Van der San, Para, Spong en Schalkwijk over de Grondwet en de rechtsstaat
Hoe inmenging in het strafproces?
door Eugéne van der San
Als de krijgsraad de historie van de Amnestiewet in haar besluitvorming had meegenomen, dan kon men niet tot deze uitspraak komen, dat de Amnestiewet van 12 april 2012 als “inmenging in de strafzaak bij de rechter moet worden beschouwd, ingevolge artikel 131 lid 3 van de Grondwet”, omdat deze wet een wijziging betreft van de Amnestiewet van 19 augustus 1992. In die Amnestiewet is o.a. bepaald dat ook wanneer een zaak bij de rechter in behandeling is deze moet worden stopgezet, derhalve kan de wijziging op zich, nooit een inmenging opleveren.
Welnu deze wet van 1992 is vanaf toen tot heden inwerking en er waren toen bij de totstandkoming in 1989 ook al zaken bij de rechter (kwestie Brunswijk als Robinhood) die achteraf onder de Amnestiewet zijn gaan vallen. Desondanks zijn toen geen stemmen opgegaan om artikel 131 lid 3 in stelling te brengen.
Bovendien hebben zowel de mensenrechtenorganisatie Moiwana 86 en de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede (OGV) zich kritisch over de Amnestiewet 1989 uitgelaten met als raadsman advocaat Kruisland. Zij hebben middels een kort geding tegen de Staat geprobeerd de werking ervan tegen te houden. Desalniettemin is bij vonnis van woensdag 19 augustus 1992 A.R. nr. 920359, de vordering afgewezen en na een onderonsje met de toenmalige President van het land, waarbij toezeggingen werden gedaan, is de wet op die zelfde dag bekrachtigd.
Wat waren de bezwaren van deze organisaties? Zij vonden dat deze wet precedentwerking zou hebben voor de gebeurtenissen en strafbare feiten die zijn begaan vóór 1985. Dat heeft te maken met het rechtsstatelijk denken en wat dat betreft had mr. Kruisland wel karakter. Dat vormt thans het probleem waarmee wij kampen in Suriname en daarom is het geen juridisch probleem, maar een puur politieke. Omdat een proces na bijkans 35 jaar alleen kan leiden tot een goede taakvervulling als het een politiek doel nastreeft. Uit deze houding leren wij dat alle anderen mogen moorden en verkrachten, maar als het om december 1982 gaat, dan mag geen Amnestie worden verleend. Het is toch te begrijpen, dat de achterban van de toenmalige legerleiding dit niet kan en gaat accepteren.
Voor mij als toeschouwer maakt het niet uit als het constitutioneel vraagstuk door de gewone rechter of door het Constitutioneel Hof beantwoord wordt. De vraag die bij mij telkens weer naar boven borrelt is, in hoeverre laat de rechterlijke macht zich voor de kar van de politiek spannen en is de gedachtevorming daarbij zuiver, waardoor wij weer vertrouwen in zowel onze rechtsstaat als in de politieke leiders kunnen krijgen?
N.B. Geachte heer Orlando Samson, ik heb uw noodkreet achteraf gelezen. In ieder geval slaat u de spijker op zijn kop.
[van Starnieuws, 13 juni 2016]
****
Handen af van de rechterlijke macht!
door Theo Para
Eugene van der San, directeur bestuurs- en administratieve aangelegenheden van het Kabinet van de President, suggereert in Starnieuws (13 juni) dat de Krijgsraad in het 8 december strafproces, zich voor een politiek karretje heeft laten spannen. De Krijgsraad had, in lijn met het vonnis van het Hof van Justitie, besloten de amnestiewet van 2012 naast zich neer te leggen. De grondwet verbiedt immers inmenging in een lopende rechtszaak. Op 30 juni moet de auditeur militair toch zijn requisitoir houden, terwijl de nabestaanden zich mogen voegen in het proces om schadevergoeding te claimen. Van der San’s factfree insinuatie is in lijn met de eerdere lasterlijke aantijging van zijn baas tegen het Hof van Justitie en het Openbaar Ministerie. Die zouden volgens de president- hoofdverdachte aan de leiband van het buitenland lopen.
Opmerkelijk bij deze ongefundeerde aanvallen op de integriteit en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, is de aanleiding. Staatsrechtelijke discussies over grenzen en interacties tussen de drie machten binnen de Trias Politica, zijn legitiem binnen een democratisch staatsbestel. Maar bij het bovengenoemde gespuug op de goede naam en eer van de rechterlijke macht, gaat het om ordinair eigenbelang van de hoofdverdachte. De uitvoerende macht wordt ingezet als breekijzer tegen de rechterlijke macht, om een individu zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid inzake massamoord te laten ontlopen. Dat heet machtsmisbruik.
Zelfamnestiewet
Van der San tracht het beginsel van de rechtsgelijkheid te misbruiken om de selectieve straffeloosheid van de president-hoofdverdachte te verdedigen. Zogenaamd heeft de amnestiewet van 1992 amnestie aan Brunswijk cs verleend, en zou Bouterse daarom ook recht op amnestie hebben. Ten eerste gold de amnestiewet 1992 voor strijders van alle partijen, dus ook die van Bouterse. Ten tweede, de amnestiewet van 1992 verleende geen amnestie aan moord en folter. De terechte bezwaren van de mensenrechtenorganisaties tegen die amnestiewet golden andere thema’s.
De amnestiewet van 2012 daarentegen verleende wel amnestie voor moord en folter, terwijl zij expliciet ingreep in het 8 december strafproces en aan die verdachten amnestie verleende. Het was wetgeving ad hominem. De wet was bovendien ook een medeproduct van de president als medewetgever, terwijl hij hoofdverdachte was/is in het 8 december strafproces. Dat was conflict of interest, een schoolvoorbeeld van staatsrechtelijke corruptie. Daarom heet de amnestiewet van 2012, net die van toenmalige Chileense dictator Pinochet, in de volksmond de zelfamnestiewet.
In navolging van de amnestiewet van 1992 heeft de zelfamnestiewet van 2012, misdrijven tegen de menselijkheid uitgesloten van amnestie. Maar door expliciet amnestie te verlenen voor de decembermoorden, bekende zij zich tot morele en juridische inconsistentie. Immers naar internationale jurisprudentie ( onderzoek van de Zuid Afrikaanse rechtsgeleerde John Dugard) is onderbouwd geconcludeerd dat de decembermoorden kwalificeren als misdrijven tegen de menselijkheid. De zelfamnestiewet was niet alleen een corrupte ( want ingegeven door persoonlijke belangen van de president-hoofdverdachte) inmenging in een lopende rechtszaak, het was ook een flagrante schending van de internationale mensenrechten verdragen.
Straffeloosheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten, zoals ontvoering, moord en folter, worden in de beschaafde wereld moreel en strafrechtelijk onaanvaardbaar geacht. Daarom volgden veroordelingen van Suriname door de VN Hoge Commissaris van de Mensenrechten, de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten, de Europese Unie (Cotonou) en internationale mensenrechtenorganisaties. Een land dat wetten maakt in strijd met de internationale verdragen die zij heeft geratificeerd, plaatst zich buiten de internationale rechtsorde. Dat isolement van de republiek, om de persoonlijke belangen van 1 man, bleef niet zonder financiële gevolgen. Dat de regering Bouterse in financiële nood nergens anders dan smekend bij het IMF heen kon, stond volgens diplomatieke deskundigen daar niet los van. Morele en financiële kredietwaardigheid onderhouden een nauwe relatie, gelijk straffeloosheid en corruptie.
Nationale verzoening
Van der San schrijft ‘..dat alle anderen mogen moorden en verkrachten, maar als het om 8 december gaat, dan mag geen amnestie worden verleend. Het is ook te begrijpen dat de achterban van de toenmalige legerleiding dit niet kan en gaat accepteren.’ Vanuit het beginsel van rechtsgelijkheid zouden ook eventueel andere moorden en verkrachtingen vervolgd en berecht moeten worden. Rechtsgelijkheid betekent niet: jij hebt straffeloos gemoord, ik mag het ook. Dat een hoge functionaris van het Kabinet van de President vervolgens begrip toont voor een achterban van een toenmalige legerleiding om een rechterlijk vonnis niet te accepteren, zou als opruiing kunnen worden begrepen.
Suriname heeft, juist in tijden van crisis, geen intimidatie en dreigementen nodig, er is herstel van integriteit en vertrouwen nodig. De mensen van goede wil, van alle partijen, hebben in de afgelopen decennia belangrijke vooruitgang geboekt op de weg van nationale verzoening. Het moorden en folteren werd gestopt, vrede maakte een eind aan de binnenlandse oorlog, militaire dictatuur maakte plaats voor democratie, censuur en verschijningsverboden maakten plaats voor vrije meningsuiting en persvrijheid. Laten we de laatste uitdagingen van nationale verzoening – eerherstel voor de slachtoffers en genoegdoening voor nabestaanden, gerechtigheid en integriteit van openbaar bestuur – in de geest van de constitutie en met het oog op het algemene belang tegemoet treden. Niemand staat boven de wet. Je mag jouw wetgevende macht niet misbruiken om jouw vervolging wegens moord met ‘een wet’ te obstrueren. Doe je dat wel, dan corrumpeer je de wetgevende macht en ondermijn je de democratische rechtsstaat.
[van Starnieuws, 14 juni 2016]
****
Reactie Gerard Spong op kwestie krijgsraad
door Gerard Spong
De uitspraken van Eugene van der San, thans directeur bestuurs- en administratieve aangelegenheden van het kabinet van de president, dat de krijgsraad in het 8 december-strafproces een politieke lading hebben, komen regelrecht in strijd met de mensenrechtenverdragen. Zij tasten de onafhankelijkheid en onbevangenheid van de rechters van de krijgsraad aan. Het Europees verdrag van de rechten van de mens en het VN mensenrechtenverdrag, waarin de garantie van onafhankelijke rechtspraak is neergelegd, richten zich ook tot gezagsdragers c.q. ‘public authorities’. Die moeten zich onthouden van publieke uitlatingen die afbreuk kunnen doen aan een eerlijk proces. Van der San is duidelijk bevreesd voor een veroordelende uitspraak van de krijgsraad. Vandaar dat hij – vermoedelijk op last van zijn baas – en overeenkomstig de uitdrukking ‘his masters voice’ nu al opzichtig poogt de krijgsraad en vooral de onafhankelijkheid van de krijgsraad in diskrediet te brengen. Het is de ouverture naar de klaagzang bij een veroordeling dat sprake is van een politiek vonnis.
De krijgsraad heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 30 juni 2016 om de auditeur-militair de gelegenheid te geven zijn requisitoir te houden. De wet houdt niets meer en niets minder in dan dat de vervolgingsambtenaar het woord kan voeren. Tot het houden van een requisitoir is de vervolgingsambtenaar in casu de auditeur-militair dus niet verplicht. Volgens de wet dient hij vervolgens zijn vordering voor te lezen en over te leggen.
Het achterwege laten van het voorlezen is een grond voor nietigheid van het proces. Dit zou kunnen betekenen dat de auditeur-militair met een weigering het requisitoir te voeren en/of een weigering zijn vordering voor te lezen het proces bij de krijgsraad zou kunnen saboteren. De krijgsraad kan zo’n sabotageactie echter negeren door in dat geval te overwegen dat bij een ontbreken van een requisitoir en/of vordering, hoezeer processueel gezien ook wenselijk, de verdachte daardoor niet in een rechtens te beschermen belang is geschaad. Hij hoeft zich in dat geval immers niet te verzetten tegen een argumentatie die schadelijk is voor zijn procespositie.
Het is voor de vervolgingsambtenaar verder ook niet toegestaan een abstracte eis te formuleren in zijn vordering. Hij mag dus in zijn vordering niet volstaan met het standpunt dat hij zich – zoals dat plechtig heet – refereert aan het oordeel van de krijgsraad. In populair dagelijks spraakgebruik betekent dit dat hij zich niet mag onthouden van een mening over de sanctie en dus niet mag uitdragen ‘zoek het maar uit’.
Een vage sanctie-eis door het openbaar ministerie is ook niet te verenigen met de rechtspositie van het openbaar ministerie in een rechtsorde. Die positie is in één woord te vangen, te weten ‘rechtshandhaving’. Een openbaar ministerie dat zich aan deze kerntaak onttrekt, ondermijnt de rechtsstaat en verdient het te worden uitgesloten van enig strafvorderlijke taak.
Het is dus zaak dat de krijgsraad in dit eindstadium van de zaak zich niet meer van de wijs laat brengen door eventuele chicanes en vertragingstactieken van welke procespartij dan ook.
Het Latijnse adagium ‘litis finiri aportet’ (een rechtsstrijd verdient beëindigd te worden) is het enige redelijke rechtsstatelijke doel dat nu nog telt: de Surinaamse rechtsstaat heeft er gewoon recht op het oordeel van zijn rechters in deze maatschappelijk zeer beladen zaak, te weten, de nabestaanden van de slachtoffers hebben er recht op dat nu recht gesproken wordt en last but not least heeft ook de internationale rechtsgemeenschap recht op dat oordeel. Andere staten en staatshoofden moeten kunnen weten of zij zaken willen doen met een meervoudige moordenaar in geval van veroordeling of een onschuldig te houden president bij een vrijspraak.
Amsterdam, 15 juni 2016
***
De Grondwet en de Rechtsstaat
door Prof. dr. Marten Schalkwijk
Op 6 juni jl. heb ik ter ere van het 15 jarig bestaan van Sewcharan Advocaten een inleiding gehouden over het onderwerp Het spanningsveld tussen recht en samenleving. Het is wellicht nuttig een aantal zaken dat daarbij aan de orde is geweest naar voren te halen en zal hier en daar nog wat uitweiden i.v.m. de actualiteit. Ik ben uitgegaan van de standaardopvatting dat het recht probeert de samenleving te ordenen en een rechtvaardige oplossing te bieden voor conflicten. Wetten hebben dat veelal tot doel en dat is een goede zaak, omdat de burgers het liefst in een geordende samenleving wonen. Burgers voelen zich het prettigst wanneer er in een samenleving ook sprake is van de Rule of Law. Dat betekent letterlijk dat de wet oftewel het recht regeert. In het Nederlands wordt het begrip Rechtsstaat gebruikt voor deze ideale situatie.
Rechtsstaat
Volgens het Koenen Woordenboek is de Rechtsstaat een “staat waarin het recht gehandhaafd wordt en de (politieke) macht niet het recht schendt”. Professor Michel Rosenfeld stelt in zijn artikel The Rule of Law and the Legitimacy of Constitutional Democracy (Southern California Law Review, Vol. 74, 2001) dat “de Rule of Law de hoeksteen is van de huidige constitutionele democratie”. Hij geeft ook aan dat er sprake is van de Rule of Law wanneer aan tenminste drie zaken is voldaan. Ten eerste moet de staat haar burgers alleen onderwerpen aan wetten die publiekelijk bekendgemaakt zijn. Ten tweede moet de wetgevende macht gescheiden zijn van de rechtsprekende macht. En ten derde dient duidelijk te zijn dat de wet voor iedereen geldt en dus niemand boven de wet staat. Uiteraard dienen de wetten daarbij draagvlak (consent) te hebben in de samenleving, zodat ze als legitiem ervaren worden.
Het begrip Rechtsstaat is een Duits woord en komt voort uit het Duitse filosofische denken. Vanuit dat denken is het recht onlosmakelijk verbonden met de Staat, die het enige legitieme kanaal is die macht kan uitoefenen. Maar alles wat de Staat zelf doet moet ook gebonden zijn aan datzelfde recht; de Staat moet dus werken vanuit vaste rechtsbeginselen en niet vanuit machtsbeginselen. De Staat mag zelf dus niet handelen buiten dat recht. De Duitse filosoof Immanuel Kant heeft dit gedachtegoed helpen formuleren. Volgens hem dient de Staat dus ook een legale Staat te zijn en de legitimiteit van de Staat moet niet gedreven worden door belangen of door wat zij als goed ziet, maar door wat rechtvaardig en eerlijk is. Elke burger moet als een vrije persoon en op gelijkwaardige voet behandeld worden. En volgens Kant is de wetgever verplicht “om de wetten zodanig te maken dat ze als het ware gemaakt hadden kunnen zijn door de gezamenlijke wil van de hele natie, waarbij men elke burger behandelt alsof deze het eens is met de algemene wil. Dit is de toets van rechtvaardigheid van elke publieke wet.”
Sommige wetten zijn onrechtvaardig
Wetten moeten dus primair eerlijk en rechtvaardig zijn en gedragen worden door de samenleving. De wetgever moet daarbij het algemeen belang scherp voor ogen houden en niet zwichten voor enge persoonlijke en groepsbelangen. Ik heb in de lezing voorbeelden gegeven van vele onrechtvaardige wetten, die door overheden zijn gemaakt. De wetten die het Duitse parlement heeft geslagen om Joden te discrimineren en te vervolgen in de jaren dertig van de vorige eeuw, waren door een meerderheid aangenomen in dat parlement. Maar het waren wetten die door de Nazi partij waren geïnitieerd om de Joden te vernietigen. In het parlement zaten veel aanhangers van de Nazi partij die alles deden wat Adolf Hitler en de grote partijbonzen opdroegen. Er zijn zo een 400 wetten en staatsbesluiten tegen de Joden uitgevaardigd. Met de wet in de hand werd het Joden verboden om ambtenaar te zijn en werden ze ontslagen. Uiteindelijk zijn zes miljoen Joden door de Duitse staatsterreur vermoord.
In Zuid Afrika was er ook een gekozen regering en parlement die allerlei Apartheidswetten sloegen om de zwarte mensen te onderdrukken. Miljoenen zwarten werden gedwongen om te verhuizen naar 10 thuislanden, zodat er officieel geen zwarte meerderheid was die overheerst werd, maar een legitieme blanke meerderheid. In de Verenigde Staten waren er ook vele discriminerende wetten tegen de zwarte bevolking en tot 1967 waren gemengde huwelijken in sommige staten nog officieel verboden. In al deze drie gevallen –en er kunnen makkelijk nog tientallen andere gekozen worden- heeft de officiële overheid wetten geslagen. Maar het is duidelijk dat vele van deze wetten niet eerlijk en rechtvaardig waren. Vele burgers zijn dan ook terecht in opstand gekomen tegen zulke wetten en tegen zulke overheden. Het zijn vaak voorgangers geweest zoals bisschop Desmond Tutu in Zuid-Afrika en dominee Martin Luther King in de VS, die in de voorste gelederen van het protest liepen. Zij zeiden niet de overheid is door God ingesteld en daarom moeten we alle wetten gehoorzamen en doen wat de president zegt. Zij toetsten de wetten aan rechtvaardigheid en kwamen tot een heel andere conclusie. Wanneer de overheid een onrechtvaardige wet maakt dan is protest gerechtvaardigd.
Amnestiewet
Ook Suriname heeft vele wetten gekend in de koloniale tijd die onrechtvaardig waren, waar slaven zelfs geen enkel recht hadden. Moesten de slaven het onrecht maar nemen en niet weglopen? Contractarbeiders kregen om het minste en geringste boetes en straf. Wanneer mensen dus stellen dat elke wet gehoorzaamd moet worden dan kan dat nooit blinde gehoorzaamheid betekenen. De vakbeweging heeft veel strijd moeten leveren om wetten te krijgen die meer bescherming aan de werknemers bieden. Dat is echt niet vanzelf gekomen. De Amnestiewet van 2012 is geen wet die in een Rechtsstaat aangenomen had mogen worden. Deze wet gaat niet om eerlijkheid en rechtvaardigheid en is niet getoetst aan de publieke opinie, maar is doorgedrukt door de jaknikkers in De Nationale Assemblee van de partij van de president en een aantal coalitiegenoten. De Amnestiewet voldoet niet aan de criteria van Immanuel Kant, want het is puur vanuit een belangenconceptie ingegeven. Dat was toen al duidelijk vanwege het feit dat de wet met een sneltreinvaart door de National Assemblee is gejaagd en is afgekondigd, terwijl allerlei andere belangrijke wetten jaren blijven liggen.
De Amnestiewet laat de daders van de moorden van 8 december 1982 op 15 opposanten van het toenmalige regime vrijuit gaan. Ze verschoont ook de daders van de Tamanredjomoorden van maart 1987, waarbij 3 politiemannen ernstig mishandeld en daarna vermoord zijn. Hetzelfde geldt voor de moord op politie-inspecteur Herman Gooding op 5 augustus 1990, die bezig was met het onderzoek naar de Moiwana moorden op meer dan 40 mannen, vrouwen en kinderen. En men geeft amnestie voor de moord op Piko Sabajo en 3 andere jonge mannen, die in februari 1990 in voorarrest waren bij de Militaire Politie. Zo een wet hoort niet thuis in een Rechtsstaat. Machthebbers hebben helaas de neiging om het Staatsapparaat te misbruiken voor hun eigen belang en voor groepsbelangen. Dat blijkt niet alleen uit de Amnestiewet, maar ook uit de vele grove corruptieschandalen waar nauwelijks tegen opgetreden wordt. Bepaalde wetgeving wordt heel bewust tegengehouden en machthebbers beschermen zichzelf en hun vrienden tegen vervolging.
Er is geen constitutionele crisis
De hoogste wet van een land is de Grondwet en die dient vaak als referentie voor de andere wetten. De president zweert gehoorzaamheid aan de Grondwet (art. 93). Ook de leden van De Nationale Assemblee zweren gehoorzaamheid aan de Grondwet (art. 65). Volgens de Grondwet mocht de Amnestiewet niet tot stand komen, omdat het ingreep in een lopende rechtszaak. Het is inmiddels gebleken dat door de Amnestiewet het 8 decemberproces, dat in april 2012 tegen zijn einde liep, door aanname van deze wet vrij abrupt gestopt is, wat dus heel helder aantoont dat wel degelijk in een lopend rechtsproces is ingegrepen. In artikel 131 lid 3 van de Grondwet staat elke inmenging inzake de opsporing en de vervolging en in zaken bij de rechter aanhangig, is verboden. Dus met de aanname van de Amnestiewet hebben de 28 Assembleeleden die vóór de wet hebben gestemd hun belofte om de Grondwet gehoorzaam te zijn verbroken. Ook de president heeft door het tekenen van de wet zijn belofte verbroken.
Echter hebben de rechters de rechtszaak vanwege de onduidelijkheid rond de Amnestiewet indertijd niet gestopt, maar opgeschort en de regering de gelegenheid gegeven om het Constitutioneel Hof in het leven te roepen. Dat Constitutioneel Hof kon dan de Amnestiewet toetsen aan de Grondwet. Het Constitutioneel Hof had al sinds 1975 opgericht moeten worden, maar elke regering heeft het uitgesteld. Na vier jaar wachten heeft de rechterlijke macht nu aangegeven dat zij de Amnestiewet niet meenemen in de rechtszaak, maar dat de rechtszaak wel afgerond moet worden. In art. 137 van de Grondwet staat namelijk dat Voor zover de rechter in een concreet aan hem voorgelegd geval toepassing van een bepaling van een wet strijdig oordeelt met een of meer der in hoofdstuk V genoemde grondrechten, verklaart hij die toepassing voor dat geval ongeoorloofd. Tot die grondrechten hoort o.m. het recht op leven, het recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid, en het recht op rechtsbescherming. Bij gebrek aan Constitutioneel Hof heeft de rechter dus van dit wetsartikel gebruik gemaakt om de hele discussie daarover terzijde te schuiven. De rechter heeft de Amnestiewet dus niet zelf getoetst, zoals sommige juristen ons willen doen geloven, maar de rechter maakt gebruik van een voorziening in de Grondwet.
Kortom de rechter heeft hierdoor geen grondwettelijke crisis veroorzaakt, zoals de president beweert, maar juist die crisis vermeden en zich netjes aan de Grondwet gehouden. De president daarentegen had in 2012 moeten bedenken dat hij en de 28 DNA-leden tegen de Grondwet handelden. Hij had dat ook al bij de coup van 1980 moeten bedenken, want die coup was absoluut tegen de Grondwet. En hij had het zeker als verantwoordelijke regeringsleider moeten bedenken op 8 december 1982. Maar nu is de president plotseling roomser dan de paus. Kennelijk is dit de inleiding van een nieuwe poging om het inmiddels weer lopende rechtsproces te verstoren. In 1980 was de president een onbekende sergeant in het leger, maar thans is hij staatshoofd en kijkt de hele wereld mee of de Rechtsstaat overeind wordt gehouden dan wel onderuit wordt gehaald.
[van Starnieuws, 16 juni 2016]
****
Reactie op Gerard Spong en Theo Para
door Eugѐne van der San
Kennelijk vindt Spong de ondersteuning van zijn vriend (misschien vriendin) aan de nabestaanden in zijn artikel niet sterk genoeg en voelde hij zich verplicht om vanuit Amsterdam een schepje er bovenop te doen. Gerard Spong is een bekende strafpleiter in Nederland en zijn daden zijn bekend.
Door te verwijzen naar mijn mening over het strafproces en daarop een bepaald stempel te drukken verplicht hij mij inhoudelijk op een paar zaken te wijzen. Ik ben geen strafpleiter nog minder één met ervaring, dus die technische wenken m.b.t. de werking van het strafrecht waarnaar wordt gerefereerd in zijn artikel, zijn niet voor mij bestemd. Echter wordt terecht gesteld dat de onafhankelijkheid en de onbevangenheid maar ook de onpartijdigheid van de rechter gegarandeerd moeten zijn krachtens bestaande verdragen. Daarom heeft Suriname een bepaling in artikel 106 van onze Grondwet die daarnaar refereert.
Wij gaan ervan uit dat het algemeen bekend is, dat wetten en verdragen bestaan om nageleefd te worden en daar zit precies het probleem dat wij in Suriname ervaren, omdat wij hier wonen en werken en weten hoe de scheidslijnen lopen. Als ‘public authority’ die langer dan 30 jaren op het hoogste niveau in dit land heeft gefunctioneerd, ben ik in staat als ervaringsdeskundige vast te stellen, hetgeen ik heb gezegd en geschreven.
Als buitenstaander en liefst als vreemdeling neem jij één, twee, drie de vrijheid om ongenuanceerd te spreken over het proces in Suriname, waarbij je geen moment voorbij laat gaan om ook de President van het land te schofferen. Waar haal jij die brutaliteit vandaan om te stellen dat Van der San zich moet onthouden van publieke uitlatingen die in jouw ogen afbreuk kunnen doen aan een eerlijk proces. Jij hebt je hele leven lang rechters (de goedgelovige witte mannen) middels valse getuigenissen bedonderd en op een dwaalspoor gezet en ‘vreet’ je uit de pot van de onderwereld.
Waarover zou Van der San bevreesd moeten zijn. Hij heeft zich nog nooit in zijn leven schuldig gemaakt aan één of andere onoorbare handeling waarbij hij moest vluchten omdat de politie erbij werd gehaald. Dus Gerard houd je bij je leest, wat dat ook bij jou mocht zijn.
Goed dat je beseft, dat Van der San geen meningen van anderen in opdracht debiteert en nimmer aan de leiband loopt van personen. Wat Van der San heeft gezegd, heeft hij gezegd en kan het bewijzen. Het moet duidelijk zijn dat Van der San geen baas heeft en derhalve geen ‘masters voice’. Voor jou heeft hij in ieder geval geen drup respect als witte boord crimineel.
Paramaribo, 15 juni 2016
[van Starnieuws, 16 juni 2016]