Vasthoudende zoektocht in de schemerige goudsector
door Peter Meel
Al aan het begin van zijn rapportage Gowtu; Klopjacht op het Surinaamse goud laat onderzoeksjournalist Jeroen Trommelen doorschemeren dat hij zichzelf een onmogelijke opdracht heeft gesteld. Aan de vragen waarmee hij op pad is gegaan, ligt het niet.
Deze zijn hoogst relevant en houden iedereen bezig die ook maar enigszins geïnteresseerd is in de achtergronden van de goudkoorts die Suriname sinds de jaren 1990 heeft bevangen en die vanaf de eeuwwisseling in toenemende mate heeft bijgedragen aan de economische groei van de republiek. Trommelen wil weten wie de grote spelers zijn in de hedendaagse goudsector in Suriname, welke bedragen er omgaan, hoe de naar schatting tienduizenden kleine ploeteraars die met hun voeten in de modder staan zich verhouden tot de grote bazen die achter de schermen aan de touwtjes trekken, wat de opbrengsten betekenen voor de nationale schatkist, hoe de goudwinning en goudhandel zijn georganiseerd, en wat de ecologische effecten zijn van het op grote schaal afgraven van grond en het gebruik van kwik.
Op basis van naarstig verzamelde informatie en geholpen door een groepje deskundigen (onder wie de onderzoekers Marieke Heemskerk en Marjo de Theije) laat Trommelen zien dat op meerdere plaatsen in het midden en oosten van Suriname lokale bewoners, Brazilianen, Chinezen en stedelingen in een welhaast symbiotische relatie met elkaar leven en op grond van semilegale of ronduit illegale afspraken zoveel mogelijk aan de exploitatie van de begerenswaardige bodemschat proberen te verdienen. De inkomsten voor de gewone man en vrouw (goudzoekers, kokkinnen, winkeliers, prostituees) liggen tamelijk hoog (voor Brazilianen gemiddeld hoger of zelfs veel hoger dan in hun eigen land), maar fluctueren in bepaalde perioden sterk en worden gedempt door de hoge kosten van levensonderhoud en de benodigde investeringen (voor goudzoekers vooral in apparatuur en brandstof) die er tegenover staan. De veiligheid en bescherming van bezit zijn bovendien niet gegarandeerd, wat de bedrijfsrisico’s vergroot, en de verontreiniging van water en lucht hebben gevolgen voor de volksgezondheid en biodiversiteit, die echter nog altijd moeilijk te overzien zijn.
Het opkopen en exporteren van het gewonnen goud blijkt volgens de gegevens van Trommelen een zaak van een aantal Chinese handelaren, die niet zelden ook vergunninghouder zijn van een cambio (geldwisselkantoor) en banden onderhouden met een politieke partij (in meerderheid, maar niet uitsluitend, de NDP). Trommelen traceert fiscale gegevens waaruit blijkt dat het gros van hun bedrijven nauwelijks belasting betaalt. Het verlenen van exploratie- en exploitatieconcessies hangt in hoofdzaak af van de goodwill van de betrokken minister en is daarmee niet alleen ondoorzichtig, maar ook corruptiegevoelig. Het is vooral op dit niveau dat dwarsverbanden tussen bedrijfsleven, politiek, de presidentiële Commissie Ordening Goudsector en de onder dezelfde president en zijn zoon ressorterende Counter Terrorism Unit (CTU) – een elitegroep van gewapende krachten – hun invloed laten gelden. De politiek lijkt daarbij het laatste woord te hebben. In de top tien van grootverdieners in de goudindustrie nemen volgens Trommelen Ronnie Brunswijk de eerste en Desi en Dino Bouterse de tweede plaats in. Op de andere posities staan namen van andere bekende, maar ook minder bekende of onbekende Surinamers − wat lezers van Parbode (het tijdschrift waarin Trommelen eerder zijn lijstje publiceerde) al enige tijd bekend is. Overigens moet opgemerkt worden dat deze rangorde op basis van schattingen tot stand is gekomen en een enigszins willekeurige indruk maakt. Vooral de tweede plaats voor de president en zijn zoon is niet meer dan een educated guess, want in hoofdzaak gebaseerd op de politieke invloed van de president (die inderdaad groot is) en op de veronderstelling dat deze zich als zakenman bedient van stromannen (wat waarschijnlijk is, maar niet wordt hardgemaakt). Overtuigender is de conclusie die Trommelen trekt, namelijk dat – anders dan veel politieke retoriek en een deel van de publieke opinie willen – buitenlandse bedrijven als Lamgold en Newmont verhoudingsgewijs veel en Surinaamse bedrijven onvoldoende belasting over hun verdiensten in de goudsector betalen.
Trommelen doorspekt zijn relaas met een drietal casestudies: één over de spraakmakende moord op een jonge goudzoeker in oktober 2011 in Maripaston, één over de ‘free for all’ activiteiten in Benzdorp (Oost-Suriname) en één over de teloorgang van het beschermd natuurpark Brownsberg door illegale goudzoekers. Uit alle drie voorbeelden blijkt eens te meer hoe ondoordringbaar de goudsector in Suriname is. Basale gegevens over concessies, omzet- en winstcijfers en belastingafdrachten zijn geheim of gelden als onbetrouwbaar. Er wordt weinig geregistreerd en tegenover de buitenwereld wordt bij voorkeur het stilzwijgen bewaard, ook door de grote buitenlandse ondernemingen. Trommelen slaat deuken in dit gesloten bastion en werpt licht op aspecten van de sector, echter zonder de achterliggende zakelijke en politieke netwerken en de bijbehorende geldstromen geheel bloot te kunnen leggen. Dat doet echter niets af aan zijn inzet en vasthoudendheid om de onderste steen boven te krijgen. Zijn naspeuringen leveren een vlot lezende rapportage op, waarin, zoals de auteur het zelf formuleert, de reis in het Surinaamse informatiedoolhof evenveel aandacht krijgt als het resultaat van zijn belangwekkende graaf- en spitwerk.
Jeroen Trommelen. Gowtu; Klopjacht op het Surinaamse goud. Schoorl: Conserve, 2013. 223 p., ISBN 978 90 5429 346 0, prijs € 19,99.
[uit Oso 2013-2]