blog | werkgroep caraïbische letteren

Verbod op vuurwerk – Leren van geschiedenis 64 

door Hilde Neus                       

Er is opmerkelijk veel minder vuurwerk ontstoken in Suriname bij de laatste jaarwisseling. Gelukkig is de pagara-estafette in de binnenstad van Paramaribo op oudejaarsdag om 12 uur ’s middags wel doorgegaan, na twee jaren afgelasting vanwege Covid. Toch was het anders. Om 12 uur ’s nachts, van oud op nieuw, kon je een vijftal jaar geleden het eerste uur niet over straat omdat je geen hand voor je ogen zag vanwege de rook die nog in de lucht hing. Veel mensen hebben geen geld meer voor vuurwerk en dat is wel jammer. Met het afsteken van knallers aan het begin van je erf poog je toch steeds om het slechte uit je buurt weg te jagen, en het goede van het nieuwe jaar te verwelkomen. Misschien haalden verpleegkundigen in het ziekenhuizen wel opgelucht adem. Dit jaar een beperkte extra drukte door de ongevallen door het afschieten rondom oud op nieuw.

Foto © Michiel van Kempen

De oorsprong van vuurwerk

Het verhaal gaat dat vuurwerk ongeveer 2200 jaar geleden is ontdekt doordat iemand per ongeluk salpeter morste, wat als vervanger voor zout diende. Het kwam in de vlam terecht en begon te knetteren. In China zouden mensen al 2000 jaar geleden vuurwerk inzetten om boze geesten te verjagen en later ook om feesten en belangrijke gebeurtenissen luister bij te zetten. Vanaf de middeleeuwen werd het ook in Europa gebruikt. Om het kwade weg te jagen maar ook als wapen in de oorlog. Het kwam met de kolonisten naar Suriname.  

Verbod vroeger

Het woord vuurwerk had vroeger ook een andere betekenis, toen werden er kanonnen en andere wapens mee bedoeld, omdat je ze met vuur moest aansteken. In Suriname stonden daar grote restricties op, en het was beperkt tot bepaalde locaties en specifieke tijden. Dit kwam vanwege de vele houten huizen met singeldaken in de stad. Men was beducht voor brand, en gezien de grote branden van 1821 en 1831 was dat te begrijpen. In de droge tijd en bij harde wind uit noord-oost grepen de vlammen in razend tempo om zich heen. De brandweer was toen min of meer doorgever van emmers water, niet veel meer.  

In 1750 werd er een notificatie opgetekend door de secretaris van het Hof dat enige jongens zich niet ontzagen om dagelijks ’s avonds en ‘bij ontijden langs of door de straten van Paramaribo te gooien of te werpen zwermers of zogenaamde voetzoekers’. Deze konden andere langs de straten gaande personen tegen het lijf, of in de huizen vliegen, waardoor ongelukken konden ontstaan. Daarom werd dit scherpelijk verboden.

Feestdagen

Afsteken van een vuurpijl in 1695, ter ere van koning-stadhouder Willem III. Ets van Jacob Gole.

In Paramaribo was het geoorloofd op afgekondigde feestdagen op het Plein vuurwerk af te schieten. Dit was meestal bij inauguraties van belangrijke personen. Bijvoorbeeld van het koningshuis. Op 8 maart 1766 was het heugelijk tijdstip aangebroken dat Willem de Vijfde van Oranje Nassau de leeftijd had bereikt om zelf de regering te kunnen aanvaarden in Den Haag. In Suriname werd dit op 18 februari van tevoren bekendgemaakt: in afwachting van verdere bevelen, zodat eenieder kon delen in de feestvreugde. Om te voorzien in alle ‘disordres’ en ongelukken die zouden kunnen ontstaan ter gelegenheid van het celebreren van de heugelijke dag, wilde het gouvernement speciaal de plantagebediendes waarschuwen voor het ontsteken en gooien van zwermers en voetzoekers, klappers en vuurpijlen. De eigenaren of administrateuren van plantages moesten zorgen voor orde, door in ieder geval te organiseren dat op die dag een blanke bediende thuisbleef. Er mocht alleen op het Plein vuurwerk worden afgeschoten, voor het Orangecollege. Met de mededeling: in Den Haag kon het wel door de gehele stad, maar daar waren de huizen van steen.   

Op 30 augustus 1770 werd er weer gewaarschuwd voor het onvoorzichtig afschieten van geweren alsmede voetzoekers en andere vuurwerken, waardoor reeds meerdere ongelukken waren geschied. Het gooien van zwermers van ’t ene op het andere erf waarbij ingezetenen gemolesteerd konden worden, en het afschieten van snaphanen of pistolen was ten strengste verboden, op straffe van vergoeding van de schade en een passende afranseling.

Het was vroeger hetzelfde als nu. Dat sommigen zich niet veel aantrokken van de waarschuwingen, blijkt wel toen Unico Wilkens op 18 december 1771 een klacht indiende bij het Hof, dat men voetzoekers in zijn huis had gegooid. De koloniale autoriteiten droegen de Burgerwacht op een onderzoek in te stellen. Het is niet duidelijk of de dader ooit is gepakt.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter