blog | werkgroep caraïbische letteren

Vanuit het heden over het verleden naar nieuwe inzichten en perspectieven

Inaugurele rede Prof. Elisabeth Echteld

Samenvatting van de rede, uitgesproken door Elisabeth Echteld in de Aula van de UoC op 24 februari 2022, ter aanvaarding van haar leerstoel Literatuurwetenschap en literatuurgeschiedenis, met betrekking tot de lokale en Caribische literatuur aam de Algemene Faculteit, University of Curaçao

Prof. dr Elisabeth Echteld tijdens haar inaugurele rede

In de rede stond de lokale literatuurgeschiedenis centraal, door het verkennen van de mogelijkheden en beperkingen van de zoektocht naar een canon van de lokale literatuur. Eerst werd ingegaan op het begrip nationaal cultureel erfgoed en op het begrip canon (en wat belangrijke factoren zijn bij een canoniseringsproces), met een toespitsing op de wat specifiekere canon op het vakgebied, te weten de literair-historische canon. De benadering daarbij was dat vanuit het heden de blik eerst gericht werd op het verleden om vervolgens tot nieuwe inzichten te komen voor toekomstig literatuuronderzoek. Dit alles geschiedde aan de hand van een contextuele, institutionele benadering, met vooral interesse in teksten in hun culturele en literair-historische omgeving, in hun literaire landschap in lijn met de benadering van professor emeritus Wim Rutgers, de vorige leerstoelhouder. Bij de institutionele benadering is een literair communicatieschema met verschillende belangrijke actoren van het literaire bedrijf als uitgangspunt leidraad (Afbeelding 1).

Afbeelding 1

In dit communicatieschema zijn de zender, de boodschap en de ontvanger van belang. In de literaire institutie, of het literaire bedrijf, zijn dat de auteur, de tekst en de lezer.

Bij het beschrijven van de lokale literatuurgeschiedenis, moet rekening worden gehouden met de mate van diversiteit van de lokale literair-historische traditie. Daarbij vormt meertaligheid een van de speciale uitdagingen. Deze meertaligheid stelt samenstellers van een lokale literatuurgeschiedenis voor het dilemma van de keuze voor een beschrijving van separate geschiedenissen, voor het Papiaments, Nederlands, Engels en Spaans. Een andere optie is een geïntegreerde aanpak, dus één literatuurgeschiedenis met alle talen samen in één boek bijvoorbeeld. In de lokale meertalige literaire omgeving kan meertaligheid die zich soms tevens in een en dezelfde auteur verenigt ook leiden tot keuze-kwesties qua indeling. De dichter-musicus Joseph Sickman Corsen schreef eind negentiende eeuw bijvoorbeeld voornamelijk in de Spaanse taal en zou om die reden bij de Spaanstalige Curaçaose literatuur ingedeeld moeten worden. Echter, als de schrijver van hét eerste gedicht in het Papiamentu, ‘Atardi’, is hij moeilijk weg te denken bij het behandelen van de Papiamentstalige literatuur.

Voor het havo, vwo en het hbo op Curaçao werd lokaal de tweedelig methode Kadans ontwikkeld in de beginjaren van het nieuwe millennium. In het tweede deel, Kadans, Literatuurgeschiedenis, werd per periode aandacht besteed aan de literatuur van de vier genoemde gemeenschapstalen samen met de twee keuzetalen Frans en Duits. Telkens komen in Kadans de zes auteurs aan de beurt die voor die periode tot de canon van die taal behoren. De jongere lokale schoolmethode voor het voortgezet onderwijs, Perspectief, heeft eveneens een canonlijst als basis. Deze is alleen voor de Nederlandse literatuur. Voor Kadans betreft het een geïntegreerde aanpak, alle talen worden samen in één boek aangeboden (Afbeelding 2)

Afbeelding 2

Tijdens de oratie werd bij wijze van voorbeeld, uitgegaan van de eenvoudige meertalige combinatie: Spaans, Papiamentu en Nederlands, van vijf Curaçaose literaire topauteurs tussen 1885 en 2015. Voor het Spaans werden J. S. Corsen, A. Z. López Penha, D. D. Salas, E. Moreno Brandao en J. de Pool in de lijst opgenomen. Voor het Papiamentu opnieuw J. S. Corsen en verder G. Rosario, L. H. Daal, P. Lauffer en E. Juliana; voor het Nederlands C. Debrot, B. van Leeuwen, T. Marugg, F. Martinus Arion en E. Zielinski.

Spaans

Joseph Sickman Corsen bleek een aanzienlijk aantal waardevolle gedichten in het Spaans te hebben geschreven die uiteindelijk postuum vervat werden in de bundel Poesías. Aan het leven en werk van Joseph Sickman Corsen is na zijn dood nader aandacht besteed, bijvoorbeeld aan zijn muziekwerk.

A.Z. López Penha, die net als Corsen in de canonlijst van 5 is opgenomen, was een frequente bezoeker van het door tertulias bekend geworden huis van Lelia Capriles. Het feit dat de veelzijdige D.D. Salas, zijn roman Raúl, aan López Penha opdroeg, is een voorzichtige aanwijzing dat de schrijver verankerd was in de lokale samenleving van zijn tijd. Ook heden ten dage wordt ruim aandacht besteed aan A.Z.López Penha, die tevens bijdroeg met gedichten voor het belangrijke door A. Bethencourt lokaal uitgegeven literair culturele tijdschrift Notas y Letras (1886-1888). Een romantisch gedicht van López Penha is (Afbeelding 3):

Afbeelding 3

Papiamentu

Dat Joseph Sickman Corsen ook is opgenomen in de canonlijst van 5 voor Papiamentu, laat zich door voorgaande verklaren. Er wordt aan 2 van de 11 strofen van  ‘Atardi’, dat in 1905 in het blad La Cruz verscheen aandacht gegeven, met ook een verwijzing naar een vertaling van dit gedicht in het Nederlands, C. Debrot (Afbeelding 4). Van het gedicht Atardi werden twee strofen voorgedragen.

Afbeelding 4

Een andere schrijvers op de canonlijst van vijf is Pierre Lauffer (1920-1981). Aan het oeuvre van Lauffer wordt in studies over Antilliaanse literatuur veelvuldig gerefereerd. Er is een school naar Pierre Lauffer vernoemd en er is een Stichting opgericht, de Fundashon Pierre Lauffer, die activiteiten ontplooit (onder andere heruitgaven van zijn werk) om het cultureel literaire erfgoed van deze tot de verbeelding sprekende persoon in leven te houden. Er is een biografie van Pierre Lauffer verschenen, van de hand van Bernadette Heiligers. De biografie, die bij de launching ruim aandacht kreeg en op een geïnteresseerd lezerspubliek kon rekenen, heeft zeker bijgedragen aan de canonisering van Pierre Lauffer en zijn oeuvre. Het feit dat de biografie werd uitgegeven bij de gerenommeerde, in Nederland gevestigde, uitgeverij In de Knipscheer, heeft zeker niet ten nadele gewerkt van dit canoniseringsproces. Pierre Lauffer verpersoonlijkt als ‘nationaal dichter’ de letterkunde in het Papiamentu en wordt gezien als de persoon die het Papiamentu erkenning in de Curaçaose gemeenschap bracht. Na het overlijden van Pierre Lauffer in 1981, werd de behoefte gevoeld door de oprichters van de Fundashon Pierre Lauffer, om Di Nos, van Pierre Lauffer in de door hem in dat werk genoemde lijn uit te werken en uit te bouwen. Dit resulteerde in de lijvige, uit drie delen bestaande bloemlezing met onderbouwing, Pa saka kara,  onder redactie van Aart Broek. In dit werk wordt niet alleen aandacht besteed aan het werk van Pierre Lauffer zelf, maar ook aan andere schrijvers die in het Papiaments literaire werken produceerden over een bepaalde periode.

Nederlands

Cola Debrot was met zijn gedichten en de novelle Mijn zuster de Negerin, de eerste Antilliaan die in de Nederlandse taal publiceerde, en wel bij Nederlandse uitgevers. Niet alleen als grondlegger, bemachtigde hij een eerste plaats in de lokale canon. Na de rellen van 30 mei in 1969 moest Debrot als de toenmalige gouverneur, optreden om de rust te doen terugkeren in de straten van Willemstad. Van belang is zijn plaats als auteur en literator in de Nederlandse literatuur van zijn tijd, met literaire werken (proza, poëzie en drama) van kwaliteit. Debrot is een van de weinige Antilliaanse auteurs waarvan een luxe-editie van zijn verzameld werk in 7 delen verscheen. Daar kwam nog een tweedelige biografie en bibliografie bij, van de hand van de theoretische literatuurwetenschapper, professor Jaap Overstegen. Er zijn van zijn werken vertalingen te vinden in het Engels, Frans, Servokroatisch en het Chinees. Een belangrijke cultuurprijs van de Curaçaose overheid is naar Cola Debrot vernoemd. Al deze factoren dragen bij tot nationale erkenning van deze schrijver, met een gereserveerde plaats in de canonrangorde.

De tweede Nederlandstalige auteur van de vijf, Frank Martinus Arion, is verbonden aan de eerste, Debrot. Er is sprake van een verhouding Mentor leerling. In november 1957 verschijnt van de hand van de dichter Frank Martinus Arion Stemmen uit Afrika in ‘Antilliaanse Cahiers’, een driemaandelijks literair tijdschrift dat in Nederland uitkwam onder redactie van Cola Debrot en Henk Dennert. De jonge Martinus vertelt zelf dat, zijn Mentor Debrot, hem helpt met de titel van zijn debuutbundel. Martinus die na zijn HBS-B op het Radulphus College op Curaçao, bij aankomst in Nederland eerst gymnasium doet, voordat hij in Leiden aan zijn studie Nederlandse taal en letterkunde begint, schrijft gedichten onder de lessen Grieks en Latijn. Hij schrijft de ‘dingen’ zoals hij zijn gedichten noemde bij het vertalen van teksten van Homerus, die hem mateloos inspireerde. De invloeden van klassiekers in de literatuur, zoals de Griek Homerus, de Romein Vergilius, de Italiaan Dante, zijn duidelijk in zijn eerste gedichten te vinden. De overwegend epische gedichten verhalen over een reis door Afrika onder leiding van een gids. Ronald Severing, die zowel over Debrot als Martinus schreef, betoogde dat de introductie van de gids in het werk Stemmen uit Afrika al een verwijzing is naar de beroemde Goddelijke Komedie van Dante Alighieri, La Divina Commedia. Het sombere woud van Dante waarin de dichter verdwaalt is bij Martinus Afrika. Deze dichter neemt een groep toeristen en de lezers mee. In het lange gedicht over Dante’s bezoek aan hel, vagevuur en hemel is de bewonderde Latijnse schrijver Vergilius een van Dante’s gidsen. De gids in Stemmen uit Afrika heeft niet als Dante de schim van de dichter Vergilius nodig om zich te laten geleiden; hij geleidt zichzelf. Martinus slaagt er in om op deze wijze literair werelderfgoed, stemmen vanuit het verleden, binnen te halen, te incorporeren in zijn nieuwe poëzie van Stemmen uit Afrika. Wat hij hier afdwingt, is dat hij de grote wereldcanon van de literatuur naar zich toetrekt in een enkel gedicht, zijn mini-epos over Afrika. Dit literair werelderfgoed, waar de dichter in het boek naar verwijst, behelst ook de bijbel en de zwarte muziek, als gospelteksten en gospelmuziek uit het zuiden van Noord-Amerika, omdat die immers verwijzen naar de Afrikaan en Afrika (Afbeelding 5).

Afbeelding 5

Er zijn nog meer criteria die ervoor zorgen dat de auteur Martinus Arion, voor lange tijd in de toekomst, zijn plaats op de canonlijst van Curaçao en misschien elders behoudt. Er bestaan meerdere vertalingen van zijn Nederlandstalige boeken, in het Engels, Deens en Duits en in september van dit jaar verschijnt er een tweede Duitse vertaling van Dubbelspel. Ook van de Papiamentu-vertaling van Dubbelspel, Changá, verschijnt er dit jaar een volgende uitgave. Van dit boek ging de bioscoopfilm in 2017 tijdens het International Film Festival Rotterdam in première. Er is veel en op divers niveau over zijn werk geschreven (DBNL-profiel, 2022). Dat de nationale bibliotheek van Curaçao naar hem vernoemd werd, duidt op robuuste erkenning van de overheid. Een valide factor in het canoniseringsproces is het aantal verkochte titels. In 2006 was Dubbelspel het speerpunt van de CPNB-campagne, Nederland leest. Daarvoor werden er 575.000 exemplaren gedrukt. Toen de actie leidde tot een massale run op de voorraad, werd al na een week besloten een extra oplage van 150.000 stuks bij te drukken. In 1973 was het boek meteen al een groot succes. Wat voor onze faculteit van belang was, is dat Frank Martinus een collega van gewicht was op de taalkunde leerstoel.

Het is voor de hand liggend om het onderzoeksterrein van literatuur en literatuurgeschiedenis in het algemeen eerst wederom nader te bepalen en op te delen. Dat is een zich periodiek herhalend proces. Vandaaruit kan een op te stellen onderzoeksagenda als uitgangspunt dienen voor het vormgeven van onderzoek binnen de literatuurlijn van de bachelor- en masteropleidingen talen van de Algemene Faculteit. Studenten kunnen door het uitvoeren van gerichte onderzoeksopdrachten binnen de literatuurmodules van de bachelor- en masteropleidingen Papiamentu, Engels, Nederlands en Spaans, hun steentje bijdragen bij de ontsluiting van materiaal en de totstandkoming van nieuw onderzoek met daaraan gekoppeld, nieuwe inzichten.

Met een huidige blik, anno 2022, op het lokale kan onder andere het volgende worden opgemerkt. Het is van belang dat het onderwijs in de literatuur en de eigen literatuurstudie structureel op een hoog plan blijven door nog meer detailstudies. Er is een aantal werken waarin de lokale literatuur beschreven wordt. Tot op heden is er nog geen literatuurstudie specifiek voor Papiaments op universitair niveau. Met een dergelijke studie van de literatuur van het Papiaments (in het Papiaments) is een legitiem maatschappelijk belang gediend. Dit zal de status van het Papiaments en de waardering voor het Papiaments verhogen, hetgeen weer van invloed is op sociaalculturele cohesie en  Nation building. Het hiervoor genoemde Pa saka kara, is hiervoor een mooi startpunt en uitgangspunt. De studie geeft een ruim theoretisch kader, en brengt teksten van verschillende auteurs in kaart, maar juist het bestuderen van deze teksten ook de actuelere, tegen het licht van literaire theorieën en het plaatsen van de bevindingen in een ruimer kader, geeft meer inzicht in die literatuur. Dit onderzoek is voor het relatief jonge land Curaçao, als verbindend element bij het opbouwen van de natie met een eigen identiteit, van groot belang. Een volk kent zijn eigen vertrouwde klassieken.

Digitale Geesteswetenschappen, Digital Humanities

Ook de boeiende perspectieven die met name de digitale wereld biedt, zullen benut worden ten dienste van de literatuurstudie. Toegang tot kennis en onderzoeksinstrumenten wordt steeds meer mogelijk, door snel toenemende digitale toepassingen in steeds meer wetenschapsgebieden.

Steeds meer groeit de overtuiging dat wetenschap zich ontwikkelt waar verschillende domeinen en vakgebieden samenkomen. De nieuwe inzichten en mogelijkheden met name op digitaal gebied, bieden veel perspectieven met haast grenzeloze en ongekende toekomstmogelijkheden. Dit dynamische proces wordt versterkt door de opkomst van Digital Humanities. Door bijvoorbeeld het digitaal turven van nieuw verkregen feiten, met als mogelijk resultaat inzicht in nieuwe patronen en netwerken, wordt het interdisciplinaire samenwerken tussen de humanities en de digitale technologie bevorderd.

Er is ook een belangrijke rol van de Digital Library of the Caribbean (dLOC) en het Dutch Caribbean Digital Platform, DCDP voor het behoud van Caribische literatuur.

Voor de Nederlandse taal en ook voor het Papiamentu zijn er digitale bestanden voorhanden op onder meer platforms als Delpher. De onderzoeker kan ook een zoektocht starten naar gedigitaliseerde primaire en secundaire literaire werken uit de Caribische delen van het koninkrijk. Ook de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren (DBNL) biedt een schat aan collecties aan die direct van achetr je toetsenbord te raadplegen zijn.

Er is een initiërende rol weggelegd voor de nieuwe hoogleraar aan deze leerstoel om de literaire bedrijvigheid te monitoren en erover te rapporteren via vakpublicaties en wetenschappelijke uitgaven. Uiteraard zullen de lopende onderzoeksprojecten met studenten, promovendi en collega’s met energie worden voortgezet, Het is hierbij de sterke wens om de actoren in het literaire bedrijf op de eilanden te activeren door het volgen van en aansporen tot lokale literaire activiteiten en zoveel mogelijk ook op de zustereilanden. Van belang blijft de canonvorming. Immers, canonisering maakt een filtering van hetgeen deze generatie wil overdragen naar de volgende generatie. Wat is goed genoeg om transgenerationeel door te geven. Van dit proces van canonisering is getracht in deze rede een indruk te geven.

De nieuwe hoogleraar sloot de oratie af met woorden van dank aan collega’s en haar naasten.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter