blog | werkgroep caraïbische letteren

Toneelschrijfster en actrice Bodil de la Parra: “Ik begon met schrijven om mijn eigen verhalen te vertellen”

door Kevin Headley

Onder grote publieke belangstelling heeft toneelschrijfster en actrice Bodil de la Parra, 58, woensdag 15 juni 2022 tijdens het eerste thema-avond van de Schrijversgroep ’77 na de Covid-19-pandemie haar boek Het verbrande huis over de gelijknamige theatervoorstelling officieel gepresenteerd in Suriname. Het verbrande huis gaat over de familie van de la Parra van vaderszijde, de bekende filmmaker Pim de la Parra. Tijdens haar presentatie was de la Parra heel open. Ze las eerst een hoofdstuk uit het boek voor waarna ze vertelde waarom ze het belangrijk vond het boek te schrijven.

Bodil de la Parra. Foto © Roosje Verschoor

“Het huis was in tien minuten afgebrand. Toen ik in 2014 op de lege plek stond met mijn vader waar het huis en de apotheek eens was besloot ik dat het tijd was eindelijk de familieverhalen op te schrijven. Ik wist dat ik mijn eigen herinneringen moest opschrijven maar ook die van de andere familieleden. Ook waar we onze familie vandaan kwam was belangrijk om op te schrijven. Er zit een ook laag in het boek dat niet in het voorstelling zit zoals dat mijn zoon Jim zijn eerste stappen heeft gezet in het huis toen hij veertien maanden was. Ik vond het belangrijk dat ik de herinneringen niet zou vergeten met het afbranden van het huis.”

Voor de La Parra zijn het toneelstuk en het boek ook een ode aan haar familie.

“Ik kon mijn oude tantes, tante Gus en tante Pop, op deze manier eren die ook de zorg van mijn vader op zich hadden genomen nadat hij zijn moeder verloor op jonge leeftijd. Mijn vader heeft het boek gewaardeerd. Ik kreeg ook een compliment van journalist Biemla Gajadien, ze heeft het boek in twee dagen uitgelezen.”

In Nederland heeft ze ook positieve recensies ontvangen (klik hier en hier). Dit hoewel de promotie niet optimaal kon geschieden aangezien het boek net voor de Covid-19-pandemie uitkwam. Ze is benieuwd hoe het boek in Suriname wordt ontvangen. De terugkomst in het land is voor haar ook best emotioneel. Ze ziet namelijk haar vader en familie eindelijk na drie jaar weer. Bij aankomst op Zanderij moest zij al een traantje wegpinken. De la Parra was voor de Covid-19-pandemie regelmatig in Suriname. Ze had ook de stukken Het verbrande huis en Woiski vs Woiski opgevoerd. Ze ging ervan uit na haar laatste bezoek dat ze er weer snel zou zijn, maar toen kwam de pandemie. Dus nu is niets meer vanzelfsprekend voor haar geeft ze aan.

“Als ik straks vertrek, weet ik niet wanneer ik er weer ben. Ik krijg allemaal berichten dat er weer een corona-uitbraak in Amsterdam  is. Alles mag namelijk weer. Mensen worden niet ernstig ziek, maar de situatie is nog niet bedwongen. Mijn vader wordt ook steeds ouder.”

De la Parra merkt bij de aanblik van Paramaribo dat er veel achteruit is gegaan. Ook in gesprekken met anderen is naar voren gekomen dat de situatie hier sinds de laatste keer dat ze er was verslechterd is.

“Aan de andere kant zijn er wel andere positieve zaken bijgekomen. Ik voel de veerkracht van de mensen altijd weer hier. Ondanks de moeilijke omstandigheden. De mensen zijn sterk en optimistisch.”

Schrijven over alles

In een uitgebreider gesprek geeft de la Parra aan dat ze eerst wat jeugd stukken heeft geschreven en later over van alles, niet alleen over Suriname.

“Ik wilde ook vertellen over vrouwen, over oudere mannen, over grootmoeders. Pas later vanaf 2010 ben ik weer stukken gaan schrijven en spelen over mijn oorsprong.”

De la Parra groeide op naar haar zeggen met een vader die films maakte die niet bedoeld waren voor kleine meisjes.

“In de buurt werden we gezien als het vrijgevochten gezin. Mijn moeder is Chinees-Indonesisch en mijn vader komt dus uit Suriname. Wij waren niet Nederlands en dan was mijn vader ook nog een artistieke filmmaker. Daar werd vreemd naar gekeken. Ik vond zingen en toneelspelen leuk vanaf de middelbare school. Ik heb mezelf nooit herkend in een Nederlandse film, omdat ik er voor Hollandse begrippen heel anders uitzag. Mensen vroegen als ik uit Indonesië kwam of ik Spaans was.”

Zij had geen idee wat voor studie ze wilde doen en was toevallig bij haar vader in Aruba en daar was ook een theatermaker. Hij vertelde over de kleinkunstacademie, een onderdeel van de theaterschool, waar je ook kon zingen en dansen. Ze deed auditie en werd aangenomen als een van de acht uit de honderden aanmeldingen. Het vuur voor theater was aangewakkerd. De la Parra rondde de theaterschool af en deed nog een jaar de toneelschool. Daarna was ze naar haar zeggen ‘gewoon actrice’. Langzaam merkte dat ze dat ze in het theaterlandschap van Nederland als actrice niet overal terecht kon vanwege haar exotische uiterlijk. Ze besloot zelf te schrijven en het eerste stuk werd Orgeade Overzee. “Ik dacht bij mezelf ‘volgens mij heb ik een Surinaams verhaal te vertellen’ en toen heb ik scènes geschreven over mijn oudere tantes. Mijn oudere tantes waren nooit getrouwd, ze hadden onvervulde verlangens, die waren altijd bij elkaar blijven wonen. En ik was in Suriname geweest in 1992 voor het eerst sinds dat ik er als kind was geweest en ik zag dat het land het moeilijk had gehad. Dus besloot ik een stuk daarover te schrijven. Toen we het stuk opvoerden kwam iedereen van Suriname in Nederland ernaar kijken. We zouden het twintig keer opvoeren, het werd honderdtwintig keer. En we hebben het stuk ook in Suriname opgevoerd. Toen kreeg ik koudwatervrees want we zouden het hier opvoeren en tante Gus leefde toen nog. Mijn vader was toen ook pas geëmigreerd. Maar iedereen  van de familie vond het stuk mooi en zat te janken. ”

Ze besloot door te gaan met schrijven en werkte veel met theatermaker wijlen Matthijs Rümke. Over de Chinees-Indische familie van moederskant maakte de la Parra de voorstellingen Ouwe Pinda’s opgevoerd in 2014 en Gouwe Pinda’s opgevoerd in 2017. In de Indië Monologen vertelt ze over haar jeugdjaren in Amsterdam-Osdorp waar ze met haar Indonesische opa, oma en oom in dezelfde flat woonde.

Opvoeringen in Suriname

Het is niet de eerste keer dat de la Parra het verhaal haar tantes heeft verwerkt in een productie. Het theaterstuk Orgeade Overzee ging al over haar twee oudtantes, tante Gus en tante Pop. In Nederland was het stuk een grote hit dus werd het in 1996 naar Suriname gehaald. Het was het eerste stuk dat zij in Suriname opvoerde. Het was een hele andere ervaring voor het gezelschap en de Surinaamse samenleving aangezien in Suriname men gewend was aan het volkstheater van A Sa Go.

“Ik schreef en speelde het stuk samen met de actrice Carolina Mout. Het werd opgevoerd met een klein decor, het was een reisversie, om het in het vliegtuig te krijgen. Er waren geen kostuumwisselingen. Wij tweeën speelden verschillende personages. We transformeerden van jonge meisjes naar oudere tantes. Dus is het was transformatie fysiek en door de tekstbehandeling. Mensen hadden toen zoiets van ‘waar kijken we eigenlijk naar’. De voorstelling duurde namelijk maar een uur, er was geen pauze. Langzaam begon het publiek te wennen aan onze manier van toneelspelen en kregen we (later) volle zalen.”

De la Parra heeft later de toneelstukken Onder vrouwen over mannen en Onder mannen over vrouwen geschreven die respectievelijk in 2011 in 2014 zijn opgevoerd onder regie van Helen Kamperveen. Kamperveen had namelijk de Nederlandse versie van de voorstelling gezien en vroeg aan De la Parra of die niet in Suriname kon worden opgevoerd.

“Ik vond het niet geschikt om in Suriname op te voeren omdat het zo op Nederland gericht was. Ik zei dat ik wel wel heel graag een Surinaamse versie zou willen maken met Surinaamse acteurs. Ik heb toen eerst vrouwen geïnterviewd,  en later hebben we het stuk met Hilkia Lobman, Cher Spalburg en Marianne Cornet en Helianthe Redan  opgevoerd. Met een band onder leiding van Jimmy Westfa. Het was een enorme hit. Een stuk over vrijgevochten vrouwen uit Paramaribo, sommige hoogopgeleid en ze pikten bepaalde dingen van de mannen niet meer. Ze willen het hebben erover met elkaar. En toen werd besloten om ook een stuk te schrijven over hoe mannen naar vrouwen kijken en daarvoor heb ik openhartige gesprekken gevoerd met twintig mannen. Dit stuk werd opgevoerd met Ruben Silvin, Dave van Aerde en Geoffrey Bel. Het ging over drie mannen die bij elkaar te rade gaan. Een man wordt op dat moment door zijn vrouw het huis uitgezet en dat gaat hij bij zijn vrienden om het daarover te hebben. Eigenlijk gebeurt dat helemaal in Suriname niet. Als een man door een vrouw het huis uit wordt gezet dan gaat hij naar zijn moeder of zijn zus of zijn naar nicht. Hij gaat niet openhartig met zijn vrienden de situatie bespreken. En dat is zo leuk aan theater, dat het wel kan. Toen ik Het verbrande huis af had was het vanzelfsprekend dat ik het hier ook zou opvoeren.”

Tijdens de boekpresentatie werd aan Bodil gevraagd of zij Het verbrande huis nogmaals in Suriname zal opvoeren? Ze wilt dat graag, maar weet niet of dat kan. Waar ze wel naar uitkijkt is de opvoering van De Gliphoeve, de opvolger van Woiski vs Woiski bovendien het tweede deel uit de ‘Suriname-triologie” van producenten Orkater en Bijlmerparktheater. Een voorstelling waar zij ook als schrijfster een bijdrage aan heeft geleverd.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter