blog | werkgroep caraïbische letteren

Uitzonderlijke roman van Robert Antoni

door Brede Kristensen

De titel alleen al: As Flies to Whatless Boys. Inderdaad een ingenieus geschreven en zeer lezenswaardig boek. Internationaal geniet Robert Antoni grote belangstelling. Kijk maar op internet. Iemand noemt hem de ‘Joyce of the Caribbean’. Een ander meent er de voetsporen van Marquez in te herkennen. Weer een ander spreekt van Joyce en Marquez samen in een Caribisch jasje gestoken. Als klap op de vuurpijl ontving hij onlangs de Bocas-literatuurprijs. Dat is niet niks.

 

Overeenkomstig de stijl waarin As Flies to Whatless Boys geschreven is, zou ik eigenlijk hebben moeten schrijven ‘das nie niks’. Maar op de stijl kom ik aanstonds terug. Eerst het verhaal, dat wil zeggen het op het eerste gezicht dominante verhaal, want dat is vervlochten met andere verhalen tot een postmoderne gelaagde collage. Aan het einde is niet helemaal duidelijk welk verhaal de boventoon voert. Overigens werd Antoni in 1991 bekend om zijn bekroonde debuut Divina Trace waarin de hoofdpersoon naar de kern van een verhaal zoekt dat hem in vele Caribische dialecten wordt verteld. Daarna nog enkele werken en nu deze grote roman.

Antoni Robert

Hoofdpersoon in het ogenschijnlijk dominante verhaal is een mannelijke fantast, een zekere uit Duitsland afkomstige John Etzler, uitvinder van beroep. In 1833 publiceerde hij The Paradise within the Reach of all Men, without Labor, by Powers of Nature and Machinery: An Address to all intelligent men. De belichaming van zowel de moderne ingenieur als de moderne politicus. Dubieuze nieuwigheden worden met zoveel belofte en overtuiging aangeprezen dat mensen zich met een bijkans gerust hart in hun armen werpen.

Etzlers automatische machine draagt de naam Satellite. Deze zal ons voorgoed verlossen, jazeker, van alle lichamelijk vermoeiende arbeid in de landbouw. De Satellite moet je zien als de tweede grote stap in de evolutie van de mensheid na de uitvinding van het wiel lang geleden, zo houden Etzler en zijn handlanger Conrad Stollmeyer hun verbaasde gehoor in Engeland voor. Dat spreekt aan. Wie zou het paradijs niet wensen?

De Tropical Emigration Society wordt opgericht, om met deze Satellite een project voor de nieuwe mensheid op te zetten, ergens in het oerwoud van Trinidad. Enthousiaste volgelingen investeren in de maatschappij, alhoewel er na een eerste bizar verlopende test van de machine in Engeland ook afhakers zijn. De sfeer doet denken aan Jong Holland (1881) van Marcellus Emants waarin een imaginaire Amerikaanse onderneming veel goedgelovige Hollandse investeerders aantrekt, of aan Newconomy van Maurice de Hond dat al bij de start tekenen van een zeepbel vertoonde. Berooid hadden de naar rijkdom hunkerende investeerders een tijdje later het nakijken. Of nog recenter aan de Reforma-beweging van Gerrit Schotte, een politieke hoopballon. Onder de zon is weinig nieuws te bespeuren. Het verhaal van Etzler is evengoed het verhaal van de gemiddeld begerige mens in tijden van optimistisch modernisme, waarin de ‘sky the limit’ lijkt. Enfin, een flink gezelschap zet onder leiding van Etzler halverwege de 19e eeuw scheep naar Trinidad in verwachting van een nieuw en paradijselijk leven.

Het verhaal van de overtocht wordt beeldend verteld door de inmiddels bejaarde Willy Tucker, die als jongen van 15 met zijn ouders indertijd mee onderweg was. Als eenvoudige handwerklieden reisden ze 3e klasse. Willy vertelt zijn avontuur aan zijn kinderen en zijn kinderen vertellen het aan hun kinderen. Van moederszijde blijkt Willy de betovergrootvader van Robert Antoni te zijn. Vandaar. Deze Willy wordt tijdens de overtocht smoorverliefd op Marguerite, een deftig meisje aan boord. En zij op hem. Zij reist 1e klasse, met familieleden die in de maatschappij hun geld belegd hebben. Etzlers socialistische paradijs blijft vooralsnog een theoretische toekomst, maar Willy en Marguerite doorbreken op natuurlijke wijze de muren die de klassen streng gescheiden houden. Dat is tenminste iets.

Marguerite kan niet spreken. Hun romance tijdens de lange overtocht, vormt het tweede verhaal. Ze is stom, maar ze is ook slim. Ze heeft in de gaten dat al dat geklets over die Satellite en het toekomstige paradijs weinig om het lijf heeft. Waarom spreken we eigenlijk? Om onszelf moed in te kletsen? Vaak krabbelt ze verstandige zinnetjes op papier. Ze heeft geen fiducie in de Satellite en vraagt zich af of niemand heeft gedacht aan het simpele natuurverschijnsel dat ‘weerstand’ genoemd wordt. ‘Wacht even’, waarschuwt papa Tucker, ‘het enige echt belangrijke is, da’ w’ergens in kunnen geloven’. Desalniettemin, weerstand is er volop. Dat wordt duidelijk. Vooral wanneer ze de ‘wide Sargasso Sea’ moeten oversteken en het doel naderbij komt. De schaduw van Jean Rhys is voelbaar.

Eenmaal aangekomen in Trinidad blijkt het aangekochte terrein aan de baai Chaguabarriga, ver weg in het bergachtige oerwoud, moerassig te zijn. Daartegen is de Satellite niet opgewassen. De bomen worden niet automatisch gerooid, laat staan dat de plantjes automatisch worden geplant en verzorgd. Voordat de machine haar werk kan doen zinkt ze weg in het moeras. Dan komen de regens met de muggen en de mensen sterven aan gele koorts. Uiteraard wisten Etzler en zijn naaste handlanger Stollmeyer, niet gehinderd door enig verantwoordelijkheidsgevoel, op tijd hun biezen te pakken om elders hun geluk te zoeken. Zoals het fantastische mooipraters betaamt.

Het tweede verhaal over Willy en Marguerite, dat verweven is met het eerste verhaal, blijkt om die reden iets onwerkelijks te hebben. Kan het waar zijn? Willy probeert zijn gevoelens in een brief aan Marguerite onder woorden te brengen (uiteraard in zijn dialect): ‘…inevitably, unavoidably, I came to understand the truth: writing is impossible. It’s unbearable. The difficulty of writing down anything a-tall. With any kinda accuracy, or meaning, or any kinda worth. Any kinda content.’ De werkelijkheid glipt tussen onze vingers weg.

 

Door dit alles heen geweven is de correspondentie tussen de auteur en de directeur van het T&T nationale archief in Port of Spain, mevrouw Ramson. De auteur vraagt om archiefmateriaal over de wederwaardigheden van het Etzler-project. Zij richt zich tot hem als Mr. Robot, woonachtig in de USA. Zij corresponderen in zwaar Trinidad-dialect, in de vorm van text-speak, waaraan de lezer wel even moet wennen. De correspondentie gaat, niet zonder betekenis, over kopiëren en kopieermachines. Alle verhalen zijn kopieën van de werkelijkheid. Toch? En tussen die correspondentie door, komt de erotiek om de hoek kijken. Met zinnetjes als deze: ‘I would be holding dis photocopy 4 u in my back office just as I say & wearing my dental floss panties 4 u & me 2 celebrate 2gether 2!!!’

Dental floss panties

“Dental floss panties”

 

Het heeft een ontnuchterend effect in zoverre dat geaccentueerd wordt dat de mooie literaire romanverhalen over Etzler en Willy inderdaad niet meer zijn dan verhalen, kopieën van de werkelijkheid. We kijken ernaar vanuit het heden. Alsof de lezer wordt gewaarschuwd: pas op voor dagdromerij over verhalen zonder relatie met het hier en nu. De erotiek in de correspondentie tussen Ramsol en Robot is tenminste actueel. Maar ook een vorm van dagdromerij. Realiteit en dagdromerij lijken per definitie twee zijden van dezelfde medaille. Zodoende krijgt deze roman een opmerkelijke filosofische dimensie.

Het taalgebruik van Antoni is heftig. In grote lijnen wordt een soort sophisticated Trinidad-Engels gebruikt, afgewisseld met standaard-Engels. Etzler verkondigt zijn onzin in zwaar verduitst Engels (‘Zee problem wiss men since antiquity, is zat zey do not reason. Zey do not sink.’ Dat ‘sink’ krijgt overigens later wel een heel letterlijke betekenis… maar dat terzijde). En tussen Mevrouw Ramson en Mr Robot gaat alles los. Heavy Trinidad. Een kleurige potpourri dus. Eerst kost het lezen ervan moeite, maar naarmate ik als lezer vorderde, kreeg ik oog voor de charme ervan. Echter, voegt het wat toe aan de betekenis van de roman? Meer iets voor een performance, zou je denken op het eerste gezicht. Iets voor het nu. Vraag is wat de tand des tijds ermee gaat doen. Korte metten maken dunkt me. Wat overblijft is de inhoud, weliswaar gegoten in een vorm, maar het is de inhoud die waardebepalend is.

Deze vorm kwam op mij net iets teveel als een tour-de-force over. Geforceerd dus. In plaats van zich in dienst van de inhoud te stellen en deze erdoor te versterken, eist de vorm zelf aandacht en dreigt daarmee zelf inhoud te worden. Dreigen? Ik begon te beseffen dat dit weleens precies de postmoderne bedoeling van de roman zou kunnen zijn. Want op de keper beschouwd is alles efemeer en ambigu. Al onze dromen, plannen en projecten zijn als eendagsvliegen, weinig meer dan resultaat van ijdelheid. En hoe vormen we ons nu een beeld van wat zich elders afspeelt of tijden geleden afspeelde? Alles vervliegt in een oogwenk of zinkt weg in het moeras van de geschiedenis. Via verhalen, informatie, reconstructies, kopieën van kopieën, maken we ons een indruk. Laten we het daarop houden.

Antoni As flies

Dan is de conclusie: we weten niet wat (historische) werkelijkheid is en of er wel zoiets als werkelijkheid bestaat. En wie met wie spelletjes speelt. Kijk nu de titel. Wat en wie zijn wij, lezers, anders dan ‘flies to whatless boys’? Shakespeare (King Lear) wist er al van: ‘as flies to wanton boys are we to the gods. They kill us for their sport’. Na Shakespeare brak de tijd van de grote toekomstverwachtingen aan, die we optimistisch ‘moderniteit’ gingen noemen. Wat is ervan overgebleven? Nu, in het postmoderne, begint het tot ons door te dringen dat onze toekomstdromen weinig om het lijf hebben. Alles lijkt ooit in rampzaligheid te zullen vervliegen. Antoni heeft het beeldend onder woorden gebracht, wat we vrezen en liever niet weten. Een prachtige postmoderne roman waarin de lezer voortdurend nieuwe betekenislagen ontdekt.

 

Robert Antoni, As Flies to Whatless Boys, 320 pagina’s, 2013

 

[uit Amigoe/Ñapa, 7 juni 2014]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter