Uit het dagschuw huis – nagelaten werk van Tip Marugg
door Aart G. Broek
ter inleiding bij: Tip Marugg, Krantenstukken; Een aanvulling op het verzameld werk, De Parelduiker, 19-3, 2014, pp. 8-19.
Tip Marugg (1923-2006) was een gelukkig man toen hij – midden jaren tachtig van de vorige eeuw – afwisselend werkte aan zijn roman De morgen loeit weer aan en, in zijn moedertaal het Papiaments, aan het onderzoek ten behoeve van Un prinsipio pa un dikshonario erótiko. Voor elk van beide manuscripten had hij een aparte werkplek in zijn huis. De roman verscheen in 1988. De ‘aanzet tot een erotisch woordenboek’ werd in 1992 gepubliceerd. Het was toen al geruime tijd gereed.
Het kleine, volledig Papiamentstalige woordenboek – ca. 100 bladzijden – is niet terug te vinden in het verzameld werk dat enkele jaren na zijn overlijden verscheen: De hemel is van korte duur; Verzameld werk 1945-1995 (Amsterdam, de Bezige Bij, 2010; samenstelling en bezorging door Aart G. Broek en Wim Rutgers). De mogelijkheid om het op te nemen, is wel overwogen. Een proefvertaling van de woorden onder de letter A werd gemaakt in samenwerking met Lucille Berry-Haseth. Hoe gelukkig Marugg ook geweest mag zijn met het werken aan de verzameling woorden, zegswijzen en uitdrukkingen die op de een of andere manier gerelateerd zijn aan seksualiteit, het was voor Lucille en mij ondoenlijk om daar een lezenswaardige tekst van te maken in het Nederlands. Een woordenlijst is geen leeslijst. De schat aan kennis die erin ligt opgeslagen zal te gelegener tijd in, bijvoorbeeld, een woordenboek Papiaments – Nederlands moeten worden opgenomen.
Het manuscript van het woordenboek is een typoscript met veel wijzigingen van allerlei aard in pen en potlood. Het werd ruim vijftien jaar geleden, in samenspraak met Marugg, ondergebracht in het Nationaal Archief van de Nederlandse Antillen in Curaçao (inmiddels Archivo Nashonal Kòrsou geheten). Er zijn geen openbare archieven op het eiland of in Nederland, die verder nog manuscripten van Marugg bewaren. In het traject dat Wim Rutgers en ik aflegden om het verzameld werk te bezorgen, bleken wél enige particulieren – familie en vrienden – niet gepubliceerde teksten te bezitten. Naast brieven betreft het enkele ongepubliceerde gedichten.
De familie heeft tot leidraad dat ongepubliceerde literaire teksten, zoals die gedichten aan vrienden, gepubliceerd mogen worden wanneer Marugg die bewust deelde met derden. Gedichten die Marugg, per brief of kaart, speciaal schreef voor en stuurde naar de auteur en bestuurder Cola Debrot, de literair criticus Jos de Roo en jurist Alex Reinders konden dan ook worden in het verzameld werk verschijnen. Nog een voorbeeld. Marugg publiceerde de nodige Papiamentse gedichten in lokale periodieken. Hij hertaalde een tiental gedichten zélf in het Nederlands voor Enid Hollander, een familielid van hem. Zij bewaarde die collectie. Voor lezers die het Papiaments niet machtig zijn, hebben wij nu een prachtige, Nederlandstalige toegang tot Maruggs Papiamentse poezie. ‘Uit de eerste hand,’ zo mogen we wel stellen. Marugg deelde dit Nederlandse werk en het is dan ook terug te vinden in het verzameld werk. Ook de oorspronkelijk Papiamentse gedichten staan in het verzameld werk. In de eerste plaats om dichter bij de auteur te komen voor wie die Creoolse taal machtig is, en mede om Europese Nederlanders te verleiden misschien nog eens kennis te nemen van de moedertaal van Marugg.
In het ‘verzameld werk’ kon zodoende zijn gepubliceerde woordenboek dat hem zo dierbaar was, niet worden ondergebracht. Niet eerder gepubliceerde gedichten en hertalingen die Marugg deelde met vrienden en familie, vonden wél hun weg naar de uitgave. Het beeld van de verzameling kan nog wat worden aangescherpt.
Kakkerlakken en termieten, uitgesproken ongunstige klimatologische omstandigheden en, lange tijd, een gemankeerde wetgeving zorgden ervoor dat periodieken verloren zijn gegaan, die wij wel graag hadden willen raadplegen. Curaçao kent een rijke geschiedenis aan kortstondig en langdurig verschenen kranten en bladen van uiteenlopend karakter. Hoewel er verrassend veel bewaard is gebleven in archieven op Curaçao en in Nederland, moeten we toch constateren dat zelfs van de belangrijkste dagbladen tal van nummers – soms wekenlang – ontbreken. Dit geldt helaas ook nog die van de jaren veertig, vijftig en zestig van de afgelopen eeuw. In die bladzijden die verdwenen staan teksten van Marugg. Het meeste kon, zo mag worden benadrukt, wel degelijk worden achterhaald. Dit kon juist ook omdat op het eiland er in bibliotheken al jarenlang met verve uitgebreide knipselarchieven worden aangelegd en bijgehouden, zoals in de – particuliere organisatie – Biblioteka S.A.L.‘Mongui’ Maduro.
Begrijpelijk was dat de indruk bestond dat we ‘alles’ van Marugg onder ogen hadden gehad. Al was het maar daar ik langdurig bevriend was met Marugg, het manuscript van De morgen loeit weer aan hoofdstukgewijs met hem had besproken in de jaren dat hij het schreef, we samen Papiamentstalige gedichten van hem vertaalden, en ik fragmenten uit een roman in wording bij tijdschriften kon onderbrengen. De presentatie van het verzameld werk van de literair auteur Tip Marugg vond plaats op 29 januari 2009 in het theater van de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Bij die gelegenheid sprak onder andere de Nederlandse schrijver Jan Brokken – die jaren op Curaçao woonde en Marugg ook vele malen had bezocht – een persoonlijk en literair gekleurde rede uit. Aan Brokkens herinneringen ontleen ik het volgende citaat.
‘Wanneer [Marugg] me over Otrobanda [oud stadsdeel van Willemstad, ten westen van de St. Annabaai; agb] vertelde, veranderde zijn toon in jongensachtig. Hij werd grappig, opgewekt, geestdriftig, hij kreeg iets tomeloos. Ik keek dan ook uit naar het boek waarover hij me vertelde, een mythische, door een leguaan vertelde roman waarin het vroegere Otrobanda zou herrijzen. Het is in zekere zin tekenend voor de ondergangsthematiek waarvan zijn hele werk doordrenkt is, dat die roman nooit is verschenen. Hij liet me aanzetten tot dat boek zien, een dikke stapel papier, maar in het nu verschenen verzameld werk komen slechts twee fragmenten voor, één over een leguaan en één over Otrobanda, en die zijn kort. Dat ligt zeker niet aan de samenstellers, ik ken Aart Broek en Wim Rutgers persoonlijk, ik ken hun inzet, toewijding, ijver; geen snipper papier dat het handschrift van Tip verried zal aan hun aandacht ontsnapt zijn. We mogen aannemen dat Tip het onvoltooide manuscript heeft vernietigd, of althans grote delen daarvan. Ik vind dat doodzonde maar ook buitengewoon consequent.’ [De tekst die Brokken uitsprak verscheen grotendeels in Trouw, 31 januari 2009.]
Brokken is te complimenteus geweest voor ons, de samenstellers van Maruggs verzameld werk. Het streelt ons, dat spreekt, om geprezen te worden om inzet, toewijding en ijver, maar ik moet toch onderkennen dat er wel degelijk papier dat de hand van Tip verraadt, aan onze aandacht ontsnapte.
Die stukken betreffen in ieder geval bijdragen die Marugg schreef voor de lokale kranten La Prensa (23 november en 20 december 1948, 17 juni, 8 juli en 24 december 1949) en de Morgenster (21 juli 1950). De bijdragen aan La Prensa – die zowel teksten in het Spaans, Nederlands als Papiaments opnam – schreef Marugg op verzoek van de hoofdredacteur, zijn vriend, de journalist en dichter Luis H. Daal (1919-1997). De ‘ingezonden brief’ die in de Morgenster verscheen, is een verdediging van Chris J.H. Engels (1907-1980), arts, musicus, kunstschilder, dichter (pseudoniem Luc. Tournier), oprichter en curator van het Curaçaosch Museum. Engels was ook de initiatiefnemer en redacteur van het literaire tijdschrift De Stoep (1940-1959), waarin Marugg in 1945 debuteerde en nadien nog meerdere keren zijn Nederlandstalige poëzie onderbracht.
Deze ‘vingeroefeningen’ in het Nederlands – de voor Marugg vreemde taal – blijken toch nog bewaard te zijn gebleven als krantenknipsels. Ten tijde van de redactie van Maruggs verzameld werk lagen deze knipsels nog verborgen in dozen met honderden krantenknipsels en losse nummers van kranten. Die waren over vele jaren verzameld door een particulier en uiteindelijk geschonken aan de eilandelijke openbare bibliotheek, de Biblioteka Nashonal Kòrsou (die inmiddels naar Frank Martinus Arion werd vernoemd). Bij het eerste ordenen en toegankelijk maken van de inhoud van de dozen – tien [sic!] jaar nadat de dozen waren geschonken – kwamen deze stukken naar boven. In ieder geval te laat om nog te worden meegenomen in het verzameld werk De hemel is van korte duur.
Het behoud van cultureel erfgoed vereist niet alleen de inspanning om kakkerlakken buiten een archief te houden, klimatologisch ideale omstandigheden te creëren en deugdelijke wetgeving op te bouwen. Het eilandelijke erfgoed verlangt ook krachtdadig handelen in archieven en bibliotheken ten aanzien van het verkrijgen en vervolgens het toegankelijk maken van het materiaal.
Bovenal behoeven we mensen die bereid zijn om materiaal onder te brengen in archieven: brieven, foto’s, manuscripten, notulen, dia’s, films, officiële documenten, dagboeken, passagebiljetten, kranten(knipsels), uitnodigingen, enzovoorts. Het is deze genegenheid van familie en vrienden om materiaal niet alleen te bewaren maar vooral ook te delen, die het mogelijk maakt om culturele prestaties blijvend te koesteren, zowel op het eiland als in het ‘moederland’.
Voor onderzoek, zoals dat ten behoeve van de samenstelling van het verzameld werk van een auteur als Marugg, kunnen wij niet zonder de menselijke verzamelwoede en zeker niet zonder de bereidheid om het resultaat van die ‘drift’ onder te brengen in archieven. Niet minder van belang voor onderzoek is de toestemming om het archiefmateriaal in ieder geval toegankelijk te maken voor onderzoek en de toestemming om in principe vrij gebruik te maken van het beschikbare materiaal, zij het met inachtneming van regulier acceptabele beperkingen. Daar dit nog niet binnen de mogelijkheden van de erven Marugg ligt, zullen we ook met minder zekerheid kunnen stellen, dat Marugg inderdaad zijn manuscripten verbrandde en we – met de stukken die hierbij gaan – het verzameld werk inderdaad te pakken hebben.
Ontleend aan De Parelduiker, 19-3, 2014, pp. 2-7, ter inleiding bij Tip Marugg, Krantenstukken; Een aanvulling op het verzameld werk, De Parelduiker, 19-3, 2014, pp. 8-19.