Tussen bos en stad: Ed Hart is niet meer
In memoriam
door Michiel van Kempen
Op zaterdag 1 maart j.l. is in Amsterdam overleden de kunstschilder en dichter Ed Hart. Deze naam was het pseudoniem van Eduard Goedhart, voor zijn vrienden: Eddy. Hij werd 88 jaar.

Eddy Goedhart werd geboren in Paramaribo op 28 november 1936 en vestigde zich al rond 1970 in Nederland. Voor zijn creatieve werk koos hij de artiestennaam Ed Hart.
Ed Hart was een autodidact. Zijn schilderstijl is verwant aan de naïef-onbedorven stijl van een Henri Rousseau. Hart schilderde kleine mensengemeenschappen, stadstaferelen rond de houten huizen van het laatkoloniale Paramaribo, en landschappen, en dan vooral het Surinaamse bos met zijn weelderige vegetatie en vurige bloemen (met name de paloeloe), en de savanne van Suriname in wit-groene contrasten. In de jaren ’70 maakte hij een reeks olieverfschilderijen met winti-taferelen. Hart bereikte in zijn werk een hoge mate van detaillering en de optelsom van details en een bijna sensuele manier van op-het-doek-zetten tilde zijn schilderijen uit boven een realistische manier van weergeven.
Ed Hart schreef ook een klein aantal gedichten, die verschenen in de bloemlezingen Geluiden/Opo sten (1984) en Spiegel van de Surinaamse poëzie (1995) en het tijdschrift Sukutaki. Een verhaal van zijn hand verscheen in de bloemlezing Hoor die tori! (1990). Hij vertaalde ook poëzie van Michael Slory. Een bundel met poëzie van Ed Harts eigen hand is nooit verschenen.

Ed Hart schilderde dit tafereel hierboven als een van de schilderijen die hij in de jaren ’70 maakte en die in het kader van de Beeldende Kunstenaars Regeling naar de Nederlandse overheid gingen. De vloed aan duizenden kunstwerken die zo in kantoren maar vooral ook in magazijnen terechtkwam, overspoelde het overheidsapparaat en daarom werd er jaren later besloten dat de kunstenaars hun werken weer konden komen ophalen. En zo kon ik in de jaren ‘90 het doek kopen van Eddy zelf.
Ik was met hem bevriend geraakt omdat hij ook dichtte: melancholische verzen vol zwoele liefde en tropenwarmte, dicht op elkaar geschreven in meanderende zinnen, zoals de lianen en bomen en bladeren van het regenwoud elkaar ook besluipen en omarmen tot een nauwelijks doordringbaar bos. Hij bewoonde een bovenhuis aan het Magelhaensplein in Amsterdam Oud-West en midden in de zomernacht kropen we door het raam naar buiten om zittend in de dakgoot naar het firmament boven Amsterdam te kijken. Besprenkeld met veel rumcola’s reciteerden we verzen, vooral van Bea Vianen maar ook van hemzelf. Een drietal van Harts gedichten kwam in 1995 terecht in de Spiegel van de Surinaamse poëzie. Een strofe uit ‘Het Lied’:
Later welfde een nachtballade
verstolen onder blauweregens gestemd
zich van roerloos groen in de gaarde
naar een woeden, tropisch en ongeremd
Ed Hart leefde weliswaar in Oud-West, zich schuchter bewegend door de straten, maar het had er veel van weg alsof zijn geest in Suriname was blijven hangen toen hij naar Nederland was gekomen. Hij sprak aarzelend, vaak met verwondering in zijn stem, maar ook passioneel over het Sranantongo en de Surinaamse cultuur; zijn kennis ervan was fenomenaal. En soms spraken we ook – niet al te hardop – over winti, de Afro-Surinaamse vorm van animisme die in de tijden van de slavernij uit Afrika is meegekomen.
Hij wist ook in zijn naar de Hollandse buitenwereld toe afgesloten huis konmakandra’s te organiseren met tal van mensen uit zijn vriendenkring en uit artistieke milieus. Bij de eerste keer dat ik zoiets meemaakte, had hij gezegd dat er om 8 uur ’s avonds begonnen zou worden, dus ik stond braaf op tijd aan de deur, maar de volgende gasten druppelden pas tegen middernacht binnen. De sfeer van die bijeenkomsten met voordracht en muziek was die als van een Surinaams erf: broeierig, hartelijk, heet, met heerlijkheden als fiadu en boyo, met bier en orgeade, en met intense gedachtenuitwisselingen en intiem dansen. Pas bij het krieken van de dag vertrokken de eerste gasten. Ze namen de warme persoonlijkheid van Eddy met zich mee.
Ed, de grietjebie’s roepen je een ‘rust zacht’ toe.
Ik kende Ed Hart alleen van zijn gedicht ‘Ontheemden’ (in bundel Opo Sten/Geluiden). Tijdens een sessie (in de Bijlmer) hebben we zijn gedicht gebruikt omdat hij toen een actueel thema aanhaalde van de eerste generatie. We gebruikten de gekopieerde versie – sorry Basispers – van delen van de bundel om te schrijven over Suriname in de Bijlmer .
Destijds las ik zijn gedicht Ontheemden als een gedicht van de heimweegeneratie. Maar toen ik deze foto van hem zag en de beschrijving van hem las, begreep ik ook dat niemand anders dan Ed Hart dit had kunnen schrijven.
Over hem schreef MvK. ‘Ed Hart leefde weliswaar in Oud-West, zich schuchter bewegend door de straten, maar het had er veel van weg alsof zijn geest in Suriname was blijven hangen toen hij naar Nederland was gekomen.’
Ed. hart
Verkoelde ontheemden
Verkoelde ontheemden
dalend in betonnen steden
zo ook de rest van mij,
wellicht te ver van huis
savanne’s, soela’s, kreken
felle kawina’s, zoetgeurende jasmijn
die in dromen tot mij spreken
die verzachten mijn zwerverspijn
RIP
———————
De bundel Opo Sten is een heimweedocument, bevroren in tijd. De ‘verkoelde ontheemden’ van toen zijn nu de jonge BIMS-generatie. Ik hoop dat ze een nieuwe versie schrijven voor de volgende generatie.
Opo Sten is helaas nog niet gedigitaliseerd op DBNL, dus daarom hieronder wat informatie ter inspiratie (met dank aan Gemini).
—————-
Woord vooraf
(…)
Het blijft consequenties regenen want ook als gevolg van ons koloniale verleden woont in dit land een Surinaamse gemeenschap die al jaren Surinaamse literatuur voortbrengt. Surinaamse literatuur in Nederland, ja want de karakteristiek is herkenbaar gebleven, waardoor er hooguit sprake is van een trend.
De trend is dat Surinaamse dichters en schrijvers in Nederland, vanuit een alomtegenwoordig heimwee naar Suriname, met een grotere verbetenheid nieuwe dimensies, in de vorm van zelfanalyse, maatschappijkritiek, visie op een toekomst, aftasten, in een poging tot een definitief afscheid van het verleden.
Deze bundel is een bevroren moment in de ontwikkeling die de Surinaamse literatuur aldus in Nederland doormaakt.
De in 1983 overleden hoogleraar in de taalwetenschap en geduldig vorser op het gebied van ‘Sranan Tongo’ en Surinaamse letterkunde Dr. Jan Voorhoeve, heeft in 1973 gezegd: ‘De Surinaamse literatuur wordt nu in letters geschreven. Maar vóór de letters ligt een lange ontwikkeling die bijzonder boeiend is en nog niet is afgesloten.’
Voorhoeve’s visie op de ontwikkeling van de Surinaamse literatuur wordt door deze bundel onderstreept.
Utrecht, april 1984
Benny Ooft
Inhoudsopgave
Schiphol (tweetalig) – Paul Middellijn
Boskopos (Boodschap) – Guno Neus
Jaibe (Ik ga; tweetalig) – Jit Narain
Boni (romanfragment) – Johan Edwin Hokstam
Tircha tâke tâk tu (Scheel kijk je; tweetalig) – Jit Narain
Bij de platte brug – Astrid H. Roemer
Onzalige cirkel – Meiling Chen Sui Sui
Mijn Proloog – Judith de Kom
Verkoelde ontheemden – Ed. Hart
Des (Land; tweetalig) – Jit Narain
Sranan (tweetalig) – Paul Middellijn
Masra Holland (tweetalig) – Eddie Kolf
Mijn grootvader – Chitra Gajadin
0.35 uur (romanfragment) – Benny Ooft
Koekjes uit eigen deeg – Prempuri
Vrijheid – Blaw Kepanki
Bloed – Prempuri
De noodtoestand – Astrid H. Roemer
Geen compromis – Kenneth W. Echteld
Waarschuwing – Dorothee Wong Loi Sing
Lala Rookh (tweetalig) – Rabin S. Baldewsingh
Ellendeling – Crofaja
Christa Amar Prim –
De concentratiekaart – Frapo
Centrumpartij – Guno Neus
Er zijn ook goede witte mensen – Julian With
Datra, een junkie – Chan Choenni
Levende wraak – Satdip
Het ontstaan van de kunst van beschilderingen bij de Indianen (tweetalig) – Robert Kiban
Go go (Achterste; tweetalig) – Eugene Drenthe
Spoekoe (Beheks niet; tweetalig) – Eugene Drenthe
Abbe Khailie hai (Ik heb nèt gegeten) – Chitra Gajadin
‘Och’ – Kenneth W. Echteld
Twee minuten stilte (romanfragment) – Benny Ooft
Boemerang – Dorothee Wong Loi Sing
Phagwa voor Mila – Chan Choenni
Oorlog tussen de geleerde en de baarmoeder – Rosaliena Held
Wan-begrip – Crofaja
Uma Tori (tweetalig) – Orsine Nicol ‘Oni’
Het chocoladen manifest – Astrid H. Roemer
De Rijstplantster – Sylvia Singh
Het geslacht dat zij niet wou – Charietje Choenni
Afgedwaald – Jit Narain
Amoritis – Julian With
Rot geval – Julian With
Zoals de dood – John Sluisdom
Zelfbedrog – Julian With
T.W.W.O.C. – Crofaja
Kwaku (tweetalig) – Satdip
Kri kri kri (tweetalig) – Paul Middellijn
Pasa gwé (Heengegaan; tweetalig) – Eugene Drenthe
Kritiek op het scheppingswerk – Julian With
De tekening op blz. 6 is van Dorothee Wong Loi Sing.