blog | werkgroep caraïbische letteren

Verdriet verwerkt met woordkunst

Over de roman Erfdeel van Giselle Ecury

door Jeroen Heuvel

Verdriet is universeel, het is herkenbaar blijkt uit allerlei liedjes, gedichten, brieven en boeken. Hoe ga je er mee om? Blijf je er in hangen of wordt je er wijzer van. Van de verwerking hangt het af of het interessant is voor iemand anders. De zwaarte van andermans hartzeer invoelen is niet makkelijk, het zielenleed van een ander is meestal minder erg. Het kan als gezeur overkomen, het kan tot leedvermaak leiden, of het kan je eigen verdriet relativeren en het kan je raken van binnen, echt ontroeren. In dit laatste geval is de verteller erin geslaagd de hoofdpersoon kwetsbaar neer te zetten, dan wil je als lezer, luisteraar weten hoe het verdriet wordt geleden en verwerkt tot mogelijk een bron van (nieuw) geluk. Giselle Ecury is zo’n verteller die het lukt om verdriet dusdanig te beschrijven dat het ‘mooi’ wordt, dat het meer is dan alleen maar wat ze beschrijft, dat het kunst wordt, letter-kunst. In ieder geval in haar roman Erfdeel.

Op het eerste gezicht lijkt de roman te gaan over verdriet om een weggelopen vader, heimwee naar de geboorteplaats, verdriet om ongewilde kinderloosheid en een lege relatie, maar bij nader inzien blijken dit aanleidingen te zijn voor waar het echt om gaat: hoe je groeit door deze tegenslagen, hoe de hindernissen in het leven je rijker kunnen maken, hoe je door de troost van muziekkunst en letterkunde je erfdeel kunt verwerken tot geestelijke groei.
Of neemt Ecury de lezer in de maling? Een eigenschap van goede vertellers is dat ze je op een verkeerd been kunnen zetten. Het motto van het boek luidt: Mundus est fabula, dat betekent: De wereld is een kinderverhaal, is maar schijn. Wil ze daarmee zeggen dat de roman niet over mensen van vlees en bloed gaat? Op bladzijde dertien denkt de ik-figuur dat de romanwereld niet echt is, ,,Hier begint een sprookje uit een boek dat mij vroeger voorgelezen werd.” Het motto komt terug op bladzijde 52 in het volgende fragment waarin de ik, Carmen Gonzalez een recital bijwoont van de sopraan Clara van Schoonhoven. Als toegift zingt deze sopraan het Ave Maria van Schubert:
,,Haar stem bracht me terug naar mijn overleden moeder, zoals ze eruitzag in haar blauwe vest. Het leek alsof ik zweefde. Rondom Clara zag ik een ijl en helderwit licht. Ik wilde dat dit altijd zou blijven voortduren. Ik hoorde hoe ergens vlakbij een man onbeheerst begon te snikken. Opwellend verdriet vanuit de diepte. Misschien was het jarenlang verborgen leed, dat nu de stilte in de zaal opeens verbrak. Het stoorde me niet. Ik denk omdat ik het begreep. Het duurde slechts even. Toen werd het weer, alsof ik van de aarde weg was tot Clara van Schoonhovens stem zweeg en de laatste toon zich nog lang in de vleugel verschool. Het werd allesomvattend stil. Het bleef stil. Ik weet nu nog dat ik hoopte, dat het zo zou blijven. Ik wilde niet teruggehaald worden naar de zaal. Het leek alsof ik door een glaswand een andere wereld binnengegleden was. Ave, glanzende, schitterende, doorschijnende wereld. Ave Maria. Mundus est fabulus. Voor het eerst leek het leven me goed, zoals het was tot het laatste applaus losbarstte. Een staande ovatie. Het was voorbij.”
Neen, Ecury neemt je niet in de maling. Wat ze wel doet is de lezer uitdagen tot een soort van interactief lezen. Het echte leven willen vatten en het daarom omzetten tot een doorschijnende, schitterende, glanzende wereld, die net zo echt is. De schrijfster waarschuwt op bladzijde 36, dus in het begin van het boek al, hoe de schijn wordt opgehouden in het huwelijk van Carmen en Paul. Dit soort knipoogjes naar de lezer verhogen het leesplezier. Als Carmen op kamers gaat wonen ontmoet ze Paul al snel:
,,Hij wilde een kind, het liefst direct, maar dat zou niet verstandig zijn zolang we nog studeerden. Het vertederde me. Ik wilde ook graag kinderen. Hij spaarde al jaren voor een huis. Een groot huis, voor een groot gezin. Hij wilde graag een hond om voor te zorgen, net als ik.” (…) ,,We kochten een huis met een grote tuin die beide opgeknapt moesten worden en ik deed zoveel mogelijk zelf. Ik leidde mijn eigen huishouding op mijn manier. Paul was gelukkig. En ik was dat ook. Dacht ik.”
Twee woordjes waar je bijna overheen leest. De roman is eigenlijk net begonnen, er moet nog van alles gebeuren met de hoofdpersoon en dus ook in haar huwelijk. Carmen is geboren op een van de eilanden in de Caribische zee uit een Antilliaanse vader en een Nederlandse moeder. Als ze zes jaar is, vertrekt de vader op een nacht voorgoed. Op de kaft staat als een soort ondertitel Zoektocht naar een vader. Na dit plotse vertrek gaat de moeder met Carmen in Nederland wonen. Hoe is de relatie met moeder? Niet zo best, getuige bladzijde 15: ,,Ik had moeten zien te overleven met wat er nog wel voor me over was: mijn moeder en een vreemd land die beiden ontkenden wat ik gekend had.”
Dus Carmen heeft geen vader meer, aan de moeder, die haar op late leeftijd gekregen had, heeft ze niet zo veel en het huwelijk is ook niet geslaagd. Kortom genoeg ingrediënten voor veel verdriet. Daar komt nog bij dat Carmen geen kinderen kan krijgen. Hierover heeft het tijdschrift Margriet een interview met de auteur gepubliceerd, te vinden op de website van Giselle Ecury.
Erfdeel is een pakkend boek, mooi verteld en goed opgebouwd. Een voorbeeld over de structuur. Naast de ik-figuur hanteert Ecury het hij-vertelperspectief en het zij-perspectief. De roman is verdeeld in een proloog en vijf delen. In het tweede deel beschrijft de auteur de vertrokken vader. De inhoud wordt in deze bespreking niet verklapt. In het derde deel laat de schrijfster de lezer nader kennis maken met Clara van Schoonhoven, het blijkt dat er allerlei verbanden zijn met Carmen, zoals bij voorbeeld de goede (herinnering aan de) vaderband die bij Clara veranderde toen haar vader kwam te overlijden toen Clara zestien was. In het vierde deel kruipt Ecury weer in de huid van de ik-figuur. Carmen gaat naar haar geboorte-eiland terug. Het laatste deel beslaat amper twee bladzijden, het is een soort epiloog, maar zo noemt de woordkunstenaar het niet; en ook niet in de lijn van de verwachting ‘Vijfde deel’. Ecury noemt dit laatste deel ‘Erfdeel’. Ze speelt daarbij zo goed met de taal, dat dit woord niet alleen slaat op iets wat de vader heeft nagelaten, maar ook op iets tastbaars van Clara voor Carmen én op de innerlijke groei die Carmen heeft doorgemaakt.
Over dat spelen met de taal is nog veel te zeggen. Eigenlijk zou het grootste deel van deze recensie daarover moeten gaan, ware het niet dat in een krantenartikel vooral ook nadere informatie over het boek thuishoort. Om te beginnen staan er naast het hoofdmotto nog twee motto’s in de roman. Het zijn allebei zo erg bekende citaten dat ze cliché zijn geworden: Partir, c’est mourir un peu en East is East and West is West and never the twain shall meet. Ecury gebruikt het Franstalige citaat niet alleen voor de vader en het lege gevoel waarmee de dochter achterblijft alsook voor Paul die volgens zijn vrienden zo kapot is van het feit dat Carmen bij hem weggaat, maar ze gebruikt vooral het schijnbare tegendeel van dit motto om aan te geven dat het vertrekken voor Carmen slechts een kléin beetje sterven betekent. Ecury legt hiermee een andere klemtoon op het cliché: ‘un peu’ wordt benadrukt, alsof ze wil zeggen: Partir, c’est vivre beaucoup. Het citaat over de onmogelijkheid dat Oost en West elkaar zullen ontmoeten, wordt als lemma bij het tweede deel (dat over de vader) anders gebruikt door een minimale wijziging. Er staat dan niet meer: And never the twain shall meet, maar …and ever the twain shall meet, iets dat niet alleen een gegeven is voor een kind uit een gemengd huwelijk, maar dat een eeuw nadat het door Rudyard Kipling voor het eerst is geuit ook voor veel wereldburgers realiteit is geworden. Prachtige paradoxen schept Ecury die met tussenpozen zo’n dertien jaar aan deze roman heeft gewerkt.
Het woordspel levert niet alleen al bij de inhoudsopgave een genoegen op, ook bij de weloverwogen woorden in de hele roman. Bij voorbeeld in de openingszinnen van de verschillende delen. ‘Zoals Clara van Schoonhoven haar hond riep, zo heb ik nog nooit iemand zijn hond horen roepen.’ Zo begint de proloog en deze zin wordt herhaald als beginzin van de laatste paragraaf van het eerste deel. Ecury overweegt haar woorden nauwkeurig als een poëet, en laat Carmen dan ook twee gedichten schrijven. Ecury heeft overigens zelf ook een dichtbundel gepubliceerd. Maar terug naar de beginzin over de hond. Dat is een pakkende zin. Misschien niet zozeer als je die uit de context gerukt plomp verloren eenzaam en alleen ziet staan, maar wel in het hele verband. Vooral omdat deze zin vijfenzestig bladzijden later nog eens herhaald wordt. Het is de openingszin van deze roman, je kunt hem bijna gebruiken om te mediteren over de inhoud van het hele boek. Er wordt een vergelijking in beschreven; er wordt een personage opgevoerd, Clara, die naam houdt een heldere belofte in en in de achternaam staat Schoon, synoniem voor mooi, je kan zelfs de hof die in haar achternaam zit verbinden met het Erf van de titel en dan wordt er een, voorlopig naamloze – maar iets verderop gaat het om drie tonen die zuiver en onvervormd werden meegevoerd door de wind – hond opgevoerd, een huisdier dat bij de drie belangrijkste romanpersonages, Carmen, Clara en bij de vader een zuiverende, troostende rol krijgt toebedeeld. De lezer kan zelfs zover gaan om in deze zin het spel met ‘haar’ en ‘zijn’ aan te gaan. Ander voorbeeld: de openingszin van het laatste deel, De tafel is gedekt, stelt de lezer gerust: dit is een huiselijke, vreedzame sfeer. Eind goed, al goed. Kortom, de schrijfster heeft plezier in haar werk en dat plezier werkt aanstekelijk. Als Carmen besluit om eindelijk terug te gaan naar haar geboorteplek komt meteen het hoofdthema terug: Beschouw je verdriet als een uitdaging om gelukkig te worden. De beginzin van het vierde deel is een schot in de roos: ,,Het is vreemd dat je soms zomaar ineens greep hebt op gebeurtenissen uit je leven.” De lezer die zich mee laat voeren door Giselle Ecury is niet alleen getuige van een prachtig verteld verhaal, maar kan ook troost putten uit het door Carmen verwerkte verdriet. Troost die alleen echte kunst kan bieden.

Giselle Ecury, Erfdeel: Schoorl: Conserve 2006, ISBN 90 5429 224 5.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter