdekte dat protestantse landen rijker waren dan katholieke. Priesters die de crème de la crème van een samenleving vormden laten geen nakomelingen achter om hun rijkdom voort te zetten en uit te breiden. Een Japanner beweerde dat discipline de grondslag vormde voor vooruitgang. De Japanners gaan niet bij elk wissewasje de straat op om loonsverhoging te eisen en tegen alles en nog wat te protesteren. Een Oostenrijker, Schumpeter geheten, leerde dat creatieve mensen die nieuwe productiemethoden kunnen bedenken een land vooruit brengen. Een Zweed Myrdal leerde dat goede scholing de basis vormde van vooruitgang.

Een Rus Sorokin en een Italiaan Pareto toonden aan dat alleen de elite een land vooruit kan brengen. Onder elite verstaan zij mensen, die opgroeien in een omgeving waar de orders worden gegeven aan medemensen en er geen sprake is dat de mensen gelijk aan elkaar zouden zijn. Als de directeur van General Motors gelijk zou zijn aan zijn arbeiders zouden geen auto’s kunnen worden gemaakt. Hij zou ze niet kunnen zeggen doe dit en niet dat. Elitemensen zijn mensen die van jongs af aan worden geïndoctrineerd met zaken als dienstbaarheid aan land en volk, die opgroeien met liefde voor ethiek, esthetiek en wetenschap; die zich met gemak kunnen bewegen in de kringen die de belangrijke beslissingen in de samenleving nemen. Dit wordt aangeduid als breeding, establishment en ole boys network.

Alle onderzoekers gaan akkoord met de zienswijze van Smith dat bodemschatten alleen geen voorwaarde of oorzaak vormen voor rijkdom. Dat wordt toegelicht met de volgende mop.

Scheepsjongen aan zijn chef. ‘Kapitein, als iemand weet waar zijn schatten zich bevinden is hij ze dan kwijt?’

‘Natuurlijk niet’, zegt de kapitein.

“Daar ben ik blij om,’ zegt de jongen, ‘want uw kostbare drinkbeker ligt op de bodem van de oceaan.’’

De bewering dat wij potentieel het zeventiende rijkste land op de aardbodem zouden zijn, klinkt mooi, maar legt [zet] geen zoden aan de dijk. Als wij niet over de genoemde eigenschappen in een of andere vorm beschikken om ze te benutten blijven we even arm.

Er zijn twee soorten economen. Macro-economen en micro-economen. De macro-economen houden zich bezig met een land. Waarom gaat een land vooruit. De micro- of bedrijfseconomen houden zich bezig met de problemen binnen een bedrijf. Hoe raak ik de spullen kwijt die ik produceer. Hoe financier ik de onderneming etc.

 

De macro-econoom heeft in zijn studie kennis gemaakt met al de oorzaken van vooruitgang die ik heb genoemd en past deze stuk voor stuk toe bij de bestudering van een economisch probleem. In Suriname stuit hij op het volgende probleem. De Surinaamse mens wordt gekenmerkt door verzet tegen de heersende orde en weigert zich neer te leggen bij die orde. Dat blijkt een enorme horde te zijn bij de ontwikkeling van het land. De econoom kan niet verklaren hoe die mens zo is geworden. Hij kan alleen zeggen wat hij ziet en ervaart. Voorbeeld: De president weigert zich neer te leggen bij een vonnis van de Nederlandse Hoge Raad. Hij weigert voor de rechter in eigen land te verschijnen om gehoord te worden in een moordproces. Vergelijk dat eens met Socrates. De beroemde filosoof werd destijds door een rechtbank veroordeeld een drinkbeker te ledigen. Hij zou studenten hebben opgehitst tegen de autoriteiten. Vrienden adviseerden hem het land te verlaten. Elk land zou een man van zijn kaliber met genoegen willen opnemen, zeiden zij. Hij weigerde omdat hij zich als goed democraat wenste neer te leggen bij de wet. President Bouterse laat een wet aannemen die hem boven de wet plaatst.

Volgende voorbeeld. De vroegere fractieleider van de regeringspartij die tot minister wordt benoemd André Misikaba, verschijnt voor het houden van zijn maiden speech in het parlement in een tenue dat niet zou misstaan in het oerwoud of op het strand. Hij trekt zich geen bliksem aan van zijn collega’s die allen stemmig gekleed zijn in jas en das. Niemand zegt er wat van. Het volk dat niemand heeft om tegen op te kijken ziet hoe belangrijke mensen zich gedragen en denkt dat het zo hoort. Bet your life. Over een jaar of wat verschijnt men in het parlement gegarandeerd in panji of kamisa en zijn we terug bij af. Ik hoor u al zeggen. want wij zijn meesters in het bedenken van rechtvaardigingen De Indiërs verschijnen in de Verenigde Naties ook in sari en dhoti.

De econoom kan niet aangeven wat dit (wan)gedrag over de hele linie voor effect heeft op de economie. Dat moet een psycholoog doen.

World Press Foto. Foto © Michiel van Kempen

 

Verloedering

Twee gebeurtenissen brachten mij ertoe, toch wat meer te zeggen over de kwestie van de verloedering. In de eerste plaats de rede die kortgeleden in het parlement door de vice president over de stand van onze economie werd gehouden en in de tweede plaats de onthulling door een klokkenluider over miljoenen leningen die door de postspaarbank aan allerlei maatschappelijk onbetekenende lieden en onbekende instanties zouden zijn verleend en vermoedelijk waren verdampt.

We weten weinig in dit land. We moeten meedoen met zaken die al eeuwenlang in de geavanceerde landen worden toegepast. Reeds eeuwenlang worden ambassadeurs uitgewisseld door de landen. Vroeger was het gebruikelijk dat ze elkaar met broer of neef aanspraken. Dat kon ook. Ze kwamen steeds uit dezelfde milieus. Ik heb vele jaren tussen deze lui mogen vertoeven. Ik heb ze nooit anders horen praten dan over golf handicaps en vioolconcerten en nieuwe literatuur. Nooit over internationaal recht.

We weten niet beter en denken dat we op de goede weg zijn door mensen uit te sturen die goed onderlegd zijn in internationaal recht. Maar onze mensen komen nooit in de kringen terecht die ertoe doen. Of denken wij wel dat we met een ambassadeur uit Drietabbetje op de lunch zullen worden uitgenodigd van een directeur van de Shell om tussen neus en lippen door te praten over de eventuele vestiging van een raffinaderij?

Dat brengt mij op de volgende kwestie.

 

Claire Twomey. Zuiderzeemuseum Enkhuizen. Foto © Michiel van Kempen

Economie

De rede van de vicepresident maakte bij mij twee anekdotes wakker. Maar alvorens het daarover te hebben eerst een opmerking vooraf. In vooraanstaande landen plegen dergelijke belangrijke redes door het staatshoofd te worden afgestoken. Waarom werd dit bij ons overgelaten aan de vice president? Daarvoor wordt in de wandelgangen het volgende gemompeld: A. de president wenst niet onderworpen te worden aan de onbeschofte bejegening van sommige parlementariërs. b. De president is bang dat zijn onkunde over economische kwesties aan het licht zal treden; c. de president vindt de gehele bedoening een poppenkasterij waar hij geen kostbare tijd aan wenst te besteden. (dat waren zijn woorden).

Redeneerwijzen

Maar nu dan de anekdotes. Als eerstejaars student economie kreeg ik de opdracht om met een paar collega’s de maiden speech van onze professor monetaire zaken, Jelle Zijlstra, in de Tweede Kamer bij te wonen. Hij was midden in het collegejaar benoemd tot minister van financiën en had geen kans gehad om belangrijke zaken te behandelen. De toespraak was voor ons om van te smullen geweest. (De man werd later president van de centrale bank). Onbekende termen en begrippen vlogen als manna door de Kamer. Termen als liquiditeiten van hogere orde, multiplier effecten, John Maynard Keynes, acceleratie beginsel, dynamische en passieve staatsleningen etc. Na zijn speech kwamen de woordvoerders van de partijen aan het woord zowel van de coalitie als van oppositie. Het was alles even schitterend en leerrijk.

The Suriname connexion

De rede van onze vicepresident kon in extenso via de t.v. gevolgd worden. Op de rede viel niets op aan te merken. Ze stond op peil. Er was duidelijk te zien dat mensen met verstand van zaken eraan gesleuteld hadden. De vicepresident is immers geen econoom en hetgeen hij naar voren bracht, kon niet uitsluitend aan zijn brein ontsproten zijn. Dat doet er niet toe. Ik heb in mijn carrière ook mogen helpen sleutelen aan dit soort redevoeringen. Er was in de rede van de vicepresident voldoende stof om op niveau van gedachten daarover te wisselen. De Fransozen hebben een gezegde par le choc des opinions nous arrivons à la sachesse [sagesse – red. CU]. Door de botsing der meningen komt men tot hogere kennis.

Volgens de gebruiken zou er debat volgen op de voordracht waarvan het spits zou worden afgebeten door de leider van de regeringspartij.

Ik hield mijn hart vast. Ik had geen hoge dunk van de heer (drs. of mr. André Misikaba) een loot van achter de watervallen, die een grote onnozelheid achter een vloedgolf van woorden placht te verbergen. Wat te denken van zijn steeds weer herhaalde voornemen om inspraak te geven aan de gewone man bij het bepalen van het overheidsbeleid?

Stel je voor. De regering vraagt aan Boeboe bit Sjorrie wat hij denkt van een nieuw stuwmeer ter vervanging van het oude. Of had de heer Boeboe liever atoomenergie gehad? Dat is toch de dwaasheid gekroond?

Mensen als Misikaba hebben misschien een goed hart maar zijn weltfremd. Ze kennen hun medemensen niet. Hun vragen om het beleid van een land te bepalen is vragen om verloedering. Zoals in zoveel landen al is bewezen richten ze hun achterban steeds te gronde met hun knuffelpraktijken. Voorbeelden zijn er te over: Haïti, Zimbabwe, Venezuela.

Misschien is de nieuwe fractieleider een verademing dacht ik bij mezelf en zullen wij in de toekomst wat meer debatten op niveau beleven. Het werd een afgang van jewelste.

De nieuwe fractieleider van de regeringspartij ene meneer Abdoel nam het woord.

Ik moest direct denken aan een andere anekdote.

Als bestuurslid van de voetbalvereniging Robinhood placht ik mijn vrouw, een Antilliaanse, altijd mee te nemen naar voetbalwedstrijden. Het voetballen was destijds een genot om er naar toe te gaan. We waren nog niet verwend met Real Madrid/ Barcelona of Ajax.. Bij grote wedstrijden was het stadion altijd stampvol. Het was een genot om te luisteren naar de commentaren van de toeschouwers die werden geschreeuwd van de tribune noord naar de tribune zuid. Wat me bijstaat is een wedstrijd Robinhood tegen Coronieboys. Iemand schreeuwde luid over het veld: ‘ding koronmang e pree lik mettie.’

“Wat betekent dat?’ vroeg mijn wederhelft. ‘spelen de Coronianen als vlees?’ Iedereen in de omgeving lachte. Iemand legde haar uit: ‘Mettie betekent als wilde dieren. Ze spelen brokobana voetbal.’

‘Oh,’zei ze.’En broko bana?’ Niemand kon uitleggen wat broko bana voetbal moest betekenen. Tot nu toe ben ik daartoe ook nog niet in staat.

Foto © Michiel van Kempen

Het optreden van meneer Abdoel was pure broko bana voetbal. Harde woorden kwamen als vloeibaar lava uit de mond van de man. Armgebaren doorkliefden de lucht. Ik vermoed dat er schuim kwam uit zijn mond om de gespierde termen te begeleiden. Het was alsof de man ter oorlog trok. Allemachtig.In vergelijking met hem was de heer Misikaba een verademing geweest. Wat een vooruitzicht! Ik veronderstel dat de man in zijn jonge jaren behoorlijk wat duels zal hebben uitgevochten. Gelukkig zijn hij en de voorzitter van dezelfde partij. We zullen zeker vuistgevechten meemaken in de nabije toekomst.

Crème de la crème

Als een land in FIFA verband een voetbalwedstrijd in het buitenland moet spelen is het gebruikelijk dat hiervoor de beste spelers worden uitgekozen om een goede indruk te maken. DNA is het hoogste orgaan van ons land. Het ligt voor de hand dat een volk dat een goede indruk wil maken, de crème de la crème zal verkiezen boven schorrie morie om het te vertegenwoordigen. Niet alleen wat uitstraling en beschaving maar ook wat kundigheid betreft. Zelfs de boslandmensen gaan niet meer naar loekoemangs maar naar medische specialisten. Men zou eens goed moeten kijken naar de volgende leden: Doekhie, Hooghart, Belfort, Brunswijk, Contino, Etnel, Geerlings, Somohardjo, Joghi en zich de vraag te stellen of onze vertegenwoordigers hieraan voldoen. Kan elk van ze met een gerust hart afgevaardigd worden naar een etentje bij koning Alexander en Koningin Maxima of naar ex president Obama? Behoren ze tot de crème de la crème van ons volk die met gemak zouden kunnen verkeren in de betere kringen? Een psycholoog kan deze vraag beter beantwoorden. Ik zag eens een film over een blanke racist die een zwarte kundige arts aan zijn sterfbed kreeg. Hij wenste een blanke arts en ging liever dood dan zich door een zwarte kundige arts te laten behandelen. Geven wij aan mensen die oliedom of onbeschaafd zijn de voorkeur om onze zaken te behartigen, boven kundige mensen puur omdat die op ons lijken? Die vraag kan niet door een econoom worden beantwoord maar door een socioloog.

Laten wij verder gaan met de bestudering van de speech van de vicepresident. Na meneer Abdoel kwamen achter elkaar de afgevaardigden aan het woord. Afgevaardigde A klaagde over het feit dat zijn dorp geen schoon drinkwater had. Afgevaardigde B dat zij geen leidingwater hadden in haar dorp om te baden. Afgevaardigde C vond dat de elektrische aggregaten in haar dorp buiten werking waren. Daardoor kon men niet naar de t.v. kijken. En zo ging het achter elkaar. Wensen en verlangens van mensen die tot voor kort nog in pagnies en kamisa’s rondliepen, die plotseling alles willen hebben wat de Europese mens na eeuwen van ploeteren heeft verworven. Allemaal mensen die verklaarden hoeveel ze van land en volk hielden, maar niet thuis zouden geven als hun zou worden gevraagd om de helft van hun salaris te lenen aan de overheid voor aflossing in betere tijden. Maar daar hebben ze blijkbaar niet veel vertrouwen in.

Ik heb nooit een van de mensen uit het bosland horen aanbieden om in de vakantie perioden colleges te verzorgen in het achterland om hun mensen op te voeden die meer behoefte hebben aan opvoeding dan aan voeding.

Als iemand zou menen met iets nieuws te maken te hebben dan heeft hij het glad mis. Men behoeft daarvoor slechts mijn romans over Politiek Betaalt te lezen. De Schrijversclub verkoopt deze boeken voor een tientje.

Ik neem niet aan dat u ze nu wel zult kopen. Ik hoor u al zeggen: meer zijn ze toch niet waard. Zal ik u op een paar historische feiten wijzen? Severinus Emanuels een van onze eerste premiers sprak over kwaadaardige oppositie. De heer Jaggernath Lachman placht elk ogenblik sprekers uit de zaal door de politie te laten verwijderen. De beschrijving van de val van dr. Johan Ferrier en de termen die daarbij gebruikt werden is klasse al zeg ik het zelf. Er zijn vaak vuistgevechten geleverd in het parlement. Mr. Chandi Shaw zei aan minister president Johan Pengel: ‘U heeft niet eens over de schutting van de economie gekeken om daarover te willen praten.’

Pengel liet zichzelf voor vier ministeries betalen.

De toetreding van drommen afgevaardigden uit het bosland heeft het niveau niet naar boven getild, maar is bezig die naar beneden te drukken.

Ik probeerde de heer Paul Somohardjo toen die voorzitter was over te halen een groot bord op te hangen met de woorden die ik eens gelezen had op een plakkaat van de universiteit van Oxford: not dress maketh the man but manners en de afgevaardigden daarop te wijzen wanneer die over de schreef gingen. Ik ging bij de duivel te biecht.

Het overlopen van afgevaardigden is een gewoonte geworden die niemand meer koud of warm maakt.

Hoe komt het toch dat we zo zijn? Alleen psychologen en sociologen kunnen dit beantwoorden. Dat dit geboden is heb ik al een paar keer gezegd. Aristoteles vond dat domme mensen onder voogdij moesten worden gesteld. En zo ontstond de slavernij. De pausen vonden dat de indianen domoren waren en daarom verdeelden zij de wereld onder Portugezen en Spanjolen. Otto von Bismarck vond dat de zwarte mensen niets konden doen met hun grondstoffen en verdeelde Afrika. De chinezen gaan subtieler te werk. Ze geven handouts aan de jonge landen, een ambulance hier, een school daar, en pikken zonder dat die het merken (die zijn immers bezig met het uitvechten van vetes) zo hun land in om hum geweldige honger naar grondstoffen te stillen. Kortgeleden werd hun beleid van kinderbeperking afgeschaft. Dat betekent meer behoefte aan grondstoffen.

 

Foto © Michiel van Kempen

Er is een ander probleem opgedoken.

Een blad kwam met de onthulling dat de Postspaarbank miljoenen leningen had verstrekt aan volstrekt onbekende mensen die kennelijk niet de bedoeling hadden die terug te betalen. Paniek alom. Alsof we met een nieuw fenomeen te maken zouden hebben. Met dit foefje had de vroegere financier van de VHP Harry Radhakishun de Vervuurts Banking Corporation ook de das omgedaan. Harry die de bijnaam had van Surinaamse Al Capone had als minister van financiën met zijn kompaan Gerard van der Schroeff een aantal naamloze vennootschappen opgericht die talrijke leningen kregen van de bank zonder de bedoeling die terug te betalen. De zwendel kwam aan het licht door onthullingen van een andere kompaan die zich had versproken in de casino van Torarica. Er was een run gevolgd op de bank.

Alles was aan het licht gekomen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders die in 1969 werd gehouden en waar ik als kleine aandeelhouder ook aanwezig was. Alle aandeelhouders verloren hun geld. Zowel Harry als Gerard (de oprichter van politieke partij WIN oftewel weer’ iets nieuws’ verlieten daarna het land om in het buitenland van een rustige oude dag te genieten. Wij als aandeelhouders bleven berooid achter. Gelukkig voor de spaarders van de postspaarbank zijn ze verzekerd van hun geld.

Volgens onthullingen gingen Harry (die de naam had de leerling te zijn van Al Capone de beruchte maffiabaas) en zijn kompaan de bekende advocaat als volgt te werk. Zij richtten een aantal NV’s op en kregen de directie van de bank zover om grote leningen aan de NV’s te verlenen zonder de bedoeling die terug te betalen. Er was geen mogelijkheid het geld via een faillissement terug te vorderen daar aandeelhouders volgens de wet niet aansprakelijk zijn voor schulden gemaakt door hun NV.

Een paar mensen hebben dit foefje ontdekt. Wat zegt nu de woordvoerder van de regeringspartij de heer Abdoel doodleuk. ‘Er is niets aan de hand. Zij betalen de schulden al is het a ratio van 1 srd per maand.’ Hij vraagt zich niet af hoe een instelling die door de overheid werd opgericht om het sparen aan te moedigen en om daarmee hypotheekleningen te verstrekken aan de kleine man zulke enorme leningen kon verstrekken.

Alvorens te besluiten twee kleine anekdotes.

 

Beeld van Jopie Pengel door Stuart Robles de Medina. Foto © Michiel van Kempen

Amerikaanse toeristen die staan te kijken naar het standbeeld van Jopie Pengel op het Onafhankelijkheidsplein vragen aan een paar vrouwen die langskomen: ‘Is dat de man geweest die de onafhankelijkheid heeft gebracht?’

‘Neen, ‘antwoordden zij.

‘Gek is dat. We staan toch op het Onafhankelijkheidsplein? Wat heeft hij dan gebracht?’

‘Hij gaf ons te eten.’

Pengel was inderdaad de initiator van werkverschaffing, bedeling en regelen.

Daaruit volgt een anekdote ten bewijze van de stelling dat economische ontwikkeling vaak liever aan psychologen of sociologen kan worden overgelaten dan aan weltfremde economen, die geen idee hebben van hoe de mens in elkaar zit. Een voorbeeld mag dit aantonen. Een econoom adviseerde de heer Pengel om het vraagstuk van de overtollige ambtenarij aan te pakken door mensen uit de werkverschaffing weg te halen en in het bedrijfsleven onder te brengen.

Een deel van hun loon zou volgens een glijdende schaal worden gesubsidieerd door de overheid. Naarmate hun bruikbaarheid voor een bedrijf zou toenemen zou de subsidie kunnen worden afgebouwd.

Het werd een fiasco. De mensen kwamen in de bedrijven terecht en deden precies wat ze wilden, laat komen, luieren, veel praten, weigeren orders op te volgen. Ze wisten dat ze bij ontslag weer zouden kunnen terugkeren naar de werkverschaffing. De productiviteit kelderde overal doordat de regelmatige arbeiders werden meegezogen in deze mentaliteit. Ik durf niet te verklappen wie deze weltfremde econoom was.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter