blog | werkgroep caraïbische letteren

Tula, een inleiding en een gedicht

door Fred de Haas

Tegen het einde van de 18e eeuw waren de hoogtijdagen van de slavenhandel aan het afnemen, maar het zou nog tot ver in de 19e eeuw duren voordat ook de trans-Atlantische slavernij in de koloniën zou worden afgeschaft. Althans, wat betreft de fysieke slavernij. Want mentaal zouden de indrukken van die afgelopen tijd maar langzaam slijten, ja zelfs voortduren tot ver in de 21ste eeuw die de eeuw zou worden van de al of niet gemeende spijtbetuigingen en excuses.

De 18e eeuw was een woelige tijd waarin Europese landen met elkaar oorlog voerden en de gevolgen hiervan doordrongen tot het Caribische gebied, waar in die tijd veel slavenopstanden plaatsvonden. Op Curaçao was er in 1750 sprake van een opstand van voornamelijk Afrikanen afkomstig uit São Jorge da Mina (Elmina, Ghana) die bekend stonden om hun ‘recalcitrante’ houding. Deze Afrikanen waren nog niet zo lang geleden op Curaçao aangekomen en bewaarden waarschijnlijk nog herinneringen aan vroegere, Afrikaanse tijden. Deze groep Afrikanen brandschatte de omgeving van Hato (Curaçao), en maakte zich schuldig aan moord. Ze werden al spoedig verslagen omdat ze te klein in aantal waren en solidariteit van anderen uitbleef.

De Franse Revolutie van 1789

Na de Franse Revolutie van 1789 toen de monarchie in Frankrijk werd opgeheven en duizenden leden van de elite en aanhangers van de oude monarchie omkwamen onder de guillotine, wakkerde de wind van de vrijheid langzaam aan tot een storm[1].

Tekening van George Lichtveld

De Franse Convention schafte in 1791 de slavernij in de koloniën af, hoewel deze door Napoleon in sommige gebieden (Martinique, Guadeloupe) later weer met veel geweld werd ingevoerd. Alleen Haïti kon zich voorgoed van de Fransen bevrijden, zij het ten koste van tienduizenden slachtoffers. De grote Haïtiaanse leider in die tijd was Toussaint Louverture, een voormalige slaaf die was opgeklommen tot generaal in het koloniale Franse leger en later een eigen, degelijke grondwet opstelde, wat Napoleon in het verkeerde keelgat schoot. Napoleon stuurde daarop zijn zwager generaal Leclerc naar Haïti om die ‘zwarten’ mores te leren. Dat lukte aanvankelijk goed maar uiteindelijk moesten de Fransen het onderspit delven[2].

De Haïtiaanse overwinnaar Dessalines, de vroegere luitenant van Toussaint Louverture, kroonde zichzelf vervolgens tot keizer van het onafhankelijke Haïti.

In een eerder stadium had hij, waarschijnlijk uit jaloezie, Toussaint Louverture in een val gelokt waardoor deze door de Fransen kon worden gearresteerd en naar Frankrijk gebracht, waar hij in Fort Joux (de Jura) een jaar in een cel verbleef en stierf.

Streven naar vrijheid op Curaçao

Ook op Curaçao waren aan het eind van de eeuw geruchten doorgedrongen over opstand en bevrijding uit de slavernij. Het Nederlandse gezag was aan erosie onderhevig en er was veel sympathie voor de Franse Revolutie. Men wist dat de Fransen het Nederlands grondgebied waren binnengevallen en dat het land was omgedoopt in ‘Bataafse Republiek’ (1795-1806). Later werd deze Republiek weer vervangen door een monarchie toen Lodewijk Napoleon, de broer van Bonaparte, de Nederlandse troon besteeg (1806-1810).

Het Nederlandse Bestuur van Curaçao onder Johannes de Veer was zwak, maar bleek voldoende sterk om de opstand van de Afrikaan Tula in 1795 neer te slaan. Daarbij speelde ook een rol dat veel slaven zich niet geroepen voelden om zich bij de opstand van Tula aan te sluiten. Solidariteit was ver te zoeken en het koloniale garnizoen onder Kapitein Van Westerholt had niet veel moeite om de ‘opstandelingen’ bij de Sint Christoffelberg een gevoelige slag toe te brengen. De rebellie duurde al bij al een maand.

De slotfase werd ingeluid door het verraad van Afrikanen die Tula en zijn medestrijders Bazjan Karpata, Pedro Wacao en Louis Mercier overleverden aan het Nederlandse gezag. Maar de weg naar Emancipatie lag open[3], gevolgd door een koloniaal bewind dat zou uitlopen op de onafhankelijkheid van Suriname, op het instellen van een gemeentelijke band met Nederland voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba en een grote mate van Autonomie voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Onder het wakend oog van Nederland.

Leeft het slavernijverleden nog wel bij de bevolking?

Wie een antwoord zou wensen op de vraag of het slavernijverleden nog een rol speelt in de beleving van de hedendaagse bevolking op Curaçao, het land waar Tula zijn opstand begon, zal geen eenduidig antwoord kunnen verwachten.

Een gerenommeerd onderzoeker van de Universiteit van Curaçao schetst in deze context een genuanceerd beeld dat misschien voor een aantal mensen verrassend zal overkomen. Een voorzichtige inschatting van het algemene gevoelen rondom het slavernijverleden laat zien dat jongeren zich over het algemeen niet met dit verleden bezighouden. Zij kijken naar de toekomst. Een aantal van hen houdt zich totaal niet bezig met dit verleden, anderen weten er vaag iets vanaf via familieverhalen, een derde groep praat er over mee en baseert zich op gegevens uit sociale media en vaak niet op eigen studie. Het volwassen deel van de bevolking heeft er geen of nauwelijks belangstelling voor. Men heeft andere zorgen. Er heerst werkloosheid en men moet zien te overleven. Het cultiveren van een slavernijverleden helpt daar niet bij.

De discussie wordt voornamelijk gevoerd door het oudere deel van de bevolking dat een zorgeloos leven heeft en zich de luxe kan veroorloven dit verleden tot onderwerp van gesprek te maken.

Pacheco Domacassé. Foto © Dick Drayer.

De op Bonaire geboren Pacheco Domacassé (1941-2022), toneelschrijver, filmmaker, zanger-gitarist, regisseur, leraar en voormalig directeur van Kas di Kultura[4], heeft ooit eens een aantal mensen op straat in Willemstad (Curaçao) gevraagd naar hun mening over de gevolgen van het slavernijverleden. Hem is toen gebleken dat de gewone man/vrouw nauwelijks belangstelling kon opbrengen voor dit verleden en maar een vage notie had van de rol die Tula heeft gespeeld als een van de voornaamste leiders van de slavenopstand van 1795 op Curaçao en die in 2010 tot nationale held van Curaçao werd uitgeroepen[5].

Slechts een klein aantal mensen is indringend bezig met het slavernijverleden en schuift de vermeende gevolgen hiervan graag in de schoenen van de ex-kolonisator, Nederland. Het spreekt vanzelf dat deze houding, hoewel begrijpelijk, vaak contraproductief zal blijken. Dat neemt niet weg dat het goed is te blijven werken aan de bewustwording van de donkere kant van een groot stuk Curaçaos (c.q. Surinaams) en Nederlands verleden, zonder dit te cultiveren of de kaart van het slachtofferschap uit te spelen. 

Slavernijverleden en discriminatie

Het is een feit dat het gekleurde segment van de Curaçaose bevolking zich in de laatste 100 jaar niet expliciet heeft beziggehouden met het slavernijverleden of de gevolgen hiervan voor de positie van de gekleurde burgers in de maatschappij. Dat wil niet zeggen dat deze ‘hogere’ of ‘lagere’ maatschappelijke positie niet gedeeltelijk debet is aan het verleden. Discriminatie speelt hier een belangrijke rol in. Zo kunnen we er in het algemeen vanuit gaan dat, net als in de rest van de wereld, de blanke huidskleur als meerwaardig wordt beschouwd. Onterecht, maar dat is de realiteit. Daarentegen is ook de verwijzing naar het slavernijverleden als de voornaamste reden hiervan onterecht. Discriminatie zit immers in de natuur van de mens.

Sociale onlusten

In de 20e eeuw kwam het aan het eind van de zestiger jaren op Curaçao tot sociale onlusten vanwege voortdurende, discriminatoire misstanden op de arbeidsmarkt. Terecht protesteerden Amador Nita en Wilson ‘Papa’ Godett tegen de onrechtvaardige arbeidspolitiek van de Shell. Dat dit gepaard ging met vernieling en brandstichting is nauwelijks  te verwonderen.

 Tekening van George Lichtveld

Als gevolg van deze succesvolle protesten verliet de laatste blanke gouverneur  het eiland  en nam de gekleurde bevolking langzamerhand de macht over. Er kwamen gekleurde gouverneurs, gezaghebbers, advocaten, notarissen etc. Er ontstond een echte Volkspartij als Pueblo Soberano (Souverein Volk) die het, door gebrek aan competente krachten, op den duur niet zou redden. Ook werden goedwillende en bekwame bestuurders als Miguel Pourier tegengewerkt door onverschillige, egocentrische en kortzichtige krachten in de maatschappij.

Verworvenheden

Gelukkig zijn er ook goede dingen gebeurd. In de 20e eeuw is het Onderwijs verbeterd. De fraters van Tilburg en de Zusters van Roozendaal verdienen hiervoor veel lof. Ook veel waardering voor al die Antilliaanse onderwijzers en onderwijzeressen, van wie velen hun diploma’s in Nederland hebben gehaald bij ‘de Zusters’ en zich met hart en ziel hebben ingezet voor de gemeenschap thuis.

Door de inspanningen van mensen als Moises Frumencio – ‘Doktoor’ – da Costa Gomez (1907-1966)  konden veel jongeren die op de Antillen hun diploma’s behaalden met een beurs naar Nederland gaan om daar te studeren. Tot nu toe is dit het geval. De vraag is of ze na terugkeer in hun geboorteland de kans krijgen het geleerde in praktijk te brengen. De vraag is ook of het niet meer voor de hand zou liggen als deze jongeren voor een groot deel zouden gaan studeren in hun eigen, Caribische omgeving of in Amerika.

De les van de grote geschiedenis

We moeten niet vergeten dat de geschiedenis ook andere, vreselijke, gebeurtenissen in zich bergt dan de slavernij: de 80-jarige oorlog in de Nederlanden, de Oost-Afrikaanse slavenhandel, de Napoleontische oorlogen, de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de dekolonisatieoorlogen en de wandaden die daarin zijn begaan door Europese landen als Nederland, Frankrijk, Duitsland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, de gemanipuleerde oorlog in Irak, de uitbuiting van miljoenen vluchtelingen en kinderen, de genocides in de Balkan en Rwanda, de moord op en het tot slaaf maken van duizenden Jezidi vrouwen en kinderen (nota bene in naam van een godsdienst), het misdadige Apartheidsregime in Zuid-Afrika, het onheil dat wordt aangericht in het hedendaagse Oekraïne…

Ondanks al dit verschrikkelijks gaat het leven door. Men kan weer door één deur met een modern Duitsland dat nu een leidende positie in Europa bekleedt en ooit zal de Oekraïne wellicht weer een cultureel akkoord sluiten met Rusland, terwijl op dit ogenblik de Oekraïense bibliotheken worden ontdaan van alle Russische boeken.

En wat Curaçao betreft: over het algemeen gaat het Curaçaose volk vrolijk door het leven. Ze genieten van carnaval, dansen en kore paranda[6]. Natuurlijk is er ook armoede op het eiland, maar dat heeft niets te maken met het slavernijverleden en moet eerder worden toegeschreven aan een falend sociaal- politiek beleid en de beperkte mogelijkheden van een kleine economie. Trouwens, ook in een rijk land als Nederland leven tienduizenden mensen op de rand van de armoede en zijn afhankelijk van een Voedselbank.

De taak van de wetenschap

Ook het slavernijverleden is een deel van de grote geschiedenis. Het is goed dat historici zoveel mogelijk bronnen raadplegen om die geschiedenis in kaart te brengen en openbaar te maken. Maar het is verkeerd om als wetenschapper met emoties van mensen te spelen en een antistemming te kweken. Er is niets dat een waardige herdenking van het slavernijverleden in de weg staat, maar het onderwerp hoeft ook niet te worden gecultiveerd. De rol van slachtoffer lijkt, zoveel jaar na dato, minder gepast. Evenmin draagt hypocriete en postume verontwaardiging  bij tot de waardigheid van een volk.

Ik herhaal nogmaals dat we mogen verwachten dat serieuze wetenschappers zich niet geroepen voelen om op een emotionele manier mee te doen met de trendy opgewonden ‘slavernijdiscussie’, maar zich exclusief blijven bezighouden met het bestuderen van betrouwbare bronnen die de feiten uit het verleden zo getrouw mogelijk zullen openbaren.

Gesneden beeldje uit Haïti. Foto © Fred de Haas

Waarheidsvinding is een baken van vooruitgang voor de mensheid.

De toekomst

Nederland is, terecht, nog steeds bereid de helpende hand te bieden. Niet zonder reden willen de eilanden geen totale onafhankelijkheid.

Daadwerkelijke samenwerking is echter meer dan gewenst. Met een betere toekomst voor ogen en zonder de schaduw van een gecultiveerd, donker verleden. Ontwikkeling, welvaart en welzijn moeten hierbij vooropstaan.

Niemand op de eilanden zit te wachten op het stichten van zoveel mogelijk slavernijmusea, postuum berouw en al of niet gemeende excuses. Dat brengt geen brood op de plank en zet geen zoden aan de dijk. Om maar eens met een Hollandse noot te eindigen.

Tula, een gedicht

                       

De grote Franse Revolutie[7]
wees de weg naar executie
van een man die aan wat Blanken[8]
zijn onvrijheid had te danken

Tula[9] werd tot een begrip
in Westpunt op plantage Knip[10];
met Karpata[11] en Wacao[12]
zocht hij zijn vrijheid op Kòrsou[13]

Kenepa, schilderij van Robin Akkerman

Hij had als voorbeeld Louverture[14]
maar hij miste de allure[15]
van Toussaint als commandant
of Dessalines[16], diens luitenant

Zijn aanhang telde vijftig[17] slaven
(machteloos en zonder have)
en hun onvree werd tot rage[18] :
zij verlieten de plantage

‘Knip’ van Casper L.van Uytrecht[19]
werd de kiem van het gevecht:
men legde daar de arbeid neer
tot schrik van Uytrecht en De Veer[20]

En Tula trok naar Santa Cruz[21],
de anderen volgden in een roes;
ze dronken daar van toverwater[22]
(echte opstand kwam pas later)

Gesneden beeldje uit Haïti. Foto © Fred de Haas

Het ‘moeder’land[23] moest het bezuren
(kreeg zijn eigen Louverture)
Allons enfants de la patrie!
A bas la sacrée monarchie![24]

Maar het water der rivieren
scheidde Galliërs[25], Batavieren[26].
‘Merde alors![27] Godsodeju!
Wat nu, wat nu?’, zei Pichegru

De Franse troepen, hard als staal,
die trokken over Maas en Waal[28]
Maar de winter kwam eraan[29],
het ijs gaf Pichegru ruim baan

naar Heusden, Woudrichem, Leerdam
en Arnhem, Utrecht, Amsterdam!
Stadhouder Willem[30] was, beducht,
(zoals dat meestal gaat) gevlucht

De Hollanders op Curaçao
die reageerden nogal lauw;
maar in het kruitvat sloeg een vonk
en Tula’s roep om vrijheid klonk

De Frans-Bataafse Republiek[31]
was tegen planters en hun kliek;
maar ‘Nederland’[32] hield zich afzij,
bleef officieel voor slavernij

Wat je er ook van mag vinden:
er waren Frans- en Prinsgezinden[33];
maar ‘LIBERTÉ’[34] klonk duidelijk Frans
en slaven zagen nu hun kans

 Willem V, stadhouder en prins van Oranje Nassau

In ‘t Schottegat[35], de diepe haven,
voeren nu zelfs ‘Franse’ slaven[36];
de situatie was precair,
men zocht naar een intermediair

Pater Schinck[37] werd goed bevonden
en naar Tula toegezonden
die hem met respect ontving
in zijn allernaaste kring

Jacobus Schinck, de afgezant,
zei, door emotie overmand:
‘ik garandeer je amnestie,
hier en nu in Port Marie’[38]

Tula wenste Schinck welterusten[39],
gaf hem brood zoveel hij lustte;
vechten was niet te vermijden:
God stond immers aan zijn zijde?

Fragment Slavernijmonument Curaçao. Foto © Dick Drayer

Tula, dapper, ongebroken,
zon op wraak in Neerlands tropen;
maar De Veer stuurde soldaten
(niet om Tula óm te praten)

In ’t Westen[40] werd de strijd hervat,
de slaven brandden alles plat,
maakten van de huizen wrakken,
strooiden gif in regenbakken[41]

De Nederlandse kapitein
Van Westerholt (een soort Piet Heyn[42])
trok met vlag en tromgeroffel
naar de berg van Sint Christoffel[43]

De slaven daar, verzwakt en pover,
gaven zich gewillig over[44];
zij verloren hun courage[45],
keerden terug naar de plantage

Een slaaf van Knip, zoals verluidt,
maakte Tula tot zijn buit,
alsof loyaliteit niet gold:
hij bracht hem naar Van Westerholt

Ook aan Karpata was gedacht:
door medeslaven opgebracht;
de vrijheid in verraad gesmoord,
de winnaar was Van Westerholt

Tula-monument. Foto © Dick Drayer

De ‘schuldigen’ werden berecht
volgens het geldende ‘gerecht’[46];
de doodstraf gold voor wat ze deden
(soms werd een oorlel afgesneden[47])

De stenen galg bij Awasá[48]
was geen symbool van Gods gená[49];
daar werden dapperen en veel bangen
voor ’t oog van allen opgehangen

Tula werd te kijk gesteld,
geradbraakt en zijn hoofd gesneld[50];
Karpata zag het, als verdoofd,
en werd gemarteld en onthoofd

Hun hoofd werd niet met rust gelaten,
op ’t Galgenveld gespietst op staken.
Men kapte Pedro’s[51] handen af,
een moker[52] sloeg hem naar zijn graf

Eenmaal hun lichamen aan gort[53],
werd hun romp in zee gestort.
Zo deed men dat in vroeger tijden,
wie niet horen wou, moest lijden

Nu wordt de roep langzaam gehoord
van wie eertijds werden vermoord
en bloemen op de plaats gelegd
waar eens de vrijheid werd geslecht[54]

Fred de Haas,  2023

Heden en verleden: Hollanders rusten uit naast het slavernij monument bij Landhuis Kenepa. Foto © Kees van Schie.

[1] Op de Franse eilanden heerste naar aanleiding van die gebeurtenissen verdeeldheid onder de kolonisten. Op de Nederlandse eilanden had men, evenals in Nederland, aanhangers van de Franse opvattingen (de patriotten, die streden voor democratie en tegen het absolutisme) en de Prinsgezinden of Orangisten , aanhangers van de stadhouder Willem V.

[2] Bij Vertières behaalde de Haïtiaanse veldheer Dessalines in 1803 de overwinning op de Franse generaal Rochambeau, de opvolger van Leclerc die was gestorven aan de gele koorts.

[3] Pas in 1863, een halve eeuw later, werden de plannen alle slaven vrij te verklaren concreet, zij het na een lang debat over de vergoeding van deze ‘onteigening’ aan de slaveneigenaren.

[4] Kas di Kultura (Het Cultuurhuis), gesticht door de Curaçaose Overheid in 2002, houdt zich bezig met onderzoek en informatie op het gebied van Cultuur en Onderwijs.

[5] Pacheco Domacassé schreef het toneelstuk Tula dat vanaf 1971 vijftien keer met groot succes werd opgevoerd op Curaçao en Bonaire onder regie van Tone Brulin (1926-2019) en met muziek van Eric La Croes (1946-2016). De productie was in handen van de groep ‘Nos kousa’ (Onze Zaak). De tekst van Tula is opnieuw in 2021 uitgegeven door de Fundashon pa Planifikashon di Idioma (Stichting voor Taalplanning, opgericht in 1998). De tekst werd herzien door Ini Statia en Ellen Meulens.

[6] De bloemetjes buiten zetten.

[7] Als gevolg van de Franse Revolutie van 1789 werd de Franse monarchie tijdens de eerste zitting van de Nationale Conventie afgeschaft in 1792. Lodewijk XVI stierf in 1793 onder de guillotine, evenals Koningin Marie-Antoinette en  ± 17.000 anderen

[8] In die tijd werd Curaçao bestuurd door de directie van de West-Indische Compagnie te Amsterdam, ook wel bekend als de ‘Heren XIX’. De WIC maakte in de 17e eeuw het eiland Curaçao tot doorvoerhaven van de slavenhandel.

[9] Tula werd de leider van de opstand in Curaçao.

[10] Westpunt en Landhuis Knip (Kenepa) bestaan nog steeds. De ‘Knippa’ (Papiaments ‘Kenepa’)  is een vrucht die aan een hoge boom groeit. Het Landhuis dateert uit 1693.

[11] Medestrijders van Tula.

[12] Pedro Wacao, een medestrijder van Tula, heeft zich, helaas, schuldig gemaakt aan een (oorlogs)misdaad door de onderwijzer Sabel achter een paard over de weg te slepen. Sabel werd door Louis Mercier, ook een medestrijder van Tula, met een genadeschot uit zijn lijden verlost. Pacheco Domacassé heeft in zijn toneelstuk Tula deze gebeurtenis als volgt beschreven: ‘Pedro mes a duna mi mas doló di kabes ku tur. E ku sinku otro di Wacao a mara un mener di skol hulandes tras di kabai na Klein Santa Martha i lastra e homber mas ku un ora largu. E tabata asina lastimá, ku mi mester a laga tir’é mata (Pedro heeft me van iedereen de meeste kopzorg gegeven. Hij heeft met vijf anderen van Wacao een Hollandse onderwijzer achter een paard gebonden op Klein Santa Martha en die man een uur lang rond gesleept. Hij was er zo erg aan toe dat ik hem een genadeschot heb laten geven) p.75 (uitgave 2021, Fundashon pa Planifikashon di Idioma)

[13] De Papiamentstalige naam voor Curaçao.

[14] Toussaint Louverture, een vroegere slaaf die door zijn baas werd vrijgelaten, werd generaal in het koloniale Franse leger op Haïti. Hij kwam, met o.a. Dessalines en Christophe, in opstand tegen de Fransen. In 1804 werd Haïti de eerste, onafhankelijke, zwarte Republiek in het Caribisch gebied. In 1791 werd door toepassing van de principes van de Franse  Revolutie de slavernij afgeschaft. Dit had vanzelfsprekend gevolgen voor de rest van het Caribisch gebied waar in het jaar 1795 een tiental grote opstanden plaatsvond.

[15] Vanwege zijn militaire prestaties en hoge officiersrang in het Franse koloniale leger, had Toussaint Louverture, die in de tijd van Tula kon beschikken over 4000 man (zwarte) soldaten, natuurlijk een heel andere uitgangspositie dan Tula die een werknemer was op plantage Knip. In zijn toneelstuk TULA laat de schrijver Pacheco Domacassé de rebellen zichzelf een titel geven om meer indruk te kunnen maken op hun volgers: ‘Lo ta bon si nos tur haña un título, un nòmber di rèspèt. Abo por yama por ehèmpel…Kapitan Tula, i ami […] ku Luis…’Komandante’  (het zou goed zijn als we allemaal een titel hadden, een naam die respect afdwingt. Jij zou bijvoorbeeld Kapitein Tula kunnen heten en ik […] en Luis ‘Commandant’ (p.47/48).

[16] Dessalines wordt gezien als de grote bevrijder van Haïti. Hij was verantwoordelijk voor talrijke (oorlogs) misdaden en verried Louverture aan de Fransen. Toussaint Louverture werd gevangengenomen en naar Frankrijk gevoerd, waar hij een jaar later in zijn cel in Fort Joux in de Jura, overleed.

[17] Het aantal slaven op plantage Knip. Later groeide zijn aanhang tot ongeveer 1000 man.

[18] Frans: blinde woede.

[19]  Casper Lodewijk van Uytrecht, eigenaar van Plantage Knip.

[20] De toenmalige Bestuurder van Curaçao die verantwoording schuldig was aan de Nederlandse Staten Generaal.

[21] Plaats op Curaçao, ook Sint Kruis genoemd. De Spanjaarden, de eerste kolonisators,  gaven vaak heiligennamen of namen die deel uitmaakten van de nomenclatuur van de katholieke godsdienst aan nieuw ontdekte of gestichte steden.

[22] In het Papiaments heette het ‘Awa di huramentu’. Door dit water (awa) te drinken legde men een plechtige eed (huramentu) van trouw aan de opstand af.

[23]  De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. 

[24] Parodie op het Franse volkslied: Voorwaart kinderen des vaderlands, weg met die verdomde monarchie!

[25] Oude naam voor ‘Fransen’.

[26] De vermeende voorouders van de Nederlanders.

[27] Franse vloek: verdomme!

[28] Tijdens een strenge winter waren de rivieren Maas en Waal bevroren, zodat de Franse troepen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden konden binnenvallen.

[29] De winter van 1794-1795.

[30] Stadhouder Willem V, Prins van Oranje-Nassau was stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. 

[31] De Bataafse Republiek werd uitgeroepen in 1795 en duurde tot 1806 toen Lodewijk Napoleon de troon besteeg.

[32] Nederland werd toen nog geen ‘Nederland’ genoemd. Zie noot 17.

[33] Zowel in ‘Nederland’ als op Curaçao.

[34] Frans: Vrijheid.

[35] De haven van Willemstad, Curaçao.

[36] Slaven die op de Franse eilanden hun vrijheid hadden bevochten en de Franse kaperschepen bemanden. Later is de slavernij door Napoleon weer ingevoerd in Guyana, Martinique en Guadeloupe. Haïti bleef onafhankelijk, maar moest een schandalig hoge ‘boete’ als vergoeding betalen aan de Franse Staat.

[37] Pater Jacobus Schinck werd door het koloniale Bestuur van Curaçao naar Tula gestuurd om te bemiddelen in het conflict. Dat mislukte. Wat wij van dit gebeuren weten is afkomstig van een zekere dominee Bosch die in 1816, dus 21 jaar later, het verhaal  heeft opgetekend uit de mond van getuigen uit die tijd. Wat we weten van Tula is dus van horen zeggen. Vandaar dat de woorden van deze strofe niet letterlijk moeten worden opgevat.

[38] De plek waar de ontmoeting tussen Tula en Schinck plaatsvond.

[39] Pater Schinck bracht in het hoofdkwartier van Tula de nacht door.

[40] De Westdivisie van het eiland.

[41] Het regenwater werd opgevangen en als drinkwater gebruikt.

[42] Ironisch bedoeld. De kapitein heette eigenlijk M. Baron van Westerholt tot de Leemcule. Vandaar dat zijn naam niet ‘kleyn’  was, zoals in het liedje van de Zilvervloot.

[43] De Sint-Christoffelberg (Seru San Kristòf of ‘Kristòflu’) is een hoge heuvel in het Westen van Curaçao die met een hoogte van 372 meter het hoogste punt van Curaçao vormt.

[44] Dat gebeurde bijna zonder slag of stoot, aangezien veel slaven zich tegen hun zin bij de opstandelingen hadden moeten aansluiten. Vandaar dat het niet zo verrassend was dat Tula door enkele lotgenoten werd verraden en overgeleverd aan de Nederlanders.

[45] Frans: moed. Het Franse woord ‘courage’ is in het Papiaments bewaard gebleven als ‘kurashi’, met dezelfde betekenis.

[46] Een oud Nederlands woord voor ‘recht’.

[47] Indien men minder aandeel had gehad in de opstand.

[48] Awasá (= zout water ≤ awa salu) is de volkse naam voor het Brionplein dat vlak bij het Rif ligt waar zich ook het slavernijmonument bevindt. Awasá was de naam van het begin van het Rifgebied dat liep tot aan de monding van de Piskaderabaai. Men noemt het ook ‘Awasá di Otrobanda’ om te preciseren dat niet de Oostkant van de Sint Annabaai wordt bedoeld. Dat hele gebied werd ook aangeduid met ‘Riba Rif’ (bij het Rif).

[49] Genade

[50] Afgehakt.

[51] Pedro Wacao.

[52] Een grote, zware hamer.

[53] Helemaal verbrijzeld.

[54] Slopen, afbreken.

1 comment to “Tula, een inleiding en een gedicht”

  • Kas di Kultura, zie noot 4, is in 2020 failliet gegaan. De regering heeft geen alternatief geboden, en heeft al drie jaar geen cultuurbeleid.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter