blog | werkgroep caraïbische letteren

Van Afi naar Zenobia

door Jerome Egger

In het eerste hoofdstuk van Cynthia Mc Leod’s roman, Zenobia slavin op het paleis, ondergaat de slaafgemaakte Afi een naamsverandering. Zij wordt voortaan Zenobia genoemd door haar blanke meesters. Die konden dat doen want zij was eigendom en de redenering was dat met bezit kon worden gedaan wat men wilde. Het is McLeod’s verdienste dat zij in staat is geweest om deze slaafgemaakten een gezicht te geven in een onstuimige periode in de Surinaamse geschiedenis.

slavin

Een slavin, opgehangen na een seksuele overtreding (USA).

Zij waren mannen en vrouwen van vlees en bloed al behoorden zij tot de inventarislijst van de plantages. Het was een tijdvak waarbij verschillende gouverneurs kort na elkaar kwamen te overlijden. Uiteindelijk kreeg Mauricius de leiding van de kolonie en toen was het hek van de dam. Er kwam fel verzet van een deel van de inwoners van Paramaribo tegen hem. Roddels, achterklap, openlijk verzet, kleine en grote pesterijen en nog veel meer, maakten deze periode eentje die wel vaker is beschreven in boeken en scripties. Maar Mc Leod liet vooral de slaafgemaakten de waarneming doen van wat er plaatsvond in de stad en op de plantage. Zij is daarbij waarheidsgetrouw te werk gegaan. Ook Elisabeth Samson die al eerder onderwerp is geweest van haar onderzoek, speelt een kleine rol in de roman.
Met dit boek heeft McLeod de eerste helft van de 18de eeuw in Suriname toegankelijk gemaakt voor een groter publiek. Zij heeft waarheidsgetrouw de gebeurtenissen gevolgd, maar het is geen historische analyse geworden zoals in geschiedenisboeken voorkomt. Wat het aantrekkelijk maakt, is dat zij aan de hand van dialogen in het Sranan, geprobeerd heeft om slaafgemaakten hun visie te laten vertellen op wat zij meemaken met de blanken. Zij zien hoe de blanken elkaar het leven zuur maken, de spilzucht van die tijd toen het nog goed ging met de plantages en vooral suiker en de bijproducten zoveel opleverden dat de eigenaren in Paramaribo huizen konden laten verbouwen. Zij hielden er diverse slaafgemaakten op na om ervoor te zorgen dat die voor elk wissewasje konden worden opgeroepen. Af en toe is er een citaat uit een brief die naar de eigenaren werd gestuurd in Amsterdam of in het geval van Mauricius zijn dagboeken waarin hij schreef over de gang van zaken. Zo is het mogelijk een reconstructie te maken van die tijd. Verder heeft McLeod onderzoek gedaan in het oud archief van de Gouvernements Secretarie, dat van de broedergemeente, de katholieke kerk en ook de Burgerlijke Stand.
Als een rode draad loopt de levenswandel van Charlotte Elisabeth van der Lith, door haar slaafgemaakten misi Graman genoemd, door de roman. Deze vrouw, weduwe van 3 gouverneurs (Temming, de Cheusses en Raye) en 2 dominees (Audra en Duvoisin) had Zenobia in haar bezit en zo weet McLeod heel handig een stukje geschiedenis te vertellen. De lezer komt veel te weten over de interactie tussen blank en zwart, de willekeur waarmee zware straffen werden uitgedeeld maar ook de hechte band die kon bestaan tussen de twee groepen vooral waar het kinderen betrof. In verschillende analyses over de slavernij komt naar voren dat kindermeisjes vanaf de geboorte zorgden voor kinderen van blanke vrouwen wat ertoe leidde dat zij vaak dichterbij hen stonden dan de biologische ouders. Uiteraard zijn er ook genoeg voorbeelden van kinderen die, wanneer zij groter werden, dezelfde wreedheden uithaalden als hun ouders.
McLeod heeft het op diverse plaatsen over de volksgezondheid in een tropisch land dat toen een zware wissel trok op zowel blank als zwart. De slaafgemaakte bevolking had wel kennis van medicinale planten en wist zo middeltjes te maken om bij diverse epidemieën te overleven. Zo hebben zij ook levens gered van blanken. Wie het boek van Stedman heeft gelezen, kent de beschrijvingen hoe hij de medicinale kennis van de slaafgemaakten gebruikte om te overleven in de oerwouden. In de roman wordt diverse malen stilgestaan bij het redden van een leven door de wijsheid van al de oudere mannen en vrouwen die allerlei taken hadden in het gouvernementspaleis.

 

Zenobia
Een bekende vraag die wel eens gesteld wordt is hoe zo een grote groep mannen en vrouwen gedwongen kon worden door een relatief kleine groep blanken om gedurende zo een lange tijd arbeid te verrichten. Op bladzijde 96 van het boek beschrijft McLeod hoe Zenobia getuige is van de afstraffing van slaafgemaakten die hun vrijheid kozen en vluchtten van de plantage. Eentje was uiteengereten door 4 paarden die elk een andere kant op gingen en van de andere was zijn hoofd afgehakt en ‘tentoongesteld’ door het aan een paal te bevestigen. Zenobia nam zich voor om zo onzichtbaar mogelijk te zijn en in ieder geval nooit iets te doen wat de masra boos zou maken. Zie hier een van de mechanismen om iemand voor de rest van zijn of haar leven te pacificeren. Ook het idee van ‘mental slavery’ komt aan bod als Zenobia zich afvraagt wie haar ziet, wie haar kent en zij denkt dat zij net een stoel of tafel is die een plicht te vervullen heeft en meer niet (p. 156) In haar roman weet McLeod slavernij heel tastbaar en toegankelijk te maken voor een groot publiek. De academische analyses bereiken over het algemeen een klein publiek, maar een roman kan belangrijke informatie doorspelen aan die groep die wel belangstelling heeft maar geen werk van historici zal lezen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter