blog | werkgroep caraïbische letteren

“Van de vergankelijkheid der dingen. En van de onvergankelijkheid des tijds”

De vijfde roman van Eric de Brabander

door Wim Rutgers

Laatst las ik een anekdote van Annie M.G. Schmidt die tegen een collega-auteur die in haar schrijfproces vast zat in een writer’s block, zoiets zei van: Je hoeft je roman ook niet te begrijpen, je hoeft die alleen maar te schrijven. Geldt dat anderzijds ook voor de lezer: je hoeft een roman alleen maar te lezen, je hoeft die niet te begrijpen? Of willen we de auteur helemaal door hebben en zijn roman analyseren en interpreteren tot op het bot, tot er niets meer aan betekenis verborgen blijft voor ons kritische oog?
Hoe lees je de eind vorig jaar verschenen vijfde roman van Eric de Brabander, De vergankelijkheid der dingen: als een eenvoudig verhaal over een beroemde ontwerper en fabrikant die aan het begin van de twintigste eeuw een polshorloge ontwerpt dat vervolgens een wonderlijke tocht door tijd en ruimte maakt, door de hele vorige eeuw heen van 1918 tot 2016, en van Zwiserland via Nederland, Colombia naar Curaçao. Of ontlenen we ons leesplezier aan de ‘verborgen’ diepere lagen van het verhaal want die zijn er ongetwijfeld in grote mate in aanwezig, toch? Is leesplezier van leesbegrip afhankelijk?

 

Brander achter het spreekgestoelte, met links uitgever Franc Knipscheer (met pet), bij de presentatie van De vergankelijkheid der dingen, Amsterdam, Pinto-huis, 1 december 2018. Foto © Michiel van Kempen

Het verhaal begint er mee dat een prachtig rond uurwerk in eenrechthoekig kastje moet worden gemonteerd. Hoe maak je rond vierkant? Het blijkt symbolisch voor de rest van het boek over echt en onecht, mogelijk en onmogelijk. Het resultaat wordt dat het uurwerk gaat lijken op wat het in oorsprong eigenlijk niet was. Maar men neemt er genoegen mee.

“Het uurwerk van Thomas Fischer had liever een ronde kast gehad. Het voelde krap in zijn schouders, die in de hoeken gepropt zaten. Zijn ingewanden wentelden en draaiden normaal, dat was het niet. Maar het was alsof het niet voldoende lucht kreeg in het rechthoekig gouden kastje. Het was alsof het stikte.” (37).

Aan dat concrete voorbeeld wordt in het verhaal een hele reeks van vragen naar waarheid en leugen gekoppeld: “Er is en er kan nooit iets mogelijk zijn buiten de verbeeldingskracht om, want wij zijn de schepper van onze eigen werkelijkheid. Je moet waarheid niet verwarren met perspectief. Jij bent de schepper van je eigen werkelijkheid.” (32/3) En een paar pagina’s later: “Wat vaststaat is de vergankelijkheid der dingen. Zo ook de vergankelijkheid der mensen.”(65) Tenslotte komt dat neer op wat de verteller noemt ‘anoesis’, het tegengestelde van ‘noesis’ dat denkproces betekent: “Het wordt gebruikt om een psychische gesteldheid aan te geven, zonder dat er bij nagedacht wordt. Sensatie zonder begrip.” (230)

Het hele verhaal door komen onopgeloste en onoplosbare problemen voor, rond schijn en werkelijkheid, feit en perceptie, wetenschap en persoonlijke overtuiging, empathie, gevoel en verstand, opportunisme, angst, religie, uiteindelijk uitmondend in schaamte en de idee van keuzevrijheid en morele verantwoordelijkheid van de mens: “In deze wereld is het recht dat geldt. Voor rechtvaardigheid moet je in de hemel zijn.” (147, 182) Dit soort beschouwingen komt vooral aan het begin van het verhaal voor en herhaalt zich tegen het einde, ze omsluiten als het ware het eigenlijke verhaal over de zwerftocht van het horloge.

Terwijl ik las moest ik onwillekeurig denken aan Harry Mulisch’ roman De diamant uit 1954 die immers ook van de ene hand in de andere overgaat, maar tegelijkertijd een diepere symbolische betekenis vertegenwoordigt van vermeend geluk en feitelijk ongeluk. Maar er is geen verwijzing naar dit verhaal, terwijl er wel tal van andere intertekstuele relaties expliciet genoemd worden, zoals J.P. Sartre: La Nausée en andere schrijvers: “Niets is wat het lijkt. Elke belevenis baadt in een sfeer van illusie.” (75) Na deze beschouwingen krijgt het verhaal een heel andere wending als we als lezers van Zwitserland naar Nederland, Curaçao en Medellín gaan. Dan verhardt het verhaal zich tot een verhaal van witwaspraktijken en drugshandel, maar ook daar blijft het horloge een rol spelen door ook dan van hand tot hand te gaan.

Zwerftocht
De zwerftocht van het horloge is een metafoor voor de zwerftocht die de lezer onderneemt op zijn leesavontuur door tijd en plaats. Het horloge biedt de bezitters ervan bepaald niet altijd geluk. Het horloge wordt cadeau gedaan bij de pensionering van Gaspard, een medewerker bij de Franse Peugeotfabriek, het komt vervolgens terecht bij diens zoon Julien, bij zijn kleindochter Helène, vervolgens bij een horlogemaker, bij Johannes die veilinghuizen afstruint, bij witwasser en drugshandelaar Hans van Amerongen en zijn vrouw Mireille die op Curaçao slachtoffer worden van een atrako omdat een grote drugsdeal via de Rotterdamse haven is mislukt, de twee jonge schlemielen Juny en Gerold die voor de drugsdealer Kabès Rodriguez werken, die op zijn beurt slachtoffer wordt van de grote Colombiaanse drugsbaron Alejandro Morales Peña, dan bij een schoonmaakster op vliegveld Hato die het gevonden horloge verkoopt en vervolgens politie-inspecteur Berti Camelia die het van zijn broer op zijn verjaardag cadeau krijgt, om tenslotte te eindigen bij Gunnar Fischer, de achterachterkleinzoon van de ontwerper. De twaalf hoofdstuktitels verwijzen naar al deze personen. Dan zijn we als lezers honderd jaar verder en hebben we vanuit Zwitserland een tocht gemaakt naar Nederland, Curaçao, Colombia en opnieuw naar Curaçao, waarna het horloge tenslotte weer in Zwitserse handen komt.

Het uurwerk zit dan wel in zijn benauwde vierkante kastje maar is en blijft in werkelijkheid rond. Zo is het ook met het verhaal want na alle omzwervingen van het horloge is ook het verhaal rond en eindigt het horloge waar het begon, bij een verre nazaat van de ontwerper en fabrikant in Zwitserland. Wij mensen draaien in kringetjes rond in ons zoeken naar waarheid, verbergen ons in schaamte. Maar de tijd is lineair en gaat zijn gang: “Alles is vergankelijk. Behalve de tijd.” (95)

De verteller weidt nogal eens uit door links en rechts allerlei details te vermelden, maar die laat ik graag aan de lezers over om hun leeshonger niet bij voorbaat te bederven. Ik noem hier toch even de totèki die ondersteboven langs het plafond kruipt en vliegen vangt en de metafoor van de lionfish die zijn soortgenoten uitroeit, beide dus verbonden met de dood. De verhaalgang wijkt op enkele belangrijke plaatsen opvallend af. Ik citeerde hier voor al een merkwaardig fragment waar het vertelperspectief even bij het horloge zelf gelegd werd. Dat gebeurt nog drie keer, waarin het horloge gepersonifieerd wordt. Ik citeer de laatste keer, net voordat het horloge weer naar zijn land van herkomst zal gaan.

“Midden in de nacht hield het klokje ermee op. Het wist van de vergankelijkheid der dingen. En van de onvergankelijkheid des tijds. Het was vastbesloten geen tijd te verspillen met onnodig getik en pas weer te beginnen met lopen aan de pols van een nieuwe eigenaar.” (261)

 

Het verhaal eindigt ironisch als we lezen dat politie-inspecteur Berti Camelia zich volkomen onbewust schuldig maakt aan iets waar hij helemaal buiten staat en geen enkel deel aan heeft. Hij ontsnapt aan de lange arm van drugsbaron Morales Peña, die zich wel als een (schijn)heilige kluizenaar in de Colombiaanse bergen heeft teruggetrokken om zijn drugsverleden af te zweren, maar de handel toch niet kan loslaten: “Want de handel op Curaçao moet, zoals elke Curaçaoënaar weet, doorgaan. Tot de laatste dag.”

Met zijn vijf romans bouwt Eric de Brabander aan een hecht oeuvre waarin vanuit geheel verschillende situaties en een gevarieerdheid aan gegevens desondanks een eenheid van motieven en thema’s steeds terugkomt. Er blijkt in De vergankelijkheid der dingen veel terug te komen uit onder meer zijn debuut Het hiernamaals van Doña Lisa. In die betekenis is niet alleen deze roman gebouwd met een cirkelstructuur maar ook zijn hele oeuvre tot nu toe.

Eric de Brabander publiceerde bij Uitgeverij In de Knipscheer: Het hiernamaals van Doña Lisa (2009), Hot Brazilian wax en het requiem van Arthur Booi (2011), De supermarkt van Vieira (2013, Het dilemma van Otto Warburg (2016) en De vergankelijkheid der dingen (2018)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter