Verbod op gescheiden verkoop van moeder en kinderen – Leren van geschiedenis 63
door Hilde Neus
Een van de graadmeters van de rechten van mensen in een samenleving, is de wijze waarop de overheid omgaat met de zwakkere elementen daarbinnen. Specifiek kinderen. De spelregels voor kindertehuizen bijvoorbeeld zijn tegenwoordig ingewikkeld. Veelal draaien die op sponsoring van particuliere donoren, en werpt de overheid voornamelijk barrières op voor de uitbetaling van afgesproken subsidies. Daar hebben de tehuizen recht op, maar het achteraf uitbetalen, nadat een sluitende afrekening is opgemaakt door een erkende accountant, bemoeilijkt de dagelijkse praktijk voor dergelijke tehuizen alleen maar.
En worden kinderen, die niet door de eigen ouders of voogden kunnen worden verzorgd, benadeeld. Vroeger werden blanke wezen die niet werden opgevangen door familie, opgenomen door de diaconie. De kerk was dan verantwoordelijk, soms werden ze naar de Nederlanden gestuurd. Kinderen op plantages werden door familieleden opgevangen. Daar waren sterke gezinsstructuren zoals onderzoek van Humphrey Lamur (bij ebg-gedoopten en tegen het einde van de slavernij) heeft aangetoond. Het gouvernement in Suriname was geen voorstander van het opbreken van gezinnen.
Waarom herhalen we dit steeds?
Dit werd wel gepraktiseerd in de zuidelijke staten van Amerika, en is regelmatig afgebeeld of in films opgenomen als een van de meest wrede aspecten van de slavernij. ‘Selling down South’ was een afschrikmiddel om de slaven in toom te houden, anders zouden ze apart van hun familieleden verkocht worden in Zuidelijker staten, waar de levensomstandigheden nog zwaarder waren. Vanwege het herhalen en steeds tonen van deze aparte verkoop van moeder en kinderen, wordt in Suriname gedacht dat dit ook hier dagelijkse praktijk was.
Ook Karel Choenni, bisschop van Paramaribo, maakte er melding van in zijn kersttoespraak (2022) in het onderdeel over matrifocaal gezinstype en armoede: ‘Ik heb mijzelf vaker afgevraagd waarom vaak Afro–Surinamers in onze samenleving een traumatische angst hebben voor het christelijk huwelijk. Het matrifocaal gezinstype is een direct gevolg van het slavernijverleden. In de slaventijd was het huwelijk verboden voor de tot slaaf gemaakten en konden man, vrouw en kinderen afzonderlijk verkocht worden. Om die ondraaglijke angst en pijn te verzachten koos men onbewust voor losse relaties […]’ Voor hem is het zelfs een antwoord op de vraag waarom menig Afro-Surinaamse man bang is levenslange verbintenissen aan te gaan. Dit is een nogal verregaande uitspraak zonder gedegen onderzoek, zeker als het basisuitgangspunt al niet klopt.
Gescheiden verkoop van slavenkinderen, weg van hun moeder, was is Suriname verboden. De afstanden waren ook niet zo groot als in Amerika, en onderlinge contacten tussen de slaven van verschillende plantagegebieden maakten dat men wist wie waar verbleef. Het zou veel onrust veroorzaken als familieleden werden weggevoerd. Dit wil niet zeggen dat het niet voorkwam. Op 4 augustus 1782 is een plakkaat uitgevaardigd waarin het Hof aangaf dat duidelijk werd gesteld dat bij alle publieke verkopingen van slaven (ook die onderhands geschiedden) de moeders niet mochten worden gesepareerd van haar kinderen, maar tezamen en met de anderen tegelijk, moesten worden verkocht. Alle kopen en verkopen welke in overtreding waren met deze bepaling, zullen van nul en generlei waarde zijn. De gedrukte plakkaten werden overal verspreid en van plantage naar plantage verzonden om voorgelezen en getekend te worden. Afschriften werden geretourneerd naar de secretaris. Dit plakkaat werd verspreid omdat het van tijd tot tijd was gebleken dat diverse klachten het Hof bereikten dat er wanorde ontstond bij de verkoop van slaven zodra de moeders van kinderen werden gescheiden en zo aan verschillend meesters verkocht. Om dit te voorkomen voorzag het Hof in deze regels.
Aanvulling van de notificatie
In de notulen van het Hof van 5 mei 1784 werd het plakkaat met de volgende artikelen aangevuld: Dat geen ouders zonder hun kinderen, of kinderen zonder hun ouders, verkocht mogen worden wanneer ze daarvoor aan dezelfde meester toebehoorden. Er werd een uitzondering gemaakt: als de ouders onverschillig waren, of uitdrukkelijk na voorafgaand onderzoek door het Hof zou blijken dat zij de kinderen hadden verwaarloosd.
Als tweede punt werd in deze verordening aangegeven dat onrechtmatig werk eisen, tot ‘kwade behandeling’ van de slaven behoorde, en werk op zondag streng verboden was. En de planters vooral op de behandeling van zwangere slavinnen moesten letten, ‘tot bevordering der populatie’.
Het blijkt dat kinderen, ook slavenkinderen, vroeger bepaalde bescherming genoten. Men kan zich afvragen of de staat de huidige kinderrechten ook waarborgt.
In de OSO (1996) werd door mij hierover al geschreven. Surinaamse slavernij : de gescheiden verkoop van moeder en kind(eren). De digitale OSO is op http://www.dbnl.org terug te vinden
https://www.dbnl.org/tekst/_oso001199601_01/_oso001199601_01_0005.php
Okke, jouw artikel is natuurlijk veel uitgebreider. Dit zijn kleine stukjes voor een breder publiek.
groet,
Hilde
Dank je Hilde