‘Van Lier’ in Lipsius
De Rudolf van Lier-lezing door Valika Smeulders; een verslag van het front
door Fred de Haas
Op 15 februari jongstleden vond de tweejaarlijkse Rudolf van Lier Lezing plaats in het Lipsiusgebouw van de Universiteit Leiden.
Onderweg naar de lezing constateerde ik voor de zoveelste maal dat de evenementen van Nederlands-Caribische cultuurdragers zich bij voorkeur afspelen in gebouwen die moeilijk toegankelijk zijn omdat ze midden tussen smalle straatjes en andere gebouwen in staan, het liefst midden in een stad en in een parkeervijandige omgeving. Ik liep langs het Latijnse gedicht op een muur van de Cleveringaplaats. Horatius Flaccus waarschuwde me nog: ‘vermijd de zee die tussen de Cycladen blinkt…’.
De lezing zou worden verzorgd door Dr Valika Smeulders die een misleidende titel voor haar voordracht had bedacht: ‘Muzik di Zumbi: Caribische stemmen in Nederlandse Musea’.
Waarschijnlijk was dit met opzet gedaan om geïnteresseerde Curaçaoënaars te lokken, want wie zou er geen belangstelling hebben voor die oude, door de voormalige slaven geproduceerde, wat geheimzinnig klinkende muziek op de Benta, de uit Afrika afkomstige muziekboog? De oude Luciano ‘Chan’ Koots, een van de voormalige coryfeeën op de Benta, die nog in mijn tuin repen van de palmboomstam had afgesneden om op zijn boog te spannen, zou direct voor hun geestesoog verschijnen..
Maar de Bentavlag dekte de lading niet en was er met de haren bijgesleept, want wie verder las op de uitnodiging merkte dat het zou gaan over een analyse ‘binnen en tussen Nederlandse erfgoedinstellingen en Caribische culturele ondernemers (sic!)’, gevolgd door de klemmende vraag: ‘dwingen elkaar tegensprekende perspectieven op de koloniale geschiedenis een nieuw Nederlands eenheidsnarratief af’? Voorwaar een zin waarover ik even moest nadenken..
En die Zumbimuziek dan? Volgens Valika Smeulders, die o.a. als zelfstandige zonder personeel een nering drijft in ‘maatschappelijke diversiteit, erfgoed en slavernijverleden’, had Zumbimuziek iets te maken met ‘meerstemmigheid’. Nu heeft muziek al gauw iets te maken met meerstemmigheid, maar de spreekster bedoelde dat gekleurde en blanke stemmen op gelijkwaardige wijze gehoord zouden moeten worden, dus ook in musea. Zoals ik al zei: met de haren erbij gesleept.
In het Lipsiusgebouw zelf had men kennelijk een ander idee van die meerstemmigheid. Vlak bij de ingang trok een kartonnen bord de aandacht waarop een vrolijke, zeer blanke, Hollandse jongen stond afgebeeld met een uitnodigende boodschap om de Open Dag in Maart te bezoeken. Even verderop waren op de muur reusachtige schilderingen aangebracht waarop weliswaar enkele jeugdigen met een migratieachtergrond te zien waren, maar van wie er niet één gekleurd of zwart was. ‘Als ze nou daar eens met die integratie begonnen’, dacht ik, terwijl ik het amfitheater betrad waar de bijeenkomst zou worden gehouden. Ik wierp een blik op de zaal die langzaam vol liep met voornamelijk Surinaamse Nederlanders, die, zo bleek uit hun vragen, goedgebekt en volkomen ‘geïntegreerd’ waren. Een enkele Curaçaoënaar, op het verkeerde been gezet door de titel van de lezing, liep wat onwennig rond alsmede een paar roomblanke Nederlandse hoogleraren die er beroepshalve iets te zoeken hadden.
Het zou dus een echte thuiswedstrijd worden. Tijdens het vragenuurtje na de lezing verwonderde en beklaagde een Surinaamse vrouw zich erover dat er zo weinig blanke mensen in de zaal waren. Als antwoord viel haar slechts stilte ten deel. Ik had haar natuurlijk kunnen zeggen dat Nederlanders er niet zoveel zin meer in hadden om bij elke Caribisch getinte bijeenkomst de schuld van de wandaden van hun zeventiende en achttiende eeuwse voorouders in de schoenen geschoven te krijgen, maar ik hield mijn mond maar. Om de stemming niet te bederven.
Het toepasselijke gedicht
De avond werd geopend door een relaxte Dr Peter Meel, voorzitter van het bestuur van de Werkgroep Caraïbische Letteren van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden en gespecialiseerd in de 20e eeuwse geschiedenis van het Caribisch gebied, speciaal van Suriname. Peter is altijd kort van stof (zijn inleiding: ‘we weten allemaal wel wie Rudy van Lier was’). Na een halve minuut nodigde hij Michiel van Kempen (bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam) uit om een toepasselijk gedicht voor te dragen.
Het gedicht bleek weliswaar niet zo toepasselijk te zijn maar de naam ‘Van Lier’ kwam erin voor, dus een kniesoor die daarop lette. Na zijn voordracht klonk er een daverend applaus. Michiel keek de zaal in en vroeg met de blik van de geroutineerde onderwijzer of iemand uit de zaal wist van wie dat gedicht was. De spanning steeg. Niemand had het gelezen. Collectieve schaamte maakte zich van ons meester. Genietend keek Michiel nog even rond. ‘Van de onlangs overleden dichter Shrinivasi’, zei hij. Ik verwachtte ieder ogenblik dat ie ons allemaal een onvoldoende zou geven, maar hij maakte plaats voor Valika Smeulders die weer werd ingeleid door Peter.
Onterechte aanval op de Canon van Nederland
Valika sprak met zachte en enigszins monotone stem een bladzijden lange tekst uit die eerder paste in een wetenschappelijk tijdschrift en bol stond van vakjargon en Gloria Wekkerachtige praat. Wat dacht u van: ‘Naar Edward Said noemt Gloria Wekker dit het Eurocentrische cultureel archief, waarmee ze niet slechts de fysieke collecties en het beleid daaromheen duidt, maar tevens het stelsel aan ideeën en waarden, referentiekaders en gedragingen die het resultaat zijn van de koloniale ervaring’. Ook de term ‘inclusiviteit’ (blanke en gekleurde geluiden samen) mocht niet ontbreken. En dát drie kwartier lang.
Terloops deelde Valika een sneer uit naar de Nederlandse Canon. Het onderwerp ‘Veelkleurig Nederland’ begint namelijk als volgt, zei ze verontwaardigd: ‘Aan het begin van de twintigste eeuw was Nederland nog vrijwel helemaal blank. Nu is dat heel anders. Nieuwe Nederlanders uit de hele wereld met andere religies en gebruiken drukken hun stempel op het land. Dit brengt ook discussie met zich mee’.
Valika keek afkeurend de zaal in en sprak: ‘het is een formulering die niet in aanmerking neemt dat de voortdurende relatie tussen Nederland en het Caribisch gebied aanvangt in 1634 en dat deze samenlevingen nooit anders zijn geweest dan multireligieus en multicultureel. In plaats daarvan wordt er een hiërarchie gecreëerd in thuishoren, gekoppeld aan religie, cultuur en huidskleur, met senioriteit in aanwezigheid op Nederlandse grond als argumentatie, in weerwil van een gedeeld koninkrijk, een gedeelde nationaliteit’.
Weer zo’n zin waarvan we er wel een paar lusten! Valika had kennelijk niet veel verder in de Canon gelezen waar onder het onderwerp ‘Slavernij’ o.a. ook het volgende wordt gezegd:
‘Die Nederlandse slavenhandel begon in 1621 met de oprichting van de West-Indische Compagnie […]
Nederlanders vervoerden meer dan een half miljoen Afrikanen naar Amerika, waar een keihard bestaan wachtte. De tot slaaf gemaakten moesten voor niets de katoen, tabak en suiker verbouwen waar Europese handelaren goud geld aan verdienden. In 1863 werd de slavernij verboden.
Slaaf zijn betekende gedwongen arbeid en geen zeggenschap over waar, met wie en hoe je leefde. De Afrikaanse slaven en hun nakomelingen die in onvrijheid werden geboren, bewerkten plantages voor suiker, koffie, cacao, katoen en tabak, werkten in de zoutvijvers van Curaçao of bedienden hun meesters. Niet allemaal legden ze zich neer bij hun lot. Vooral in Suriname onttrokken mensen zich aan de slavernij door weg te lopen. Ze vestigden zich in het oerwoud en vormden eigen bosnegergemeenschappen, naast die van de indianen. Daarnaast was er voortdurend klein en groot slavenverzet op de plantages en in de stad. De grootste slavenopstand vond in 1795 op Curaçao plaats onder leiding van Tula, die geïnspireerd door de idealen van de Franse Revolutie en het succes van opstandige slaven van Saint Domingue (Haïti) vrijheid eiste. Hij moest het met de dood bekopen’.
Wat is er mis met die tekst behalve met dat woord ‘bosneger’? Het jaartal 1621 wordt notabene al eerder vermeld dan 1634 en het woord ‘slaaf’ is zelfs vervangen door het trendy ‘tot slaaf gemaakte’. Als er al sprake is van een hiërarchie dan wordt uit deze tekst wel duidelijk hoe men daar heden ten dage over denkt.
Ik heb er maar geen opmerking over gemaakt. Ik wilde de stemming niet bederven.
Bewustwording
Overigens zei Valika Smeulders wel een aantal zinnige dingen waar je het al of niet mee eens kon zijn.
Het is, bijvoorbeeld, zonder meer duidelijk dat er blijvend gewerkt moet worden aan de bewustwording en verwerking van het trieste fenomeen van de slavernij en, niet te vergeten, van de achteloosheid waarmee de cultuur die zich daaruit heeft ontwikkeld is bejegend. Een eenvoudig voorbeeld dat Smeulders gaf van het bewustwordingsproces was haar ervaring in het theehuis van het Openluchtmuseum in Arnhem waar Edith Boutisma een verhaal vertelde van de Spin Nanzi. Een ‘klein meisje met korte blonde (!) staartjes luisterde ademloos toe’. Edith vertelde ook over de slavenhalers en de Curaçaose slavenmarkt. Dat was voor de volwassenen iets te confronterend…
Prima, natuurlijk, al vind ik persoonlijk dat Nanzi meer in de Efteling thuishoort.
Valika Smeulders heeft als een van de medewerkers van het Rijksmuseum invloed op de inrichting van de grote expositie over het slavernijverleden die in 2020 zal worden gehouden. Toen ik haar na afloop van de bijeenkomst vroeg of er ook plaats zou worden ingeruimd voor de ‘moderne slavernij’ (zoals kinderarbeid, mensenhandel en verkapte slavernij, om maar iets te noemen) was haar antwoord een pinnig NEE.
Dat is dan een gemiste kans, want een museum zou zich niet alleen moeten bezighouden met het verklaren van het verleden maar ook, indien relevant, een verbinding moeten maken met het heden. Uiteindelijk gaat het over goed en kwaad en onderwerpen als slavernij en onderdrukking zijn wereldomspannend en niet iets dat door één bepaalde groep kan worden geclaimd.
Het Panel
Peter Meel had, naast de spreker, een leuk panel samengesteld van deskundigen die konden reageren op het verhaal van Valika en ook vragen uit de zaal wilden beantwoorden.
Als eerste kwam de directeur van het Haags Historisch Museum, Marco van Baalen, aan het woord. Wat ie in dat gezelschap deed was me niet helemaal duidelijk. Marco sprak geroutineerd uit de losse pols en demonstreerde een volslagen gebrek aan benul van tijd. Hij had vijf minuten spreektijd gekregen en maakte er 18 minuten van, waarin hij o.a. zei dat een museum zich met het verleden bezig hield (waar haalde hij het vandaan?) en niet voortdurend de meer dan 50% allochtonen in Den Haag (Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen e.a.) bij de museale activiteiten kon betrekken. Die groep was kennelijk nog niet ‘oud’ genoeg om in zijn museum op veel aandacht te mogen rekenen. Ik vond dat hij wel een beetje een punt had. Het – veel oudere – Indische verleden kwam voorlopig meer hiervoor in aanmerking.
Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland
Wie zich wel aan de spreektijd hield en een coherente indruk maakte was Dyonna Benett. Dyonna is verbonden aan het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (https://www.immaterieelerfgoed.nl/).
Er wordt daar samengewerkt met centra uit het hele koninkrijk. Nou ja, samengewerkt…Dyonna wist tot haar spijt te vertellen dat het slavernijmuseum op het Curaçaose Band’abao en dat van Otrobanda in Willemstad niet met elkaar samenwerkten.
Men blijkt daar kennelijk uit te gaan van verschillende (wit-zwart) invalshoeken die elkaar het liefste mijden. Je zou toch zeggen dat ‘meerstemmigheid’ en ‘inclusiviteit’ begint in eigen huis…
Het Kenniscentrum geeft uitvoering aan het UNESCO Verdrag inzake de Bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed uit 2003, een verdrag dat in 2012 werd geratificeerd door het Koninkrijk der Nederlanden. Reminiscenties uit het slavernijverleden zullen dus een plaatsje vinden naast het Oeteldonks Carnaval, de Nederlandse Thuisbevalcultuur, het Ganzenflappen, de Vaderlandse Afhaalfrituur en Pride Amsterdam. Overigens ijvert Dyonna voor de erkenning van het Rotterdamse Carnaval als Immaterieel Erfgoed. Ze mag zelf graag in die optocht meedansen.
The Black Archives
Mitchell Esajas, een ander panellid, bleek niet veel op te hebben met permanente aandacht in zoveel mogelijk musea voor onderwerpen als het slavernijverleden die tot nu toe onderbelicht zijn gebleven in de nationale geschiedenisboeken. Hij brak een lans voor aparte instituties waar één onderwerp uitgebreid zou worden behandeld en ontwikkeld. Een van die instituties is ‘The Black Archives’ (http://www.theblackarchives.nl/), waarvan hij een van de oprichters is. The Black Archives is een historisch archief in Amsterdam dat uitgebreide informatie biedt over ‘racisme, slavernij, (de)kolonisatie , gender en feminisme’ . Er worden om de Zaterdag rondleidingen gegeven. De focus lijkt voorlopig vooral gericht op Suriname.
De organisatie wordt gedragen door het NUC (New Urban Collective) dat zich inspant voor jongeren met een migratieachtergrond. Zo werkt het project NUC Unchained toe naar een samenleving van vrijheid en gelijke kansen voor iedereen. Immers ‘huidskleur en culturele verschillen zorgen tot op de dag van vandaag namelijk nog steeds voor belemmeringen’. Een centrale vraag hierbij is de volgende: ‘hoe verhouden wij onszelf tot kleur en culturele diversiteit en hoe gaan we aan de hand daarvan met elkaar om’?
Het is te hopen dat de organisatie niet alleen oog heeft voor de gekleurde bevolkingsgroepen en hun noden, maar ook begrip toont voor de wat moeizame verhouding met het andere deel van de Nederlandse bevolking dat niet direct warm loopt voor het gedachtengoed van sommige gekleurde feministen en hun verongelijkte stemmen. Het is maar zeer de vraag of Mitchell Esajas hier rekening mee wenst te houden.
Een onaangename boodschap
De Curaçaose auteur Walter Palm stelde helemaal aan het eind van de avond met luide stem alle aanwezigen ervan op de hoogte dat de Nederlandse Politiek (hij had zelf dertig jaar bij de Overheid gewerkt en kon het dus weten) helemaal niets, maar dan ook hélemaal, hélemaal niets van het slavernijverleden wilde weten.
Zo. Die zat!
Stond er na deze anti-climax ongeloof op de gezichten te lezen? Teleurstelling? Of had Walter slechts een open deur geopend? Er kwam in elk geval geen enkele reactie. Ik houd het maar op de open deur. Maar wel een open deur die men over het algemeen liever dichthoudt.
Goed dat het gezegd is. Dat wel.
Muzik di Zumbi
Mocht u na dit alles nog Muzik di Zumbi willen horen, ga dan naar hier voor een ongedwongen uitleg (in het Papiaments) van de muziek en ga voor een professionele uitvoering met een variëteit aan instrumenten als de tambú grandi (grote trom), de wiri (metalen rasp), matrimoniaal (plank met tinkelende dekseltjes) en natuurlijk de Benta, op knappe wijze bespeeld met de mond en de achterkant van een het mes (kuchú) naar hier.
Ik denk dat de Muzik di Zumbi als immaterieel erfgoed wel eens een warm onthaal zou kunnen vinden in Nederland. De hoogste tijd dat de Zumbi (=Geesten) zich in Nederland laten horen.
En werk aan de winkel voor SPLIKA!
@
De gehele tekst van de lezing is hier te lezen.