blog | werkgroep caraïbische letteren

Verdraagzaamheid, een programma voor vrijheid (4)

door Willem van Lit

Deel 4 gaat over de mythes van authenticiteit en afstamming.

De hardnekkigheid van een mythe

In mijn gesprek met Jeroen Heuvel in 2010 kwam ook  het volgende naar voren. Het feit dat er op Curaçao bijvoorbeeld zoveel ruzie en woede, als ook uitbundigheid, zin en aanleg voor het feestvieren te ervaren zijn, heeft te maken met de afkomst van veel Afro-Curaçaoënaars. Curaçao was een transitomarkt in de West-Afrikaanse mensenhandel.

De verschillende kooplieden uit omringende gebieden kochten alleen de beste exemplaren. Dat betekent in feite dat de mindere soort – zij die het minst geschikt waren voor het werk – achterbleef en dit betrof in veel gevallen mensen van een specifieke West-Afrikaanse stam die bekend stonden om hun weerbarstige karakter: ze maakten constant ruzie en amok. Tegelijkertijd stonden zij ook bekend om hun grote aanleg tot het vieren van feesten en hun uitgelatenheid. Heuvel zei dat dit door een bekende Antilliaanse antropoloog was aangetoond. Het zou hier gaan om de genen van boosheid en plezier. Het is een verhaal dat vaker terugkomt. Het is een van die merkwaardige en mysterieuze kleine mythen, die men steeds weer hoort. Zij duiden op mystieke afkomst in de lijn van Rousseau’ s edele wilden. Tegelijkertijd is het een duiding van – alweer – de menselijke smet, het eeuwigdurende stigma. Toch is een dergelijke verklaring door zijn eenvoud aantrekkelijk. Het heeft mij zelf zover gebracht dat ik overal ben gaan speuren naar de specifieke afkomst van West-Afrikaanse mensen, die naar het Caribische gebied werden vervoerd. Kortweg gezegd is het ondoenlijk om de exacte herkomst van grote groepen mensen te achterhalen. Scheepsbewegingen van veel Nederlandse slavenhalers, zowel van de West-Indische Compagnie als van andere rederijen, zoals de Middelburgse Commerciële Compagnie (MCC) zijn wel voor een groot deel vastgelegd. We kunnen ook deels nagaan waar mensen langs de duizenden kilometers lange West-Afrikaanse kust zijn ingekocht, maar daardoor weten we nog niet exact vanwaar die gevangengenomen Afrikaners zijn aangevoerd. Velen moesten dagen- of zelfs wekenlang lopen alvorens zij de kust bereikten. Niemand nam de moeite precies vast te leggen hoe en vanwaar deze mensen werden opgepikt. Gaandeweg mijn naspeuringen – waarvan ik aanvankelijk dacht dat die van belang waren voor mijn betoog – kwam ik erachter dat West-Afrika een enorm gebied is waar immens veel stammen en volkeren in een lappendeken van verbanden naast en door elkaar heen leefden en leven. Hierbij zijn door conflicten en politieke manipulaties regelmatig gebieden en volkeren gewisseld. [1]

Sinds de 17een de 18e eeuw, toen de trans-Atlantische mensenhandel op zijn hoogtepunt was, heeft er op Curaçao en de meeste andere eilanden veel migratie plaatsgevonden. Er heeft zich veel vermenging van bevolking voorgedaan. Daardoor zal er van authenticiteit van afstamming al niet zo heel veel meer over zijn. Ook vanuit dit oogpunt is het niet goed meer mogelijk de afstamming nauwgezet te reconstrueren. Naargelang ik me er meer in verdiepte, werd me steeds duidelijker dat het onzinnig is naar een dergelijk verband te speuren. In het vorige hoofdstuk ben ik uitvoerig ingegaan op de botsing van humeuren uit de Afrikaanse en Europese erfenis. De kenmerken van arrogantie en hebzucht versus afgunst en nijd, zoals ik die daar beschreef, zijn geen genetische kenmerken. Ze komen voort uit de dominante wijze van samenleven en de sociale patronen die daarmee zijn verbonden: in dit geval de kapitalistische (open) westerse leefstructuren en de collectivistische (meer besloten) Afrikaanse patronen. Mensen worden gevormd door hun manier van dagelijkse omgang met elkaar; zo ontwikkelen ze hun houding en gedrag. Als we ervan uitgaan dat (genetische) eigenschappen bepalend zouden zijn, dan gaan we uit van het strikt gedetermineerd zijn van mensen en de onvermijdelijke lotsverbondenheid. Dan zeggen we ook dat er geen verandering mogelijk is en juist dát is onzin. Het is juist een van de belangrijkste menselijke kenmerken dat zij in staat zijn zichzelf en de dingen (en anderen) om zich heen te beïnvloeden en te veranderen. Als er iets is dat zijn lot bepaalt, dan is het juist het feit dat de mens – doordat hij het paradijs heeft verloren – zijn lot in eigen hand moet nemen. Dat is geen fatum, maar een morele plicht. Als men dit ontkent, treft men de mens precies op het punt van waardigheid: namelijk dat hij niet in staat zou zijn te veranderen en daardoor zelf richting te geven aan het leven en de inrichting daarvan.

Bij het speuren naar aanwijzingen of bewijzen van de stelling dat het zou gaan om mensen uit een Afrikaanse stam met specifieke persoonlijke eigenschappen, bekroop me steeds weer het idee dat ik bezig was trachten te bewijzen dat mensen historisch gezien gedetermineerd zijn, terwijl ik daar juist niet in geloof. Ik heb dit in dit boek al verschillende malen betoogd. Als het gaat om het zoeken naar een oplossing om het patroon van de pathetische omhelzing te doorbreken, dan moet dit soort mythen de wereld uit. Het is juist het geloof in dit soort verhalen dat de menselijke waardigheid geweld aan doet. Daardoor is dat een doodlopende weg, die het probleem voortdurend in stand houdt en de stagnatie verhardt. Het ontkent de dynamiek van menselijke ontwikkeling, het vermogen tot Bildung. Het voorgaande betekent tegelijkertijd dat je jezelf niet kan laten voorstaan op je afkomst en ook dit heb ik al verschillende malen benadrukt.

Toch houdt men dergelijke mythen hardnekkig in stand en zeker in de context van de Caribische wereld. Dit komt voort uit de gedachte die Alexis de Tocqueville naar voren heeft gebracht en waarover ik in hoofdstuk vier al heb gesproken. Hij zegt dat de Amerikaanse tragedie niet zozeer de slavernij is, maar wel het feit dat de herinnering eraan steeds zo zichtbaar aanwezig is: door het verschil in huidskleur. Juist deze zichtbaarheid, die verweven is met de herinnering, berooft die bevolkingsgroepen van hun waardigheid. Huidskleur is nu juist wél een genetisch kenmerk. Daaraan ontkomt niemand. De herinnering daaraan lijkt dan wél in alle opzichten gedetermineerd, juist door die zichtbaarheid.

“De herinnering aan de slavernij onteert het ras en het ras vereeuwigt de herinnering aan slavernij.

Er is geen Afrikaan die vrijwillig op de kusten van de Nieuwe Wereld is beland; dat betekent dat allen die zich daar bevinden slaven of vrijgelatenen zijn. Zo geeft de Neger , met zijn bestaan, aan al zijn afstammelingen het zichtbare teken van zijn schande door. De wet kan een einde aan de slavernij maken, maar alleen God kan de sporen ervan uitwissen. (…).

De Modernen (De Tocqueville doelt hier op de bewoners van de Nieuwe Wereld – WvL) moeten na de afschaffing dus nog een einde maken aan drie vooroordelen die heel wat ongrijpbaarder en hardnekkiger zijn dan de slavernij zelf: het vooroordeel van de meester, het vooroordeel van het ras en ten slotte het vooroordeel van de Blanke”. [2]

Doordat huidskleur en algemene uiterlijke kenmerken zo duidelijk zichtbaar zijn en dit – historisch gezien – de ongelijkheid lijktte hebben bepaald, lijkt het logisch en normaal dat ook andere eigenschappen (zoals karakter of humeur) historisch gedetermineerd zijn. Zo blijft de mythe van lotsverbondenheid van mensen én groepen in stand. Hardnekkig en schijnbaar onuitroeibaar. De herinnering aan ongelijkheid wordt zo omgezet in determinatie, iets wat ook de toekomst bepaalt. Dat dergelijke ideeën onzinnig en onjuist zijn, is niet gemakkelijk te ontkrachten (de ongrijpbare en hardnekkige vooroordelen), zeker ook doordat het Westerse denken vaak doordrenkt is geweest van historisch determinisme (zoals bij de dialectiek van Hegel en Marx). Ook dit zijn duurzame mythes geweest waaraan hectoliters bloed zijn verspild.

[wordt vervolgd]


[1] Heden ten dage is het mogelijk via DNA-onderzoek na te gaan waar men van afstamt. In de VS kunnen afstammelingen van de weggevoerden door dergelijk onderzoek bezien wat hun verwantschap met stammen of volkeren is. In hoofdstuk 4 heb ik hierover onder andere gezegd dat een Nederlandse tv-presentator en cabaretier van Surinaamse afkomst, Roué Verveer, een dergelijk onderzoek heeft laten uitvoeren.

[2]Tocqueville, Alexis de, Over de democratie in Amerika, pag. 366 en 367.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter