blog | werkgroep caraïbische letteren

Uit de lucht vallen

 

door Peter Meel

 

In Mijn broer van Jamaica Kincaid stuit ik op de volgende waarneming: ‘Nu pas begrijp ik waarom mensen over hun verleden liegen, waarom ze zeggen dat ze iets anders zijn dan wat ze in werkelijkheid zijn, waarom ze een zelf verzinnen dat geen gelijkenis vertoont met wie ze eigenlijk zijn, waarom iemand het gevoel zou willen hebben dat hij of zij nergens bij hoort en van niemand afstamt, maar gewoon heel uit de lucht is komen vallen.’ De woorden intrigeren mij. Niet omdat ze zo mooi zijn opgeschreven. Dat zijn ze welbeschouwd niet. Ook niet omdat ze een waarheid onthullen die je bij je lurven grijpt. Daarvoor is die waarheid te obligaat. Maar wel omdat de alinea een sleutelpassage vormt in het verhaal dat Kincaid vertelt. En karakteristiek is voor de stijl die zij hanteert.

De observatie heeft betrekking op de broer, die in de titel van de roman wordt genoemd. Op jeugdige leeftijd overlijdt deze op Antigua aan aids na een kort leven dat zich grotendeels aan de aandacht van zijn familie heeft onttrokken. De schrijfster probeert haar broer in zijn laatste levensfase zoveel mogelijk bij te staan. Door medicijnen voor hem te kopen, contacten voor hem te leggen, zaken voor hem te regelen. Financieel en organisatorisch gaan de bezoeken aan de patiënt haar goed af, maar emotioneel hapert het. De auteur constateert dat ze haar broer eigenlijk nooit heeft gekend. Maar tegelijk stelt ze vast dat deze zich ook nooit heeft willen laten kennen. Zijn seksuele geaardheid maakte het hem onmogelijk om te zijn wie hij was. De maatschappelijke verhoudingen weerhielden hem ervan zijn ‘ware ik’ te tonen.

Tegelijk slaan de woorden – in het bijzonder de wens om nergens bij te horen en van niemand af te stammen – op de schrijfster zelf. Zij onderwerpt zich, vooral waar het gaat om de verhouding tot haar broer, aan een pijnlijk zelfonderzoek en bekent dat zij eigenlijk nooit van hem gehouden heeft. Omdat ze hem nooit heeft gekend, maar vooral ook omdat zij hem vereenzelvigt met een bestaan waaraan zij traumatische herinneringen bewaart. Een bestaan dat zij met succes ontvluchtte toen zij daarvoor de kans kreeg. De auteur is blij dat zij haar heil in de Verenigde Staten heeft gezocht. Ver verwijderd van de bekrompenheid van haar geboorte-eiland, van de kwaadaardigheid en onberekenbaarheid van haar moeder en van het giftige gelijk waarin haar ruziemakende familieleden zich hebben ingegraven.

Mijn broer is een boek vol tegenstrijdigheden. Kincaid wil uitvinden wie haar familieleden zijn en er achter komen wat hen beweegt. Maar tegelijk weet zij zich met deze behoefte geen raad. Zij staat gereserveerd tegenover hen en heeft ten diepste een afkeer van hen. Waarom zou je je druk maken om personen die weerzin bij je oproepen? Die de schrijfster als het negatief beschouwt van het gelukkige gezin dat zij in Amerika heeft gesticht?

Voor gemakkelijke verklaringen is bij Kincaid geen plaats. Het knappe van Mijn broer is juist dat de auteur allerlei overwegingen presenteert zonder deze in eenduidige verklaringen te willen vangen. Door haar onderzoekende opstelling en systematische wijze van verslaglegging wekt ze de indruk als een socioloog te werk te willen gaan, maar door haar voorliefde voor het intieme en particuliere en door het gebruik van precieuze, soms bezwerende formuleringen, is het altijd de literator in haar die het laatste woord heeft. Die suggereert in plaats van toont, verkent in plaats van benoemt, opwerpt in plaats van vaststelt.

De auteur komt niet los van de gemankeerde verhouding die zij onderhoudt met haar familieleden op Antigua. Zij wil deze relatie doorgronden, maar is zich bewust van de vergeefsheid van haar verlangen. Want deze naasten zijn haar naasten niet meer, zijn nooit haar intimi geweest en zullen altijd een gesloten boek voor haar blijven. De nietsontziende wijze waarop de auteur zichzelf en anderen analyseert, is hen vreemd.

Haar zelfonderzoek brengt de oplossing van de raadsels in haar leven ook niet dichterbij. Maar strikt genomen is het de schrijfster daar ook niet om te doen. Het is het schrijven zelf dat haar in beweging brengt en voortdrijft. Het proces, waarbij zij hoog inzet aan de non-fictie tafel, maar waar de fictie altijd als een welkome smaakmaker het scheppingswerk binnensluipt. En met de feiten aan de haal gaat. Subtiel en bijna ongemerkt.

‘Nu pas begrijp ik waarom mensen over hun verleden liegen, waarom ze zeggen dat ze iets anders zijn dan wat ze in werkelijkheid zijn.’ Als het er op aan komt, liegen we allemaal en doen we ons allemaal anders voor dan we zijn. Vaak zonder dat we er zelf erg in hebben en met de beste bedoelingen. Literatoren als Kincaid leggen er de vinger op en zetten gelijktijdig de werkelijkheid naar hun hand. Niemand komt heel uit de lucht vallen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter