Uit een andere wereld
Greta Monach (1928 – 2018)
door Lex Veerkamp
Het was een druilerige dag, 24 mei 2021, op weg naar Beusichem in de Betuwe. Daar woont Joop de Vries, die de nalatenschap beheert van klankdichter en musicienne Greta Monach (1928 – 2018). Door een gelukkig toeval had Hans Heesen haar een paar maanden voor haar overlijden thuis opgezocht en geïnterviewd over haar leven en werk, en haar zo op de valreep aan de vergetelheid ontrukt.

Joop de Vries was eind jaren 70, begin 80 betrokken bij haar avantgardistische sound poetry-voordrachten, en had nog een doos met spullen van Greta Monach die hij met Hans en mij wilde doornemen. Met name de dagboekaantekeningen en de gedichten die we erin aantroffen, gaven een onverwachte inkijk in een veelbewogen leven, dat zich deels op Curaçao afspeelde. Een van die gedichten is opgenomen in het fraaie boek Album van de Caraïbische poëzie (2022).
Greta Vermeulen (Monach is haar dichterspseudoniem) werd geboren in Den Haag op 25 juli 1928. Haar vader Hendrik Vermeulen (1894-1956) had zijn jeugd doorgebracht in Java en wilde na zijn studie in Nederland weer snel terug. Hij trouwde met Margaretha Kronauer (1885-1977) uit het Duitse Rijnland, een weduwe met al twee oudere zonen.

Greta was vijf maanden oud toen ze met haar ouders en de driejarige Henk naar Indonesië vertrok, waar haar vader als elektrotechnisch ingenieur werkte voor de Bataafsche Petroleum Maatschappij [Shell] in Balik Papan. De twee oudere kinderen bleven voor hun schoolloopbaan in Nederland.
Het gezin Vermeulen ging in april 1934 met verlof, en pa werd begin 1935 overgeplaatst naar Curaçao. Moeder, Henk en Greta volgden in augustus. Ze gingen wonen in Emmastad. ‘Een gehucht van zo’n honderd huizen, bestemd voor de Nederlandse werknemers van Shell’, schrijft Greta. ‘De kinderen werden angstvallig Nederlands opgevoed, zonder contact met de lokale bevolking, behalve dan dat het huispersoneel uit negerinnen bestond. Er was ook een school in de Shell-nederzetting, zodat ik met allemaal blanke kindertjes op school ging.’ De H.J.A. Schroederschool in Negropont.

‘De gangbare pedagogiek was er een van dwang en intimidatie. Mijn moeder is in het begin een paar maal met het schoolhoofd gaan praten; het gevolg was dat we voortaan minder ruw behandeld werden dan de andere kinderen. We werden ongetwijfeld ontzien alleen omdat mijn vader een vrij hoge positie had (zo was de mentaliteit in de koloniën).’
‘Ik geloof dat ik in die tijd nooit gelukkig was, behalve wanneer ik met mijn broer was. Als mijn ouders ’s avonds uit waren of bezoek hadden (dus niet erg opletten), gingen we huichelachtig braaf naar bed – maar alleen om er ten spoedigste weer uit te komen en samen te praten of te spelen.’
‘Toen ik acht jaar was, werd ik geraakt door de muziek en dat was een blikseminslag. Zelfs mijn moeder begreep er niets van.’ Monach vertelde in het interview met Heesen: ‘Alles draaide daar om olie. Toen ik op mijn achttiende in Nederland kwam was ik nog nooit in een museum geweest! Mijn moeder speelde piano, maar mijn vader had niets met muziek, muziek irriteerde hem zelfs. In Willemstad waren een paar concerten per jaar. Daar mocht ik dan wel met mijn moeder naar toe. En tijdens de oorlog kregen we veel meer concerten, vanwege alle Amerikaanse soldaten die er zaten. Curaçao en Aruba waren de enige leveranciers van olie toen en dus vreselijk belangrijk voor de Amerikanen.’
In 1938, toen ze tien was, ging het gezin met verlof naar Nederland. Greta’s moeder was ontzettend geschokt dat haar broers en zusters in Duitsland overtuigde Nazi’s bleken te zijn. Greta schrijft in haar autobiografische notities: ‘Mijn moeder zei dat ze nooit meer in haar geboorteland wilde terugkomen, en inderdaad heeft ze na de oorlog ook nooit terug willen gaan.’
Broer Henk was inmiddels dertien en zou in Nederland achterblijven, omdat er op Curaçao geen middelbare school was. ‘Ik begreep toen al iets van het dilemma waarin mijn ouders verkeerden: ze wisten dat een oorlog dreigde, maar vonden ontwikkelingsmogelijkheden voor hun kinderen erg belangrijk: grotendeels daarom waren ze naar de tropen gegaan, waar men meer verdienen kon, en dus de studie van vier kinderen bekostigen.’

‘Ik wilde ook in Holland blijven, maar ik wist wel dat ze nooit alle kinderen zouden afstaan. Ik wist ook dat ik niet kon ontkomen aan de drukkende verantwoording om voortaan vier kinderen te zijn voor mijn ouders. Bij het afscheid beheerste iedereen zich; ik redde me door onverschilligheid te veinzen. En dat is acht jaar mijn tactiek gebleven, wanneer men mij vroeg naar mijn broer. Maar ik miste hem elke dag.’
Terug op Curaçao kreeg ze vier jaar pianoles van een beroepspianiste, waarbij ze hartstochtelijk enthousiast werd van Bach. Ze had last van haar uiterlijk. ‘Ik was dik en begon mezelf hoe langer hoe lelijker te vinden. Niettemin fantaseerde ik dat ik later, als ik volwassen zou zijn, door een soort wonder mooi zou worden en dan zouden alle mensen van me houden. Er was een soort compensatie in het feit dat ik op school plotseling zeer briljant werd. Een prettig bijverschijnsel was dat ik nu eindelijk eens de aandacht trok door iets dat als ‘goed’ gewaardeerd werd. De bewondering van de klasgenootjes zag ik aan voor genegenheid.’
Na de Mulo kwam Greta in 1943 op een nieuw opgerichte school, een driejarige cursus die leidde naar het HBS-eindexamen, de A.M.S. Peter Stuyvesant College in Punda. ‘Mijn school was buiten de Shell-nederzetting en voor het eerst kwamen wij Hollandse kinderen in direct contact met andere bevolkingsgroepen. Dit beïnvloedde onze gehele gedachtewereld. Racistische vooroordelen tierden welig in de Europese kolonie, maar wij kwamen door directe ondervinding tot heel andere inzichten. Mijn ouders waren nog heilig vergeleken bij de andere Hollanders, maar ik begon te beseffen dat ook bij hen sporen van racisme leefden.’

De nieuwe school was een verademing voor Greta. ‘De sfeer was totaal anders; leerlingen en leraren vormden een werkelijke gemeenschap. Er waren maar honderd leerlingen, verschillende leerkrachten waren uit nood aangetrokken van buiten het onderwijs, en de nieuwe ervaring maakte hen bijzonder enthousiast.’
Ook Greta’s vader gaf er les. ‘Ik merkte dat hij zeer goed les gaf en geliefd was bij leerlingen. Ook begon ik in die tijd te merken dat zijn ondergeschikten hem zeer waardeerden, en dat leek me een belangrijke aanwijzing omtrent iemands karakter. De Hollandse kolonie was door en door besmet met hypocrisie. Daar had ik tot dan toe weinig van gemerkt, aangezien er bij ons thuis andere ideeën heersten en er nooit geroddeld werd.’

Op haar vijftiende kreeg Greta een dwarsfluit, en nam ze fluitles. Op school sloot ze zich aan bij een kleine muziekgroep. ‘Er was een zeer begaafde violist, Felix heette hij, zijn familie was in 1933 uit Polen gevlucht en op Curaçao terechtgekomen, die mijn eerste ‘vriendje’ werd. Zelfs de eerste grote liefde. Ik was toen al ruim zestien jaar. Seksuele omgang had ik niet met hem – om de eenvoudige reden dat we noch bij hem, noch bij mij thuis alleen konden zijn, en buiten viel er niets te beginnen door de dichte bevolking en de schaarse begroeiing op het eiland. Achter een cactus kun je je moeilijk verstoppen.’

‘Ik vertelde mijn ouders vrijwel meteen hoe de zaak stond. Ik verwachtte wel dat zij onwennig zouden staan tegenover die situatie, maar ik werd verpletterd door hun argumenten tegen deze relatie: het feit dat hij Jood was en dat zijn ouders een winkel hielden, dus geen intellectuelen waren. Omdat hij dus uit ‘een andere wereld’ stamde, zou hij geen partner voor mij kunnen zijn. Op zulke argumenten had ik geen antwoord.’
Hoewel Greta nergens achternamen in haar notities gebruikt, is het duidelijk dat het om Felix Linder gaat. Zijn familie had eerst een Soda fountain en later een winkel in Otrobanda.
‘De vriendschap met Felix beleefde ik op een rare manier. Ik vond mezelf nog steeds foeilelijk, te dik en over het geheel onmogelijk. Ik was en bleef stomverbaasd dat die jongen beweerde dat hij van me hield en eigenlijk heb ik er nooit in geloofd, toen.’
Toen de oorlog voorbij was, bleek dat Henk op zijn zestiende vrijwillig in Duitse krijgsdienst was gegaan. Zijn enthousiasme was snel over nadat hij aan het Russische front gewond raakte. Hij vluchtte naar Nederland, bleef ondergedoken tot het einde van de oorlog en werd daarna een half jaar gevangen gezet. Greta was zeer geschokt. Ze was overtuigd anti-Nazi. ‘Iedere vorm van racisme vond ik walgelijk, des te meer sinds ik met Felix omging.’

‘Ik was in die tijd zo naïef om te denken dat ik het aan Felix kon – en ook behoorde – te vertellen. Ik geloof dat hij verstandelijk inzag dat ik nergens voor verantwoordelijk was, maar toch kon hij de gedachte niet verdragen, dat het iemand was die mij zo na stond. Onze verhouding duurde voort, ik voelde dat er ‘iets’ afgestorven was. Trouwens, er was zeker ‘iets’ overgebleven, misschien wel heel veel. Voor ons beiden was de muziek de essentie van het leven – dat vormde een sterke band.
Op 22 september 1946 vertrok Greta met haar ouders per boot naar Nederland. Zelf wil ze muziek studeren, maar ze durft dat niet te zeggen. Ze gaat in Leiden Nederlandse taal- en letterkunde studeren. Na twee jaar breekt ze die studie teleurgesteld af. Ze gaat dan alsnog naar het conservatorium in Den Haag en behaalt daar het solistendiploma fluit.


‘Ik had examen gedaan en op Curaçao viel niets meer te leren. Ik begreep de onvermijdelijkheid van het afscheid, maar was niet opgewassen tegen het verdriet. Ondanks mijn vage hoop dat het anders zou zijn, wist ik in mijn hart dat ik noch Felix noch Curaçao ooit terug zou zien. Ik voelde me sterk aan het eiland gebonden – hoewel ik maar een import-bewoner was geweest – en Nederland is nooit mijn vaderland geworden.
Onderweg gooide ik al mijn gedichten in de oceaan. Toen we bij de Golf van Biskaje de gebruikelijke storm tegenkwamen, hoopte ik dat we zouden vergaan.
Met Felix heb ik nog drie jaar gecorrespondeerd. Noch hij noch ik vond in die tijd een nieuwe liefde. Na drie jaar waren we verslagen, kleine slachtoffers van de oorlog. We waren gewoon twee van de vele.’

Naschrift
Greta is ongetrouwd gebleven, en had geen kinderen. Felix (1923 – 2011) trouwde in 1953. Zijn dochter Kerry, die bekend is met dit tragische verhaal, is als zangeres in zijn muzikale voetsporen getreden.
Greta Monach’s Autobiografische notities 1 en 2, en Tijger in Tropenzon – gedichten zijn in 2021 in een oplage van 50 uitgegeven. In te zien bij Mongui Maduro Library, en zolang de voorraad strekt te koop bij Hirsch & Reich Books in Otrobanda, Curaçao.

Bronnen
– Hans Heesen, ‘Ik dacht je moet dat veel radicaler benaderen, Op bezoek bij “sound poet” Greta Monach.’, De Utrechtse Boekhouder, 2018, nr. 1.
– Michiel van Kempen, e.a., Album van de Caraïbische poëzie. Amsterdam: Rubinstein, 2022, bevat het gedicht ‘Je lippen met vingers aan te raken’.
– David Linder, zoon van Salo Linder (broer van Felix) en Lies Jesserun Cardozo.
– Greta Monach, Autobiografische notities 1 – Jeugd op de Antillen, Dichteren Leesten-reeks 1 (2021)
– Greta Monach, Tijger in tropenzon – Gedichten 1949-2015, Dichteren Leesten-reeks 3 (2021)
– Joop de Vries, Greta Monach (1928 – 2018): veelzijdig klankkunstenaar, 2019 (website Stedelijk Museum)
o wacht nog even
voor de zon verdrinkt
het donker water wijder wordt
de witte kleren krimpen
voor mijn liefste uit mijn ogen wordt geruimd
voordat ik
binnen in mijn huid
vergruizel
–
ik zit in de achterste boog van mijn hoofd
en tegen mijn ogen
vind ik de kleuren opeengestapeld
als nieuw als gewassen
de kade de zon en de golven
mijn schitterend eiland mijn liefste
zijn kleren nog zinderend wit –
opnieuw ben ik achttien opnieuw breekt mijn hart
–
zijn dan de tijden niet
de oceanen niet
was dan niet lang mijn leven
was het zwaarder niet
dan vloeipapier
dat rimpelt in luchtige lagen
doorzichtig
onmachtig
hulpeloos boven de altijd nog brandende kleuren
de kade het schip
mijn liefste
(Greta Monach, 17-6-2014)
