blog | werkgroep caraïbische letteren

Tussen bos en stad: Ed Hart is niet meer

In memoriam

door Michiel van Kempen

Op zaterdag 1 maart j.l. is in Amsterdam overleden de kunstschilder en dichter Ed Hart. Deze naam was het pseudoniem van Eduard Goedhart, voor zijn vrienden: Eddy. Hij werd 88 jaar.

Ed Hart in 2018 met in zijn handen de bundel met mede door hem vertaalde poëzie van Michael Slory, Alsof men alles loslaat. Foto © Michiel van Kempen.

Eddy Goedhart werd geboren in Paramaribo op 28 november 1936 en vestigde zich al rond 1970 in Nederland. Voor zijn creatieve werk koos hij de artiestennaam Ed Hart.

Ed Hart was een autodidact. Zijn schilderstijl is verwant aan de naïef-onbedorven stijl van een Henri Rousseau. Hart schilderde kleine mensengemeenschappen, stadstaferelen rond de houten huizen van het laatkoloniale Paramaribo, en landschappen, en dan vooral het Surinaamse bos met zijn weelderige vegetatie en vurige bloemen (met name de paloeloe), en de savanne van Suriname in wit-groene contrasten. In de jaren ’70 maakte hij een reeks olieverfschilderijen met winti-taferelen. Hart bereikte in zijn werk een hoge mate van detaillering en de optelsom van details en een bijna sensuele manier van op-het-doek-zetten tilde zijn schilderijen uit boven een realistische manier van weergeven.

Ed Hart schreef ook een klein aantal gedichten, die verschenen in de bloemlezingen Geluiden/Opo sten (1984) en Spiegel van de Surinaamse poëzie (1995) en het tijdschrift Sukutaki. Een verhaal van zijn hand verscheen in de bloemlezing Hoor die tori! (1990). Hij vertaalde ook poëzie van Michael Slory. Een bundel met poëzie van Ed Harts eigen hand is nooit verschenen.

Ed Hart schilderde dit tafereel hierboven als een van de schilderijen die hij in de jaren ’70 maakte en die in het kader van de Beeldende Kunstenaars Regeling naar de Nederlandse overheid gingen. De vloed aan duizenden kunstwerken die zo in kantoren maar vooral ook in magazijnen terechtkwam, overspoelde het overheidsapparaat en daarom werd er jaren later besloten dat de kunstenaars hun werken weer konden komen ophalen. En zo kon ik in de jaren ‘90 het doek kopen van Eddy zelf.

Ik was met hem bevriend geraakt omdat hij ook dichtte: melancholische verzen vol zwoele liefde en tropenwarmte, dicht op elkaar geschreven in meanderende zinnen, zoals de lianen en bomen en bladeren van het regenwoud elkaar ook besluipen en omarmen tot een nauwelijks doordringbaar bos. Hij bewoonde een bovenhuis aan het Magelhaensplein in Amsterdam Oud-West en midden in de zomernacht kropen we door het raam naar buiten om zittend in de dakgoot naar het firmament boven Amsterdam te kijken. Besprenkeld met veel rumcola’s reciteerden we verzen, vooral van Bea Vianen maar ook van hemzelf. Een drietal van Harts gedichten kwam in 1995 terecht in de Spiegel van de Surinaamse poëzie. Een strofe uit ‘Het Lied’:

Later welfde een nachtballade
verstolen onder blauweregens gestemd
zich van roerloos groen in de gaarde
naar een woeden, tropisch en ongeremd

Ed Hart leefde weliswaar in Oud-West, zich schuchter bewegend door de straten, maar het had er veel van weg alsof zijn geest in Suriname was blijven hangen toen hij naar Nederland was gekomen. Hij sprak aarzelend, vaak met verwondering in zijn stem, maar ook passioneel over het Sranantongo en de Surinaamse cultuur; zijn kennis ervan was fenomenaal. En soms spraken we ook – niet al te hardop – over winti, de Afro-Surinaamse vorm van animisme die in de tijden van de slavernij uit Afrika is meegekomen.

Hij wist ook in zijn naar de Hollandse buitenwereld toe afgesloten huis konmakandra’s te organiseren met tal van mensen uit zijn vriendenkring en uit artistieke milieus. Bij de eerste keer dat ik zoiets meemaakte, had hij gezegd dat er om 8 uur ’s avonds begonnen zou worden, dus ik stond braaf op tijd aan de deur, maar de volgende gasten druppelden pas tegen middernacht binnen. De sfeer van die bijeenkomsten met voordracht en muziek was die als van een Surinaams erf: broeierig, hartelijk, heet, met heerlijkheden als fiadu en boyo, met bier en orgeade, en met intense gedachtenuitwisselingen en intiem dansen. Pas bij het krieken van de dag vertrokken de eerste gasten. Ze namen de warme persoonlijkheid van Eddy met zich mee.

Ed, de grietjebie’s roepen je een ‘rust zacht’ toe.

1 comment to “Tussen bos en stad: Ed Hart is niet meer”

  • Ik kende Ed Hart alleen van zijn gedicht ‘Ontheemden’ (in bundel Opo Sten/Geluiden). Tijdens een sessie (in de Bijlmer) hebben we zijn gedicht gebruikt omdat hij toen een actueel thema aanhaalde van de eerste generatie. We gebruikten de gekopieerde versie – sorry Basispers – van delen van de bundel om te schrijven over Suriname in de Bijlmer .

    Destijds las ik zijn gedicht Ontheemden als een gedicht van de heimweegeneratie. Maar toen ik deze foto van hem zag en de beschrijving van hem las, begreep ik ook dat niemand anders dan Ed Hart dit had kunnen schrijven.

    Over hem schreef MvK. ‘Ed Hart leefde weliswaar in Oud-West, zich schuchter bewegend door de straten, maar het had er veel van weg alsof zijn geest in Suriname was blijven hangen toen hij naar Nederland was gekomen.’

    Ed. hart
    Verkoelde ontheemden

    Verkoelde ontheemden
    dalend in betonnen steden
    zo ook de rest van mij,
    wellicht te ver van huis
    savanne’s, soela’s, kreken
    felle kawina’s, zoetgeurende jasmijn
    die in dromen tot mij spreken
    die verzachten mijn zwerverspijn

    RIP

    ———————

    De bundel Opo Sten is een heimweedocument, bevroren in tijd. De ‘verkoelde ontheemden’ van toen zijn nu de jonge BIMS-generatie. Ik hoop dat ze een nieuwe versie schrijven voor de volgende generatie.

    Opo Sten is helaas nog niet gedigitaliseerd op DBNL, dus daarom hieronder wat informatie ter inspiratie (met dank aan Gemini).

    —————-

    Woord vooraf
    (…)

    Het blijft consequenties regenen want ook als gevolg van ons koloniale verleden woont in dit land een Surinaamse gemeenschap die al jaren Surinaamse literatuur voortbrengt. Surinaamse literatuur in Nederland, ja want de karakteristiek is herkenbaar gebleven, waardoor er hooguit sprake is van een trend.

    De trend is dat Surinaamse dichters en schrijvers in Nederland, vanuit een alomtegenwoordig heimwee naar Suriname, met een grotere verbetenheid nieuwe dimensies, in de vorm van zelfanalyse, maatschappijkritiek, visie op een toekomst, aftasten, in een poging tot een definitief afscheid van het verleden.

    Deze bundel is een bevroren moment in de ontwikkeling die de Surinaamse literatuur aldus in Nederland doormaakt.

    De in 1983 overleden hoogleraar in de taalwetenschap en geduldig vorser op het gebied van ‘Sranan Tongo’ en Surinaamse letterkunde Dr. Jan Voorhoeve, heeft in 1973 gezegd: ‘De Surinaamse literatuur wordt nu in letters geschreven. Maar vóór de letters ligt een lange ontwikkeling die bijzonder boeiend is en nog niet is afgesloten.’

    Voorhoeve’s visie op de ontwikkeling van de Surinaamse literatuur wordt door deze bundel onderstreept.

    Utrecht, april 1984
    Benny Ooft

    Inhoudsopgave

    Schiphol (tweetalig) – Paul Middellijn
    Boskopos (Boodschap) – Guno Neus
    Jaibe (Ik ga; tweetalig) – Jit Narain
    Boni (romanfragment) – Johan Edwin Hokstam
    Tircha tâke tâk tu (Scheel kijk je; tweetalig) – Jit Narain
    Bij de platte brug – Astrid H. Roemer
    Onzalige cirkel – Meiling Chen Sui Sui
    Mijn Proloog – Judith de Kom
    Verkoelde ontheemden – Ed. Hart
    Des (Land; tweetalig) – Jit Narain
    Sranan (tweetalig) – Paul Middellijn
    Masra Holland (tweetalig) – Eddie Kolf
    Mijn grootvader – Chitra Gajadin
    0.35 uur (romanfragment) – Benny Ooft
    Koekjes uit eigen deeg – Prempuri
    Vrijheid – Blaw Kepanki
    Bloed – Prempuri
    De noodtoestand – Astrid H. Roemer
    Geen compromis – Kenneth W. Echteld
    Waarschuwing – Dorothee Wong Loi Sing
    Lala Rookh (tweetalig) – Rabin S. Baldewsingh
    Ellendeling – Crofaja
    Christa Amar Prim –
    De concentratiekaart – Frapo
    Centrumpartij – Guno Neus
    Er zijn ook goede witte mensen – Julian With
    Datra, een junkie – Chan Choenni
    Levende wraak – Satdip
    Het ontstaan van de kunst van beschilderingen bij de Indianen (tweetalig) – Robert Kiban
    Go go (Achterste; tweetalig) – Eugene Drenthe
    Spoekoe (Beheks niet; tweetalig) – Eugene Drenthe
    Abbe Khailie hai (Ik heb nèt gegeten) – Chitra Gajadin
    ‘Och’ – Kenneth W. Echteld
    Twee minuten stilte (romanfragment) – Benny Ooft
    Boemerang – Dorothee Wong Loi Sing
    Phagwa voor Mila – Chan Choenni
    Oorlog tussen de geleerde en de baarmoeder – Rosaliena Held
    Wan-begrip – Crofaja
    Uma Tori (tweetalig) – Orsine Nicol ‘Oni’
    Het chocoladen manifest – Astrid H. Roemer
    De Rijstplantster – Sylvia Singh
    Het geslacht dat zij niet wou – Charietje Choenni
    Afgedwaald – Jit Narain
    Amoritis – Julian With
    Rot geval – Julian With
    Zoals de dood – John Sluisdom
    Zelfbedrog – Julian With
    T.W.W.O.C. – Crofaja
    Kwaku (tweetalig) – Satdip
    Kri kri kri (tweetalig) – Paul Middellijn
    Pasa gwé (Heengegaan; tweetalig) – Eugene Drenthe
    Kritiek op het scheppingswerk – Julian With

    De tekening op blz. 6 is van Dorothee Wong Loi Sing.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter