blog | werkgroep caraïbische letteren

Tropenkolder: Een verstandshuwelijk (II)

‘Ik ontwijk haar blik en kijk naar een auto die ons met volle vaart passeert. Drie pikzwarte vrouwen vergezellen de bestuurder met rastahaar. Ik sluit mijn ogen en luister naar de kalmerende klanken van een bolero uit een van de restaurants op het schiereiland.'[p. 95]

door Quito Nicolaas

Thema

De thematiek in het boek wordt gevormd door de botsing van de Caribische en Europese cultuur. Contacten met collega leraren of een poging tot integratie in die samenleving ontbreekt. Het is juist de dédain houding van de uitgezonden leerkrachten – die de auteur continu opvoert – die hen parten gaat spelen en aanleiding is voor hoogoplopende ruzies. In het verleden had ook Erich Zielinski zijn roman De prijs van de zee op Bonaire gesitueerd en de vissersgemeenschap in beeld gebracht, zonder daarbij met een boze oog naar die gemeenschap te kijken.

Hetzelfde geldt voor Jacques Thönnissen – in de roman De tranen van de ara -die bekend staat om het hanteren van oude Arubaanse gebruiken in zijn romans. De auteur de Jong doet een poging met zijn roman het voorbeeld van Robert Vuistje met zijn Alleen maar nette mensen over Surinamers te evenaren. Het gevecht tussen de dominante en niet-dominante cultuur zal altijd blijven bestaan, alleen gaat het in de literatuur om de inheemse culturen op een prozaïsche manier uit te beelden.

Stijl

Het taalgebruik is een dat in staccato vorm wordt gehanteerd. De gebezigde taal moet kunnen vloeien en aansluiten bij het verhaal. Soms leek het op een marathon, waarvan de finish buiten adem wordt gehaald. Er zijn nogal veel herhalingen van woorden/zinnen: Ik onderdruk mijn …, muggebeten, met samengeknepen ogen, een wegwerp gebaar. De Jong schrijft over het algemeen in korte zinnen, wat het lezen soms aangenamer maakt. De auteur heeft ondanks enkele missers echter een beeldend vermogen om zijn verhaal neer te zetten.

Schelden, neuken en schreeuwen kunnen ze als de beste, maar logisch nadenken,een fatsoenlijk gesprek voeren of iets constructiefs opbouwen is te hoog gegrepen.” [p. 108]

De personages

Het verhaal begint met de voornaamste personages Frans Andeweg en Wiebe, beiden leerkrachten aan de Scholengemeenschap Bonaire. Die worden aangevuld met Tanka (conciërge) en Maduro(schooldirecteur) als tegenpool van Frans en Wiebe. In de tweede verhaallijn komen de politici Joel Pieters en zijn tegenspeler Janga in voor, aangevuld door de journalist Peter Oleana en Benita (eilandsraadlid). Als tussenfiguren heb je Viola, Minny, Marisela en Carlene (prostituee) die plotseling op het toneel verschijnen en dan weer achter de coulissen verdwijnen.
Opmerking:De ik-figuur zet vraagtekens bij het feit dat Maduro vroeger een cafébaas was, maar wordt in verschillende scènes neergezet als een bloedserieuze en zakelijke man.

De Bonairiaanse man in de roman wordt afgeschilderd o.a. als dom, sloom en vadsig. De vrouwen worden afgebeeld als halfdromerige en op seks beluste meiden, bij wie iedere menselijke handeling uitmondt in geslachtsgemeenschap. Het portretteren van een personage kan heus wel op een andere manier dan de hierboven beschreven wijze. Het is daarom – gelet op de Gender-discussie – uit de tijd om vrouwen uitsluitend als zodanig te schetsen, ook al is het bedoeld om een smeuïg verhaal van te maken.

Over het algemeen ontbreekt enige humor bij de personages, ofschoon er tal van lachwekkende situaties zich voordoen. Het aantal personages is nogal veel voor een kleine roman met een lokaal thema. Bovendien worden ze op de verkeerde momenten opgevoerd en maakt het verhaal rommelig en ondoorzichtig. Daarnaast kennen de personages geen diepgang en maken evenmin – behalve Benita en Minny – een ontwikkeling door. Het zijn allemaal eendimensionale personages die worden getoond. Het is juist de bedoeling dat zowel de lezer als de personages een ontwikkeling doormaken.

Deel III van de recensie verschijnt maandag 23 augustus.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter