blog | werkgroep caraïbische letteren

Tolerantie van goden, geesten en gelovigen in Suriname

door Bris Mahabier

Deze bijdrage vertelt eerst summier over Herman Vuijsje als publicist, daarna als student in 1969 en 50 jaar later als onderzoeker van de vele godsdiensten van Suriname. Het hoofdaccent ligt op de inhoud van God zij met ons Suriname, het nieuwste boek van Vuijsje, dat een informatieve inkijk geeft in de religieuze cultuur van dit land anno 2019. Dit boek is gebaseerd op kwalitatief onderzoek. Aan deze onderzoekstechniek zijn er beperkingen verbonden. Voorts worden er enkele opmerkingen gemaakt over de spelling van bepaalde niet-Nederlandse woorden en de alom geprezen verdraagzaamheid die in Zuid-zuid-west bestaat.

Herman Vuijsje: een Amsterdamse socioloog en journalist

Herman Vuijsje. Foto courtesy van Vuijsje

De socioloog Herman Vuijsje (1946) heeft vanaf 1977 tot heden een respectabel aantal boeken en artikelen over vnl. sociaal-culturele veranderingen in Nederland gepubliceerd. Hij is niet alleen als journalist, maar vooral als wetenschapper productief en heeft een onmiskenbaar scherpe blik op de gebeurtenissen in het verleden, maar ook op de actuele processen in de Nederlandse samenleving, waardoor hij in staat is opiniërend het heden te overstijgen in de richting van de toekomst. Vele van zijn boeken hebben religie tot onderwerp. Dit is opvallend omdat Vuijsje – van joodse afkomst – zonder God en geloof leeft. Zoals hij zelf zegt, is hij niet antireligieus. Enkele van zijn – voor mij bekendste – werken zijn: Vermoorde onschuld, ethisch verschil als Hollands taboe (1986), Correct, weldenkend Nederland sinds de jaren zestig (1997), Tot hier heeft de Heer ons geholpen; Over Godsbeelden en goed gedrag (2007) en Zwartkijkers (2018). De lezer die geïnteresseerd is in de uitgebreide bibliografie van Herman Vuijsje’s boeken en artikelen kan Wikipedia raadplegen.

1969: student Herman Vuijsje als een ‘spion’ in Suriname?

Herman Vuijsje komt uit de school van de progressieve Amsterdamse hoogleraar G.J. Kruijer (+), een uitstekende Suriname-specialist in de jaren ’60-’80, die drie belangrijke boeken over Suriname schreef. Herman Vuijsje deed in een groep van 10 studenten in 1969 een grootschalig sociaalwetenschappelijk onderzoek over ontwikkelingsstrategie in het toenmalige rijksdeel Suriname. Dit onderzoek werd met argusogen bekeken. In Paramaribo waren er nationalisten die het onderzoek van prof. Kruijer en zijn tien studenten als spionage bestempelden. De onderzoekers zouden sociaaleconomische data verzamelen ten gunste van de koloniale machthebber in Den Haag en hun kapitalistische vrienden. Volgens sommigen zou de Surinaamse regering dit onderzoek direct moeten verbieden.

Tijdens dit leeronderzoek was de studieopdracht voor Herman Vuijsje om de rol, die religie speelde bij de ontwikkeling van Suriname, vast te leggen. Om hierachter te komen nam hij (diepte)interviews van o.a. pandits (hindoegeestelijken) in Nickerie af. Wij reden met onze bromfietsen van de ene uitgestrekte rijstpolder naar de andere. Daar een deel van de pandits niet of nauwelijks Nederlands sprak en de onderzoeker geen Hindi of Sarnámi verstond, mocht ik als zijn tolk optreden. Ik kan mij nog herinneren, dat twee pandits bepaalde vragen van de bebaarde student-onderzoeker enigszins vreemd vonden en met lichte aarzeling reageerden. Anderen toonden zich juist verheugd over de Nederlandse interesse voor hun religie in de afgelegen polders. Op basis van de verzamelde gegevens schreef H. Vuijsje in 1974 zijn afstudeerscriptie Ontwikkelingsfuncties van religieuze organisaties in Suriname die met lof werd beoordeeld. Waarschijnlijk ontkiemde tijdens dit onderzoek Vuijsje’s wetenschappelijke interesse voor de bonte religieuze realiteit van Suriname, die gaandeweg resulteerde in een zekere band met het volk van De laatste resten tropisch Nederland.

2019: socioloog Herman Vuijsje doet religieonderzoek in Suriname

In 2019 bezocht Herman Vuijsje wederom Suriname, om een halve eeuw na zijn eerste onderzoek van 1969, niet zo zeer om de relatie tussen geïnstitutionaliseerde religies en (onder)ontwikkeling inventariserend vast te leggen. Hij, een betrokken en bezorgde waarnemer, wilde nu de ‘allesdoordringende rol van religie opnieuw onderzoeken’ en te weten komen of ‘de rol van religie nieuwe inzichten biedt…’ en ‘… in hoeverre dat beeld van een door en door religieus land waar men vredig samenleeft, aanvulling behoeft’ (p. 10). Herman Vuijsje vroeg zich onder meer af, of de voortdurende globalisering en de groeiende secularisering positieve of negatieve invloed hebben op de manier waarop Surinamers met religie omgaan. Zijn bezorgdheid en verbondenheid met Suriname houdt misschien ook verband met zijn sociaaldemocratische opvattingen.

Door de vanzelfsprekende openhartigheid waarmee Surinamers over hun godsdienst spreken, sommigen zelfs vervuld van een universalistische grootheid, was het voor de onderzoeker Vuijsje met zijn ervaring en sociaal netwerk niet moeilijk om relevante informatie te verzamelen. Ook gesprekken met pandits gingen nu beter: 50 jaar later zijn er onder hen vele hoogopgeleiden die de Nederlandse taal meer dan in voldoende mate beheersen (zie p. 44). Het resultaat van zijn intensieve onderzoeksinspanning van ruim twee maanden is een nieuw boek.

Vooral de prikkelend geformuleerde ondertitel was voor mij (een atheïstische hindoe!) een beweegreden om dit boek direct aan te schaffen en te lezen. De aandachtige lezer zal zelf erachter komen, of ‘Religie een vloek of een zegen’ is voor het Surinaamse volk. Misschien geen ‘zegen’ voor de 8% die bij de volkstelling van 2012 opgaf ‘geen religie’ te hebben. Dit zijn kennelijk buitenkerkelijken. Zou dit percentage toch een aanwijzing zijn voor secularisatie? Een interessante ontwikkeling op de Surinaamse religieuze markt: zou de Almachtige eindelijk langzamerhand terrein verliezen? Maar aan wie? Aan Satan of de alom aanwezige geesten: bákru’s, bhuts en djins? Misschien moet Vuijsje nog een keer naar Suriname. Má, zijn gastvrije hospita, en tevens een van zijn belangrijkste informanten inzake creoolse geesten, is er nog. Hopelijk nog vele gezonde jaren.

Presentatie in Amsterdam van God zij met ons Suriname

In De Nieuwe Kerk in Amsterdam vond op 20 december 2019 – zeer toepasselijk – tijdens De grote Surinametentoonstelling de presentatie van God zij met ons Suriname; Religie als vloek en zegen, het nieuwste boek van Herman Vuijsje, plaats. Dit godsdienstsociologisch werk is uitgegeven door Walburg Pers in Zutphen en telt 238 bladzijden, die in 35 getitelde hoofdstukken met objectieve informatie verdeeld zijn. Het zijn korte, opvallend krachtige titels, zoals ‘Een takje pratilobi’, ‘Holi-Phagua: leve de veelkleurigheid’, ‘Wonderbare godsvermenigvuldiging’, ‘Rijstchristenen’, ‘Brahmanen als verstekelingen’, ‘Arische zon’, ‘Twijfel niet’, ‘Geesten zijn er’, ‘Israël in isolement’, ‘Bakra winti’, ‘Polderen in Paramaribo’, ‘Javaanse trots’, ‘God op school’, ‘Kruis en kalebas’ en ‘Winti komt uit de kast’. Sommige titels zijn een tikkeltje ironisch. Dit kenmerk kom je ook in oudere werken van de auteur tegen.

Een mandir (hindoe gebedshuis) in Commewijne. Foto © Michiel van Kempen

Godsdiensten, geesten en feestende gelovigen

Het eerste hoofdstuk is een inleiding, waarin de onderzoeker zijn invalshoek uit de doeken doet. In God zij met ons Suriname krijgen bepaalde facetten van alle Surinaamse godsdiensten een plek, ook de nieuwe snel groeiende loten: het javanisme en het Volle Evangelie, dat tot de pinsterbeweging behoort. De schrijver laat de lezer zien, dat religie o.a. in de vorm van God en boze geesten overal in Suriname aanwezig is. Voor Nederlanders die in Suriname zijn geboren en opgegroeid, is dit een vanzelfsprekendheid. Het zal hun in Suriname nauwelijks opvallen. Dit boek geeft geen verklaringen voor de leerstellingen van de godsdiensten of hun onderlinge verschillen. De auteur doet veldwerk, interviewt, stelt vragen aan gelovigen en universitair opgeleide informanten. Hij observeert, geeft zijn ogen goed de kost, luistert aandachtig, vraagt soms soepel door (niet confronterend) en registreert nauwkeurig de feiten en de meningen van anderen. De schrijver treedt zo min mogelijk oordelend op.

In het tweede hoofdstuk, het resultaat van een veelgebruikte antropologische methode, staan enkele aspecten van de wintireligie, zoals pratilobi (het bemachtigen van een geliefde), fanowdu (reinigingsritueel), lukuman (wintispecialist) en wasi (reinigende kruidenbad) centraal. Misschien is het symbolisch, dat Herman Vuijsje juist met winti zijn boek begint. Dat zou een terecht eerbetoon zijn voor de wintigodsdienst, die eeuwenlang onderdrukt en miskend (baljarenverbod, p. 28) is geweest. In bepaalde opzichten is dit onderzoeksverslag voor mij een leerboek: ik maakte kennis met vele nieuwe begrippen o.a. dragemans, sari poesi, kunu, sakafasi, wrokobakru, kra, de achtergrond van trefu, pratilobi en een verklaring voor de naam Sivaplein en bakru. De gebruikte woorden uit o.a. het Sranantongo zijn in een verklarende woordenlijst opgenomen.

Je zou dit boek ook kunnen karakteriseren als een handzame godsdienstsociologische inleiding in de religies van Suriname. Een boek zonder theoretische ballast, zonder onnodig gebruik van vakterminologie, citaten en literatuurverwijzingen. Van vaktermen wordt op een bescheiden manier gebruik gemaakt; meestal met uitleg. Het taalgebruik is helder. De typische stijl van korte zinnen, die soms slechts uit één woord bestaan, maar toch genoeg krachtig zijn om te overtuigen: ‘Een soort buitenvrouw.’ (p. 43), ‘Geld!’ (p. 35), ‘Water in zijn been.’ (p. 62) en ‘Huiswerk.’ (p. 90). Alle hoofdstukken informeren de lezer over de grote godsdienstige verscheidenheid en vreedzaamheid van gelovigen, goden en geesten in mijn geboorteland. De auteur neemt als een vakbekwame gids en chauffeur de lezer mee op een bijzondere reis door het landschap van vele geestelijke stromingen, soms letterlijk over stromen en stroomversnellingen heen. Nu heeft hij geen last van wantrouwige nationalisten als in 1969. Het is de ‘chauffeur’ die in vrijheid de religieuze route bepaalt. En als hij bij een bepaalde halte stopt, dan maakt de lezer kennis met één van de godsdiensten of een geloofspraktijk, om vervolgens door te rijden naar een volgende onverwachte en verrassende halte. Herman Vuijsje selecteert als gids, hij informeert ongekunsteld, ongeforceerd, overwegend met de bekende Hollandse nuchterheid, soms met enige humor en ironie. Zo stelt hij op p. 20 vast, dat door een fatale fout van een luiaard de hindoeheks Holikā bijna aan de traditionele vuurdood (waarschijnlijk aan de Magentakanaalweg in Wanica) was ontsnapt. Herman Vuijsje is zuinig met het laten doorschemeren van zijn eigen oordelen. Vermoedelijk zal – vooral de gelovige – lezer dit waarderen. De kritische lezer zal zich moeten inspannen om de vloek, waarvoor godsdiensten of boze geesten mogelijkerwijs verantwoordelijk zijn, te kunnen ontdekken. De schrijver zelf balanceert tactisch tussen zijn wetenschappelijke integriteit, verbondenheid met het Surinaamse volk, bewondering voor de religieuze verdraagzaamheid en kritiek. Zijn rede blijft de boventoon voeren.

Een azampau, de boog die in de winti-religie dienst doet om kwade geesten buiten een dorp te houden. Foto © Michiel van Kempen

Een schoolmeester met een rode pen

Mijn schoolmeesterachtergrond ‘dwingt’ mij om even mijn rode balpen ter hand te nemen. De woordcombinatie Holi-Phagua (p. 18) is een tautologische benaming. Het is Holi of Phaguā. Holi is geen ‘zuiveringsfeest’ (p. 18). De transcriptie van enkele Hindi woorden is niet geheel volgens de officiële Internationale Romaanse Spelling: chaitra (p. 18) moet caitra of caita zijn (zonder h); in het Sarnámi is het cait. Ook pracharika (p. 46) dient zonder h geschreven te worden. Voorts bhut, pujā en sanātani i.p.v. bhoet, puja en sanatani. Op blz. 144 in regel 7 is er een herhaling teveel. Op blz. 47 komt het woordje ‘azijntje’ voor. Tegenwoordig gebruiken veel meer Hindoestaanse Surinamers Chramoxone, een herbicide, voor zelfdoding dan sterke azijn. Helaas heeft Suriname in de laatste drie decennia meer ‘chramoxoontjes’ dan ‘azijntjes’. Het Sarnámi, de moedertaal van de Hindoestaanse Surinamers, is in de ogen van sarnámisten op basis van onder anderen syntaxis, morfologie en idioom geen ‘Surinaamse versie van het Hindi’. Voor oudere lezers met teruglopend zicht is de lettergrootte, die de uitgever heeft gekozen, een beetje aan de magere kant. Deze kleine spellingsonzuiverheden zullen de doorsnee lezer in geen geval hinderen.

Tot slot

‘God is de hoeder van het vreedzaam samenleven van dit kleurrijke land.’ (hoofdstuk 1, p. 9) Is de bakra onderzoeker met deze constatering toch niet te voorzichtig en voorkomend? Of heeft hij de intentie om een mogelijke discussie aan te zwengelen? Niemand zal ontkennen, dat Suriname geen vreedzame samenleving is. Maar is die vreedzame samenleving alleen aan de godsdiensten te danken? Of ook aan andere factoren? In de plurale Surinaamse samenleving, een gevolg van de economische exploitatie van slaven, contractarbeiders en natuur, heeft de koloniale machthebber een zekere pacificerende rol gespeeld. De Surinaamse bevolking is vanaf 1949 vertrouwd geraakt met democratie. Men heeft geleerd om de politieke macht meestal in coalitieverband te delen.

Heeft de Nederlandse cultuur geen leidende rol in Suriname gespeeld? De positie van de Nederlandse taal is o.a. in de politiek, op bestuurlijk niveau, het onderwijs en de massamedia onbedreigd. Het Sarnámi, de moedertaal van de Hindoestaanse Surinamers, is eigenlijk geen concurrent (meer?) van het Sranantongo, de moedertaal van de creolen, dat de nationale lingua franca is. Hindoestaanse Surinamers miskennen zelf hun moedertaal.

Een shiva-lingam in een hindoe tempel. Foto © Michiel van Kempen

God als ‘hoeder’ van Suriname is voorwaardelijk. Elke geloofsgemeenschap blijft in zijn eigen ‘hokje’. Daar is niks mis mee. Het eigen religieus hokje is het informele domein waar elke religie vrij spel heeft. In die eigen ruimte mogen geestelijken en gelovigen preken, voorlezen, offeren, zingen, ritueel slachten, traditioneel trouwen, ongelovigen en onkerkelijken veroordelen, vrouwen anders behandelen, een groepering op basis van geboorte bevoorrechten, bekering bij huwelijk verplicht stellen enz. Het adagium is niet over de solide interreligieuze schutting heen iets kritisch naar de andere geloofsgroepen roepen. Er wordt uitgegaan van de opvatting, dat de totale inhoud van het geloof door God is gegeven en gewenst. Derhalve zijn er geen discussies, polemieken en debatten over bepaalde geloofsvoorstellingen die men onderschrijft, maar die haaks staan op de tolerantiegedachte en het beginsel van gelijkwaardigheid, mogelijk en nodig. Alleen de pinksterbeweging probeert nog openlijk te bekeren. Zo kan je vele decennia vreedzaam leven. Dit resultaat telt maatschappelijk zwaar. Het is enerzijds gunstig, dat je door te zwijgen een vreedzame samenleving kan bewerkstellingen, maar… Het is bekend, dat enkele árya samáji pandits, die bijvoorbeeld in hun radiotoespraken met scherp schoten op maatschappelijke misstanden en geloofsopvattingen, vanuit een bepaalde politieke partij tactisch gemuilkorfd werden met als gevolg, dat deze kritische pandits en hun collega’s van de ‘Arische Zon’ steeds meer naar binnen gekeerd, overwegend ritualistisch met havan (vuuroffer) bezig zijn.

Met ‘de lijdelijkheid waarmee dit alles wordt ondergaan’ (p. 10) valt het mee: de geschiedenis van het Surinaamse volk vanaf 1969 tot heden laat het tegendeel zien. Men kan zich eveneens afvragen, of de toepassing van democratische procedures van de laatste 25 jaar niet medeverantwoordelijk is voor deze lijdelijkheid?

God zij met ons Suriname is een welkome verrijking van de godsdienstsociologische literatuur over Suriname. De inhoud van dit heldere en toegankelijke boek zou verplichte studiestof binnen het vakgebied cultuursociologische vorming kunnen zijn voor de eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen in Paramaribo en Nieuw-Nickerie en substantiële delen ervan voor de cursisten van de priesteropleiding van o.a. de ‘Arische Zon’ aan de Johan Adolf Pengelstraat in Paramaribo en in Den Haag.

‘De hernieuwde kennismaking met Surinames religieuze staalkaart was voor mij emotioneel gekleurd, ik heb geen pogingen gedaan dat te verhullen’, schrijft Herman Vuijsje op pagina 224 van zijn boek. Ondanks deze openhartig toegegeven emotionaliteit, is het een eerlijk boek. Voor een ieder in Nederland die geïnteresseerd is in de godsdiensten van Suriname, is dit boek een betaalbare aanrader.

God zij met ons Suriname; Religie als vloek en zegen, door Herman Vuijsje. Zutphen: WalburgPers, 2020. € 19,99

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter