blog | werkgroep caraïbische letteren

Toen wij vogels waren

door Jerry Dewnarain

Een nieuwe stem uit Trinidad en Tobago is  de arena van de wereldliteratuur binnengestormd: Ayanna Lloyd Banwo. Deze jonge, opkomende schrijfster heeft Trinidadiaanse roots en woont in London. Onlangs heeft zij bij Uitgeverij De Bezige Bij haar debuutroman When we were bird in Nederlandse vertaling uitgegeven met de titel Toen wij vogels waren. Banwo haar boek valt op door haar stijl en inhoud.

Haar Trinidadiaanse collega zoals Shani Mootoo (Ireland, 1957) van Out on Main Street (1993) en The Cereus Blooms at Night (1996) is nog niet door Nederlandse uitgeverijen ontdekt, terwijl Jamaica Kincaid (Antigua, 1949) met haar bildungsroman Annie John (1984) en Mijn broer (1997) al jaren terug in Nederlandse vertaling zijn verschenen. Van deze twee schrijfsters met Caribische roots is bekend dat zij thema’s belichten die te maken hebben met de mystieke geestenwereld, cultuur, gender en seksualiteit. Dat Banwo met haar debuut ook dit doet, heeft zij daarmee de lat hoog gelegd. Gedurfd!

De plot

Het verhaal speelt zich af in een fictieve Trinidadiaanse stad Port Angeles en vertelt een uniek verhaal over liefde, leven en verlies, de rituelen van de dood en voorouderlijke erfenissen en hun connecties met de levenden. Er zijn twee belangrijke personages: Yejide, een jonge vrouw die de laatste is in een rij van vrouwen die zielen helpen door te geven naar het hiernamaals (letterlijk – magisch) en Darwin, een jonge Rastafari-man die een ​​baan op een kerkhof aanneemt, omdat hij geen andere opties had, ondanks het feit dat het tegen zijn religie indruist. Zo begint hun met elkaar verweven lot.

Het eerste hoofdstuk begint met Yejide St Bernard, de jonge vrouwelijke hoofdrolspeler, die luistert naar het verhaal van haar grootmoeder over een prachtig groen Edens woud, dat is aangetast door hebzucht. De roman confronteert de lezer met verschillende verhalen: een koloniaal verslag van bezit en verovering, een ecologische catastrofe van verdwijnende dieren in het wild, een verhaal over geesten, een jonge minnaar Darwin Emmanuel die werkt als een doodgraver op een begraafplaats, Fidelis genaamd, en Yejide’s moeder Petronella die onophoudelijk in contact is met haar overleden zus.

Hoofdpersonages

Yejide St Bernard

Geboren in een groot huis met meerdere generaties in Morne Marie, kijkt Yejide toe hoe haar moeder, Petronella, zich terugtrekt uit de wereld na de dood van haar tweelingzus, Geraldine; ze leeft een jaar in coma voordat ze zelf sterft. Petronella bezoekt vervolgens Yejide als een geest en geeft haar de mogelijkheid om te communiceren met geesten die generaties vrouwen in hun familie hebben gedeeld.

Yejide en Darwin ontmoeten elkaar in Fidelis om Petronella’s graf klaar te maken voor de begrafenis. Meer dan liefde op het eerste gezicht, is hun verbinding sterk spiritueel. Yejide is ook gehecht aan haar huis en aan de kostgangers in het huis van haar moeder die van haar afhankelijk zijn, dus het wordt extra ingewikkeld als Darwin in de problemen komt met zijn collega’s en beiden overwegen samen te vluchten.

Emmanuel Darwin

Op het platteland opgevoed door een vrome Rastafari-moeder, heeft Darwin zich altijd gehouden aan het religieuze gebod om niet met de dood om te gaan. Hij is nog nooit naar een begrafenis geweest, laat staan dat hij een lijk heeft gezien. Maar als de enige baan die hij kan vinden grafgraven is, moet hij het leven verraden dat zijn moeder voor hem heeft opgebouwd om voor hen beiden te kunnen zorgen. Nadat hij zich van zijn dreadlocks en zijn verleden heeft ontdaan en vastbesloten is om zichzelf te bewijzen, verlaat Emmanuel Darwin het platteland om naar de stad Port Angeles te gaan om te werken op de Fidelis-begraafplaats.

Stijl

Banwo’s verbluffende stijl biedt een kijkje in haar personages en een uitzicht op het landschap, bijvoorbeeld wanneer Darwin naar Port Angeles gaat:

Ayanna Lloyd Banwo komt uit Trinidad & Tobago
en studeerde in Engeland. Haar verhalen zijn
gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften.
Toen wij vogels waren is haar debuut en verschijnt
wereldwijd in vertaling.
(https://www.debezigebij.nl/auteur/ayanna-lloyd-banwo/)

‘De aftandse witte Bedford gaat langzamer rijden en stopt, met knipperend oranje richtingaanwijzer, langs de kant van de weg. Darwin knikt naar de bestuurder, een oude man met een platte pet laag over zijn voorhoofd. Het meisje op de passagiersplaats, haar ogen gericht op haar mobiele telefoon, kijkt niet eens op. ‘Port Angeles?’ De oude man maakt een hoofdbeweging naar de laadbak. Darwin klautert erin voordat de man van gedachten verandert en tikt op de metalen wand om te kennen te geven dat hij binnen is. Ze vervolgen de snelweg; de velden, bruin door droogte en veldbrandjes, glijden als een waas voorbij… Dan leunt hij tegen de achterklep en kijkt omhoog naar de lucht. Op dit tijdstip is het licht gewoonlijk nog helder en roze, maar deze dagen werkt het Saharazand tegen. Daardoor wordt het roze wazig en zien de wolken eruit als verfrommelde vuile kleren. Een lucht als deze geeft hem een bepaald gevoel. Je kunt je gemakkelijk hoopvol voelen als de hemel helder is, de lucht nog wat regen overheeft en de heuvels groen en weelderig zijn. Een man heeft dan het idee te weten waarnaar hij op weg is en wat hem te doen staat. Dat alles goed zal komen, ook als hij niet zeker weet wat hem te wachten staat. Maar bij zo’n vuileklerenhemel krijgt hij het gevoel dat de boel elk moment opgeblazen kan worden. Zand en as en rook inademen is alsof je in een oorlogsgebied woont.’

Fedelis: de begraafplaats

Wanneer Darwin bij de begraafplaats aankomt, wordt hij ingewerkt door zijn collega-grafdelvers. De gesprekken geven het buitenaardse gevoel weer dat Banwo door de hele roman meesterlijk weet te creëren en aan te houden.

‘Fidelis is oud. Op deze begraafplaats heb je alleen een schop, gaffel, zeildoek, bloed en zweet. Als mensen voor een begrafenis komen, graven wij van tevoren al een deel van het graf – de mannen zullen je laten zien hoe – en de rest doen we terwijl de mensen zingen of bidden of wat dan ook.’ ‘Waarom graven jullie niet het hele graf voor ze komen?’ ‘Traditie. Zo doen we dat hier. Mensen hebben hun gebruiken en dit is het onze. Hier worden alle soorten mensen begraven, dus soms wordt er gezongen, soms wordt er gedrumd, en soms is er helemaal geen begrafenisplechtigheid, maar komen er alleen maar een paar mensen kijken hoe de kist in de aarde zakt en gaan ze daarna naar huis. Dat zijn de gemakkelijke.’

De St. Bernard-vrouwen

De St. Bernard-vrouwen wonen al generaties lang in Morne Marie, het huis op de top van een heuvel buiten Port Angeles. Gebouwd uit de as van een plantage. De voorouders van de St Bernards waren tot slaafgemaakten [slaven]. Om elke generatie te beschermen, krijgt een vrouw uit elke generatie van de St Bernard een gave: één vrouw in elke generatie van de St. Bernards is verantwoordelijk voor de doorgang van de zielen van de stad naar het hiernamaals. In dit geval is dat Yejide. Maar Yejide’s relatie met haar moeder, Petronella, is altijd verwrongen door woede en verwaarlozing, die Petronella koppig naar haar sterfbed draagt, waardoor Yejide niet voorbereid is op haar taak.

Intertekstualiteit

Banwo’s roman is intertekstueel van aard en doet denken aan de Nigeriaanse schrijver Ben Okri’s (1959) The Famished Road/ De hongerende weg (Van Gennep, 1992). De hoofdpersoon is Azaro, een kind dat half in het rijk van de geesten, half in dat van de mensen leeft. De geesten proberen hem ertoe te bewegen terug te keren naar het Land van de Oorsprong. Maar om de glimlach van zijn moeder besluit hij in déze wereld te blijven. Wie zal zeggen welke van de werelden aannemelijker is?

Suriname: Edgar Cairo

Toen wij vogels waren heeft duidelijke raakvlakken met Edgar Cairo’s (1948) oeuvre en wel met het toneelstuk De Doodsboodschapsvogel/Elzaro & Yorkafowru (1985). Deze vogel kondigt de dood aan, wat op zichzelf al een vloek is. Wil je die vloek opheffen, doe dat met een tegenvloek. De yorkafowru en een ongeboren jongen, Elzaro, (Ben Okri noemt zijn personage Azaro, JD) zijn de centrale figuren in het theaterstuk van Edgar Cairo. In het werk van Cairo komen steeds weer twee kerngedachtes terug: dat wat hij zelf ‘negerverdriet’ of ‘bestaansverdriet’ noemt, de doem over het negerschap door een gebrek aan zelfrespect, veroorzaakt door de trauma’s van slavernij en kolonialisme, en, daarmee samenhangend het bepaald zijn van de mens door de geschiedenis en de voortdurende wisselwerking van verleden en heden.

Cairo’s kunstopvattingen en denkbeelden zijn niet los te zien van de Afro-Surinaamse religie winti. Van oorsprong ziet hij winti niet zozeer als een godsdienst, maar meer als een levensfilosofie die evenwicht moet brengen tussen goed en kwaad.

In Yorkafowru, Elzaro en de doodsboodchapsvogel krijgt de doem van de Afro-Surinamer mythische dimensies en verwijst naar ontmenselijking in het algemeen, veroorzaakt door een erfenis die als een zware last drukt op de mensheid. De een noemt het erfzonde, de ander een last van de vooroudergeesten zoals wij dat zien in Toen wij vogels waren, weer een ander het onverwerkte kwaad uit een vroeger leven.

Toen wij vogels waren van Banwo zal de Surinaamse lezer ongetwijfeld aanspreken. Spoken en het bovennatuurlijke, de erfenis van verhalen uit de slaventijd, de aanwezigheid van ‘voorouders’ zijn dagelijkse ‘kost’ voor hen. Een mooi boek om ook de raakvlakken te proeven tussen de verschillende Caribische landen die een gemeenschappelijke historie hebben van slavernij en menselijke exploitatie en hebi’s.

Ayanna Lloyd Banwo, Toen wij vogels waren. Vertaald door Hi-en Montijn. Amsterdam: De Bezige Bij. 2022. ISBN 978 94 031 6101 3. Oorspronkelijke titel When We Were Birds. Oorspronkelijke uitgever Hamish Hamilton/Penguin Books, Londen.

Ben Okri, De hongerende weg. Amsterdam: Van Gennep. 1999. ISBN 90-6012-918-0.

Els Moor, Maak je keuze voor de toekomst voor het te laat is. Theatercollectief speelt Yorkafowru van Edgar Cairo. In: de Ware Tijd Literair, 21 maart 1998.

[dWTL, 19 augustus 2023]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter