blog | werkgroep caraïbische letteren

V.S. Naipaul’s A House for Mr. Biswas en ik. Een persoonlijke visie

door Cynthia Mc Leod

In mijn jeugd was de grote vakantie in oktober. Ik was in de vakantie zes jaar geworden, ging naar de eerste klas en leerde lezen. Ik weet nog dat ik met Kerst al heel zelfstandig las en vanaf toen altijd en heel veel heb gelezen. Sommige boeken blijven je voor altijd bij. Bij mij zijn het er drie: Afke’s tiental van Nienke van Hichtum, dat ik las toen ik een jaar of negen was. Wat had ik te doen met die vreselijke arme mensen in Friesland. Gone with the Wind van Margareth Mitchell, dat ik op 14-jarige leeftijd in het Engels las. Ik vond en vind nog steeds dit een van de machtigste boeken, en wat me zo aansprak in dat boek was het feit dat het over slavernij ging, waar ik grote belangstelling voor had, maar waarover ik alleen in De Negerhut van oom Tom had gelezen. A House for Mr Biswas van Naipaul las ik in 1964 en is het derde boek dat veel indruk op me maakte.

 

Ik was pas getrouwd, had een kind van een jaar en was in verwachting van het tweede kind. We woonden in Portugal omdat de pas opgerichte Europese organisatie OECD methoden voor manpower planning wilde ontwikkelen. Deze opdracht werd aan pas afgestudeerde wetenschappers gegeven en mijn man, Donald Mc Leod, die in 1961 in Leiden was afgestudeerd, was door de universiteit aan de OECD aanbevolen. Ik kende niemand in Lissabon, was de hele dag alleen met een klein kind, het was koud en nat want het regende aldoor en ik had heimwee! Ik kreeg het net verschenen boek A house for Mr Biswas uit Holland opgestuurd. En dat was mijn redding!
Ik had al enorm veel gelezen, maar dit was een totaal nieuwe ervaring, sensatie moet ik zeggen, want nooit eerder had ik dit beleefd. Een boek waarvan de belevingswereld heel dicht bij je eigen leefwereld is. Besef goed; 1964! Bea Vianens Sarnamai hai en Strafhok waren er nog niet, Leo Ferriers Atman was nog niet geschreven. A House for Mr Biswas speelt zich af op Trinidad, gaat over een Hindustaanse grootfamilie, net zoals ik die kende in Suriname, in allerlei situaties, met allerlei perikelen, zo eigen, zo dichtbij. Ik kon meeleven met Mr Biswas, zijn frustraties in dat Hanumanhouse, met al die getrouwde zusters en hun echtgenoten die dankbaar moesten zijn omdat ze daar mochten inwonen en dus onderdak en voeding kregen, terwijl ze moesten aanhoren dat ‘all their clothes could hang on one nail’. Ik las en herlas het boek; ik heb het geproefd, ervan gesmuld, heb het verzwolgen, langzaam opgepeuzeld; kortom er op alle manieren van genoten. In Cascais, Portugal, was ik in gedachten in Hanumanhouse, Trinidad, dat ik me voorstelde als het huis van de Nanan Pandays die in die tijd als een echte Hindustaanse extended family in Paramaribo woonde in een groot bakstenen huis in de Dr. Nassylaan. Jaren later was ik collega van mevr. Nanan Panday-Azimullah op het Miranda Lyceum en ik vertelde haar dat ik bij ‘t lezen van A House for Mr Biswas aan hun familiehuis had moeten denken. Ze antwoordde lachend dat veel van de perikelen uit dat boek ook werkelijk daar waren voorgekomen. ‘Als er weer iets voorviel, hoefde ik alleen maar te zeggen: pagina 135 en dan wist mijn man precies wat ik bedoelde’, was haar commentaar. Men hoort vaak zeggen dat zwangere vrouwen zich ervan bewust moeten zijn, dat alles wat ze voelen, denken en ervaren tijdens hun zwangerschap invloed kan hebben op het ongeboren kind. Daarom krijgen aanstaande moeders het advies om positief te zijn, geen ruzies te maken, naar mooie muziek te luisteren etc. Bij mij heeft het absoluut gewerkt: Tijdens mijn zwangerschap las en beleefde ik A House for Mr Biswas en ik kreeg een 100% Hindustaans kind! Zowel uiterlijk als innerlijk!

Ik heb daarna nog meer van V.S. Naipaul gelezen; zoals Miguel Street, The Suffrage of Elvira en natuurlijk The Middle Passage, waarin hij zijn bezoeken aan andere landen van het Caraïbisch beschrijft. Ook reisde hij naar Suriname en had een ontmoeting met onze eigen Drs. Hein Eersel, van wie hij in het boek zegt dat die ‘a sculptured face’ had. In The Middle Passage staat een belangrijke uitspraak van Naipaul, een zin die mijn hart gestolen heeft en die ik ook nooit zal vergeten: ‘Every morning when I get up and I look out of my window, I go on my knees and I thank the Lord that my grandparents went on an immigrant ship.’ Ook van Shiva Naipaul, die vooral het leven van arme mensen op het platteland van Trinidad beschrijft, heb ik veel gelezen. Zijn boeken The Chip Chip gatherers en Fireflies hadden in ons huis altijd veel discussie tot gevolg. In Caracas, waar ik drie jaar woonde omdat mijn man er Surinames ambassadeur was, was ik aangesloten bij twee literatuur-studiegroepen, een Latijns-Amerikaanse en een internationale, waarvan ik ook de voorzitter was. We hebben o.a. V.S. Naipaul behandeld en A House for Mr Biswas. Na de sessie heb ik de gasten kunnen trakteren op een echte Mr Biswas lunch met roti en masala kip. En als neusje van de zalm had mijn studiegroep een ontmoeting met V.S. Naipaul himself. Hij was net in die tijd op bezoek bij zijn oude vriend en studiegenoot, toen Ambassadeur van Trinidad in Venezuela.

V.S. Naipaul heeft zich ontwikkeld tot een van de grootste Engelse schrijvers. Om die reden is hij in de jaren ‘90 onderscheiden door de British Queen en mocht zich voortaan ‘Sir’ noemen. Bij die gelegenheid is hem tijdens een interview eens gevraagd of hij zich Indiër voelde of Trinidadiaan en Naipaul antwoordde dat hij zich geen van beiden voelde, maar veel meer Engelsman. Dat is hem niet in dank afgenomen. Hij kreeg hierop allerlei commentaar: hij was een snob, een racist, had een minderwaardigheidscomplex, voelde zich verheven boven anderen enz. Dit was allemaal een hot item toen ik aan de Universiteit van Antwerpen een lezing zou houden over Surinaamse Literatuur. Natuurlijk wilden al die Belgische literatuurwetenschappers mijn mening hieromtrent weten. Ik denk dat mijn reactie hen behoorlijk geschokt heeft. Ik zei dat er met Naipaul niets mis was, de man had gewoon een eerlijk antwoord gegeven. Ik zou eerder de mensen die hem hierover bekritiseerden, racisten noemen. Grote hilariteit en misschien ook verontwaardiging. Waarom noemde ik hen racisten. Ik wilde het wel uitleggen. Stel dat een Belgisch echtpaar voor de oorlog naar Trinidad was verhuisd en daar hun hele verdere leven had gewoond. De kinderen waren daar geboren en school gegaan en gingen in Engeland studeren. Een van hen werd in Engeland een groot schrijver en na 40 jaar daar gewoond te hebben zou men hem vragen: wat voel je je ? Belg of Trinidadiaan? Als de man zou antwoorden: geen van beiden maar veel meer Engelsman, zou niemand hem dat kwalijk nemen. Iedereen zou begrijpen dat een man die al meer dan veertig jaar in Engeland woont, zich het meest Engelsman voelt. Maar Naipaul, die onder dezelfde omstandigheden verkeerde, mocht dat niet, hij MOET zich Indiër of Trinidadiaan voelen, want hij is niet wit. In het achterhoofd denken dergelijke critici (a la Stef Blok) eigenlijk dat die blanke Britse cultuur immers alleen voorbehouden is aan witte mensen!! Dat noem ik nu onderhuids racisme!

V.S. Naipaul is niet meer. Hij heeft tijdens zijn leven veel geschreven vooral over een wereld en gevoelsleven, die totaal onbekend waren voor Europeanen, en het eurocentrisch denken. Hij heeft met zijn werk velen geraakt en zal daarom voortleven. Dank je Naipaul.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter