blog | werkgroep caraïbische letteren

Tussen meerdere werelden: Hindostanen in Nederland

door Jerry Egger

Elk boek over de verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen zal aandacht moeten besteden aan het gegeven dat na 1945 een deel van die geschiedenis zich afspeelt in Nederland. Sommigen gingen naar het moederland om te studeren, anderen omdat er betere economische vooruitzichten waren. Chan Choenni schreef het verhaal van Hindostanen in Nederland tussen 1973 en 2013.

In deze uitgebreide studie van 454 bladzijden, verdeeld in 10 hoofdstukken met veel cijfermateriaal, worden diverse aspecten behandeld. Hij legt vooral de nadruk op de eigen manier van integreren in de Nederlandse maatschappij. Om het zichtbaar te maken staat hij stil bij sociaaleconomische, culturele en politieke integratie. De indicatoren bij de eerste vorm zijn huisvesting, onderwijs en arbeidspositie, bij de tweede sociale (interetnische) contacten, culturele oriëntatie en aanpassing, en bij de derde politieke participatie, profilering en zichtbaarheid. Het beginpunt is 1973 toen Hindostanen op steeds grotere schaal naar Nederland trokken en het jaar 2013 sluit een periode van 40 jaar aanwezigheid in het voormalige moederland af.

In zijn inleidend hoofdstuk beschrijft Choenni de achtergrond van Hindostanen in Suriname en in Nederland. Het verhaal van de komst van contractanten naar Suriname is hier bekend. Er waren arbeiders nodig op de plantages en die werden gevonden in onder andere Brits-Indië. De trek naar Nederland na 1973 is te verklaren door de politieke situatie in Suriname. Na de verkiezingen in dat jaar kwam er een regering die nauwelijks of geen Hindostanen in het kabinet had opgenomen. Bovendien werd kort na het aantreden van het kabinet Arron verklaard dat Suriname onafhankelijk zou worden. Choenni maakt gebruik van orale geschiedenis om te laten zien dat de angst bij Hindostanen er diep inzat dat het verkeerd zou gaan. Hindostaanse vrouwen hoorden op het radiostation Radika politici zeggen dat Creolen met zussen en dochters zouden trouwen of die zouden verkrachten. De auteur laat op meerdere plaatsen mensen aan het woord, die hals over kop vertrokken in de periode tussen 1973 en 1975, waardoor de lezer een goed beeld krijgt van de daadwerkelijke vrees die toen heerste onder de Hindostanen en de pijn om alles achter te laten en een ongewisse toekomst tegemoet te gaan.

Surj Biere

Hindostanen bij het Monument voor de Afschaffing van de Slavernij: Surj Biere en echtgenote

Dat is trouwens ook het sterke punt in deze publicatie; de mensen krijgen de gelegenheid om zelf te vertellen wat hun beweegredenen waren. Cijfers en analyses zijn belangrijk om het grote plaatje naar voren te halen, maar het eigen verhaal is toch persoonlijker en voor een groot lezerspubliek aantrekkelijk. Gevoelens, gedachten en verwachtingen onder woorden brengen zijn alleen mogelijk als de mensen waar het over gaat de gelegenheid krijgen om zelf hun verhaal te vertellen. Choenni maakt genoeg ruimte vrij in zijn boek om dat te doen. Hierbij is vooral de eerste generatie van belang, omdat die aan het uitsterven is.

 

Van de bijna 70.000 Surinamers die tussen 1973 en 1975 naar Nederland emigreerden waren 40.000 Hindostaan. De eerste vorm van integratie is de sociaaleconomische. Die verliep goed. Choenni wijst hierbij op het arbeidsethos. Dit definieert hij als ‘het geheel van waarden en normen met betrekking tot de betekenis van arbeid in het leven van de mensen en in de samenleving als geheel’ (p. 128). Arbeid en bezitsvorming speelden een belangrijke rol bij deze groep. De Nederlandse sociale voorzieningen waren goed in de jaren zeventig. Zij die geen werk hadden kregen een uitkering. Dat maakte het mogelijk om formeel niet te werken, maar toch de nodige arbeid te verrichten, onttrokken aan de blik van de belastingen, om zo extra inkomen te hebben.
Een interessant gegeven in het boek is het beeld dat Choenni schetst van de emancipatie van Hindostaanse vrouwen in Nederland door de (arbeids)mogelijkheden. Voor deze vrouwen was schoonmaakwerk een ideale manier om eigen inkomen te krijgen. In de Hindostaanse cultuur was dit minderwaardig werk voor de mannen. Ook voor alleenstaande vrouwen bood de Nederlandse arbeidsmarkt een belangrijke uitweg. Een van de verhalen is van een vrouw met 8 kinderen die door haar man in de steek werd gelaten in Suriname. Een familielid in Nederland hielp haar tickets te kopen voor alle 9 leden van het gezin. In Nederland kwam ze in een opvanghuis. De uitkering, kinderbijslag en haar eigen arbeid zorgden ervoor dat al haar kinderen scholing kregen en uiteindelijk goed terecht zijn gekomen. Later kon deze vrouw reizen, onder andere naar India waar zij een mandir steunt, terugkomen naar Suriname en haar lapje grond terugkrijgen en zelf een huis hierop bouwen waar ze een deel van het jaar woont. Zo bewees zij haar ex-man dat ze op eigen benen kon staan en de kinderen goed heeft opgevoed. Kortom een succesverhaal dat je goed doet.

Bezitsvorming is een ander aspect van de sociaaleconomische integratie. Uit cijfers blijkt dat binnen deze groep het bezit van een eigen woning groot is. Choenni beschrijft ook hoe toenemende rijkdom heeft gezorgd voor de neiging om bij bepaalde gelegenheden (vooral huwelijken) te laten zien wat men zich allemaal kan permitteren: dure bruidskleding uit India, een heel groot feest met overvloedige maaltijden, drank en meer van dit soort uiterlijk vertoon. Uiteindelijk komt hij tot de conclusie dat de sociaaleconomische integratie in Nederland heel goed is verlopen. Door scholing zijn Hindostanen goed vertegenwoordigd in de vrije beroepen zoals de medische sector, de advocatuur, het notariaat en het ICT-gebeuren.
De culturele en politieke integratie verliepen anders. In het eerste geval spreekt de auteur van relatief succesvolle integratie. Er zijn wel interetnische contacten maar onder de lager geschoolden zijn die beperkt. Wat de culturele oriëntatie betreft concludeert Choenni dat die heel sterk gericht is op de eigen groep en op India. Hij staat uitgebreid stil bij de effecten die Bollywood-films hebben op alle aspecten van de cultuur. De tweede generatie Hindostanen die in de meeste gevallen in Nederland is geboren, kwam nadrukkelijk onder invloed van de glitter en glamour van deze films. Suriname betekende steeds minder voor hen. Bovendien was het groter wordende succes van India op diverse gebieden in het wereldgebeuren een andere factor die verklaart waarom de blik op dat land werd gericht. Hindostanen wisten hun eigen identiteit te behouden, maar leefden in harmonie met de Nederlandse omgeving. Zij vormden geen probleemgroep in die maatschappij.

In het geval van de politieke integratie ziet Choenni weinig successen. Hindostanen zijn beperkt zichtbaar in het politieke en openbare leven. Er zijn maar een handjevol gekozen politici en ook in de media- en sportwereld vind je nauwelijks vertegenwoordigers van deze groep, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Creolen. Hij wijst er wel op dat zij zich hebben geconcentreerd op andere sectoren, waardoor de politiek erbij inschoot. Uiteraard is er ook een keerzijde van de medaille. Het aantal alcoholisten, zelfmoordpogingen en de spanningen binnen gezinnen waar de meisjes hun stem steeds luider en duidelijker laten horen tegenover de vader, gaan niet onopgemerkt voorbij. Maar de conclusie kan toch worden getrokken dat de integratie in zijn totaliteit als redelijk succesvol kan worden gezien.

Rabin-s-baldewsingh-1318798456

De Haagse wethouder Rabin S. Baldewsingh

Choenni heeft 40 jaar Hindostaanse aanwezigheid in Nederland goed in beeld gebracht. Hij gaat op verschillende plaatsen ook interessante discussies aan met theorieën die een succesvolle integratie van een groep in een andere maatschappij anders beschrijven. Die zijn hier niet besproken want die zijn voor een kleiner meer academisch publiek. Dit boek zal ongetwijfeld zijn weg vinden naar een groter publiek. Hier en daar zijn er wat punten van kritiek. Een strenge redacteur zou het boek hebben ingekort. Er zijn nogal wat herhalingen en de vele keren dat Bollywood erbij wordt gehaald, zijn wel eens té veel. Toch blijft vooral een positief gevoel achter. Een groep centraal stellen en die uitvoerig beschrijven is belangrijk om zo meer te weten te komen over specifieke ontwikkelingen die overeenkomsten en verschillen vertonen met andere groepen.

Choenni

Chan E.S. Choenni: Hindostaanse Surinamers in Nederland 1973-2013. Arnhem: LM Publishers, 2014. ISBN 978-94-6022-377-8

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter