blog | werkgroep caraïbische letteren

Tip Maruggs verstaanbare poëzie

‘Pas bij herlezing begrijpt men dat zij onbegrijpelijk zijn.’

door Jeroen Heuvel

Beste lezer, hoeveel seigel moet je hebben van de gedichten van Tip Marugg om ervan te kunnen genieten? En heeft dat verstand dan te maken met begrip van de inhoud? Met logica van de ‘regels van de dichtkunst’? Of schoonheid van de vorm? Volgens Colá Debrot waren de (vroege) gedichten van Tip met de ‘hersens’ geschreven.

Ik ben een tropenkind 
met duizend vragen
in mijn borst!

schrijft Tip in een gedicht dat is verschenen in de Stoep, september 1950. Iedereen kan deze drie regels (taalkundig) begrijpen, er een beeld bij en er een mening over hebben. Let wel: de ‘ik’ en ‘mijn’ verwijzen niet per se naar Tip zelf.

Uit ‘Het verbrande kind was een dromer’, dat in de Stoep van mei 1951 is geplaatst, zijn deze beginregels:

de blote vogels van mijn denken
zijn uit mijn nachtgewaad gevlucht
op zoek naar beelden opgestegen
uit de bron van levenslust

die taalkundig te begrijpen zijn, maar het vergt meer kunstzinnigheid om er (een filmpje van) beelden bij te hebben. Vragen kunnen rijzen als: wat zijn ‘blote’ vogels; waarom zijn ze op zoek naar beelden; en betekent het feit dat er tweemaal ‘uit’ is gebruikt dat ‘mijn nachtgewaad’ de ‘bron van levenslust’ is, en zo ja, so what? Of ‘betekent’ dit ‘gewoon’ dat de levenslustige ik-figuur (dus zonder zelfmoordgedachten) in bed nadenkt en beelden zoekt voor zijn gedachten?

Van Tips prijsproducten die in de Stoep zijn verschenen, zou hij in een gesprek met Hans Maarten van den Brink gezegd hebben -volgens Van den Brink (NRC Handelsblad, 2 augustus 1985)-: “Zoals vele andere jongemannen op deze leeftijd, heb ik op mijn achttiende of negentiende jaar de domme puberstreek begaan een stel gedichten te schrijven. Het beroerde is dat ik ook de stomme fout beging er in toe te stemmen dat ze werden gepubliceerd. Sindsdien ben ik gebrandmerkt als dichter.”

‘Bezoek’, het eerste gedicht van Tip Marugg in de Stoep. Zie hoe in dit debuut een schot in de nacht viel en merk op dat zijn laatste roman De morgen loeit weer aan eindigt met een pistoolschot.

Tip Marugg (16 december 1923 – 22 april 2006) was 21 jaar toen de Stoep zijn debuut publiceerde. Deze periodiek verscheen zonder regelmaat van 1940 tot en met 1951. Tip schrijft erover: “Uit de oorlog werd ook geboren, met de dichters Luc. Tournier en Frits van der Molen als verwekkers, de literaire periodiek De Stoep (Om hogerop te komen), die oorspronkelijk ten doel had het vacuüm vanwege de bezetting van Nederland te vullen, verzamelpunt te zijn voor Nederlandse schrijvers in diaspora, maar die een veel belangrijker huzarenstukje uithaalde door een eind te maken aan de Spaansgerichtheid van een al of niet bestaande Antilliaanse literatuur. Pierre Lauffer publiceerde daarin gedichten die mij destijds levend en louterend leken, maar later sentimenteel voorkwamen; Charles Corsen ontleedde zijn onthutste ziel in wilde surrealistische kreten; Oda Blinder schreef wenend-zangerige verzen over de meest reine liefde, de onbeantwoorde; zelf ontpopte ik mij ook als verssmeder en Cola Debrot brandmerkte prompt mijn prijsproducten als ‘Gehirnpoesie’.” (In: De school is zilver, de jeugd is goud (Skein 1966)

(Overigens gebruikt hij, ‘bejaarde ex-leerling’ van het PSC, in de laatste regel van zijn bijdrage aan deze ‘documentaire van het Peter Stuyvesant College’ het woord ‘seigel’.)

De Stoep heeft, verspreid over de jaargangen, 21 gedichten van Tip gepubliceerd. Over dit aantal valt te redetwisten; tel je ‘Twee kwatrijnen’ (de Stoep, feb. 1950) als één of als twee gedichten? De titel zegt ‘Twee’.

‘Twee kwatrijnen’ van Tip Marugg in de Stoep van februari 1950.

Volgens Marion Snetselaar is de eerste helft van de in de Stoep gepubliceerde gedichten ‘tamelijk traditioneel’, maar niet aan geijkte schema’s gebonden. In de tweede helft worden de gedichten ‘wat vrijer’, maar het is niet gezegd dat deze gedichten later zijn geschreven. Haar artikel ‘In een vlaag van waanzin… De poëzie van Tip Marugg in De Stoep’ is zeer de moeite van het lezen waard. (Zie de link onder dit artikel.) Overigens spel ik de naam van de periodiek met een kleine letter d wanneer ik het erover heb, maar met een grote D als het citaat het zo spelt.

Hoe groot is de invloed, bewust of niet, geweest van de dichter Luc. Tournier, pseudoniem van Chris Engels, op de literaire ontwikkeling van Tip; wie zal het zeggen, als het al te meten is, en zo ja, hoe? ‘Het belang van Luc. Tournier ligt evenwel minder op zijn creatieve werk dan op het gebied van zijn tijdschrift De Stoep en zijn invloed op zijn Antilliaans adepten’, aldus Wim Rutgers in De brug van Paramaribo naar Willemstad (p 156). 

Zelfportret van Chris Engels, alias Luc. Tournier

Wat schrijft Tip in een bespreking van de Stoep

“De eerste indruk die men bij het lezen van Luc. Tourniers gedichten krijgt, is dat zij te gemakkelijk geschreven zijn. Pas bij herlezing begrijpt men dat zij onbegrijpelijk zijn. Moeten wij dit de dichter kwalijk nemen of onszelf? Hij zou ons uitlachen. De dichter weet de (wat hun taalkundige betekenis betreft) meest tegenstrijdige klankwoorden in zulk een geordend geheel te plaatsen dat het eindproduct een volkomen bevredigend resultaat geeft.” (La Prensa, 19 oktober 1948.) In het begin van de 19de eeuw had J.W. von Goethe al gezegd: ‘Hoe onmeetbaar en voor het verstand onbevattelijker een dichterlijke schepping is, hoe beter’.

Een jaar later schrijft Tip, en ik haal dit aan omdat hij volgens mij indirect hiermee ook over zichzelf als dichter praat: ‘Luc. Tournier is een klasse op zichzelf en zal het later, wanneer hij van het toneel verdwenen is, de literaire schoolmeesters en uitpluizers danig moeilijk maken. Mogen velen hem zijn onbegrijpelijkheid (het mooiste compliment aan het adres van L.T. dat wij hoorden, was van een jeugdige knaap die zei: ‘Ik begrijp hem niet, ik versta hem wel’) verwijten, op zijn vorm en klank valt niets aan te merken.’

Om het gedeelte over de gedichten in de eerste periode -zie verderop- af te sluiten, citeer ik enkele regels, of enkele zinsdelen (ook al zou dit als Tipslastering beschouwd kunnen worden) uit het gedicht ‘De biecht’. Het is trouwens opvallend hoe vaak de dichter allusies naar religie of spiritualiteit maakt, een aspect waaraan in mijn ogen in het algemeen niet genoeg aandacht is besteed in de secundaire literatuur over Marugg. Wat vind je, lezer, van de volgende woorden of zinsdelen in ‘De biecht’?

In de schemering die hem omgaf
(…)
staarde hij (…)
naar de edele mens die in hem was.
Zijn ziel werd diep getroffen,
hij voelde het onmetelijke leed;
hij vond hetgeen hem moest verlossen
(…)
Hij bad het gebed (…)

Overigens staat in de laatst aangehaalde versregel geschreven ‘Hij bad het gebed van een lichtschuw (mijn cursivering) wezen’, wat voor Pim Heuvel de aanleiding zou worden om in 1975 aan zijn signalement van de auteur Marugg Afschuw van licht als titel mee te geven.

Driedeling

In totaal heeft Tip 61 gedichten gepubliceerd. Die productie is in drie periodes op te delen, vanuit de volgende keuze. De periode de Stoep en de bundel Afschuw van licht (1945-1951); de korte periode van drie Papiamentu gedichten in het tijdschrift Simadán (1950) en de periode 1976-1994 bestaande uit afwisselend gedichten in het Nederlands en Papiamentu (allemaal vertaald naar het Nederlands). Tussen periode twee en drie publiceert Tip lange tijd geen literaire poëzie, maar schrijft hij voor De Passaat, het personeelsblad van de olieraffinaderij, waar hij van 1949 tot 1970 heeft gewerkt, zijn 25ste tot zijn 47ste. In die tijd heeft hij wel zijn eerste twee romans gepubliceerd, Weekendpelgrimage (1957) (waaraan Henry Habibe in december 2023 in Antilliaans Dagblad uitgebreid aandacht heeft besteed) en In de straten van Tepalka (1967). Het zou me niet verbazen dat Tips eersteling een reactie op Mijn zuster de negerin van Colá Debrot is geweest, al dan niet uitgedaagd door Luc. Tournier. Maar binnen het kader van dit artikel ga ik hier niet verder op in. Weliswaar is tussen periode twee en drie ‘Het kattenconcert’ (1955) verschenen. Dat is een melig, lang vers, verschenen in De Passaat. De hoofdredacteur van dit personeelsblad was de bekende satiricus Pachi van Kampen. Tip ‘wist de stijl en woordkeus van Van Kampen zó na te bootsen’, dat lezers nooit in de gaten hebben gehad dat Tip soms Van Kampen verving’, schrijft Henny Coomans over hem. Tip heeft met ‘Het kattenconcert’ laten zien dat ook hij een badinage kan schrijven. Het valt uit de toon bij zijn overige gedichten.

Tip Marugg, getekend door Oscar van Kampen in het satirisch tijdschrift Lorito Real, september 1952

Tweede periode

‘In het Papiamentu schrijft Marugg spontaner, directer, minder surrealistisch dan wanneer hij het Nederlands hanteert,’ schrijft Igma van Putte-de Windt in een artikel dat in 1991 is verschenen. (Zie de link hieronder.) Als ik de eerste strofe

van ‘Moment embryoné’ lees, in de Nederlandse hertaling ervan, waarin staat

Je jubelde en schommelde,
in de schoot van engelen,
maar uit de ruïne die je naliet
zal ik allicht opkrabbelen.

dan maak ik hieruit op dat de ik tegen Jezus praat, die een onvredige wereld achterliet, maar de ik accepteert het en gaat verder. (Overigens, een zijweg ingaan, wie heeft al vergeleken hoe de twee vrienden-auteurs Boeli van Leeuwen en Tip Marugg de Bijbel interpreteerden, over Christus-Jezus dachten? Ik gooi een balletje op: Boeli begreep niet hoe God het onrecht in de wereld kon toestaan, Tip aanvaardde het. Boeli was van de blauwe knoop, Tip had contact met de (heilige) geest, maar kon het licht niet aan; hij koos voor de ‘djinn’ uit de fles.)

Terug naar het gedicht, waarvan de derde strofe luidt:

Ik vrees dat een vreemdeling
voorbijkomt, die een ster
steelt uit het ontzielde grijnzen
van mijn doodsstrijd.

Geniet eerst van het (begin)rijm van de drie woorden met een v-, en de twee die met  st- beginnen. Vervolgens van de doodsstrijd, want de ik vecht vóór het leven, tegen de dood. Associeer de sterren, waarmee? met het grijnzen of/en met de strijd. Hoe mooi is een gedicht waarin het mogelijk is om die ster zowel bij het een als bij het ander te laten horen. Ga als bij een abstract schilderij of bij een modern muziekstuk mee met de verschillende mogelijkheden, de vervormende wolken van zielenvreugde. En kijk dan wat er in de vierde, en laatste, strofe gebeurt:

Een loflied kan ik niet zingen
maar mijn ziel kan openbreken
en het beeld van God oproepen
in de trillingen van mijn woorden.

Versta hoe de regels en woorden trillend het beeld (niet een, maar het beeld) van God tevoorschijn oproepen, wanneer de ziel van de ik bevrijd is. Je hoeft dit niet te begrijpen, als je het maar ziet, ervaart of weet.

‘Spel’ van Tip Marugg in de Stoep van februari 1950. Merk de grap op in regel 1. 

Ik durf geen uitspraak te doen over het verschil, of de gelijkenis, tussen de gedichten die hij oorspronkelijk in het Papiamentu en in het Nederlands schreef. Het hangt denk ik ook af van welke moedertaal de lezer heeft en factoren als het volume van de woordenschat, de hoeveelheid betekenissen van een en hetzelfde woord.

Het klankspel met de letters a,b en l in ‘Mundu kòrá’ is in het Nederlands (‘Rode wereld’) verdwenen. De ruimte voor dit artikel staat niet toe het hele gedicht te citeren, laat staan de Nederlandse hertaling ernaast, maar laat de volgende regels klinken, lettend op die drie letters, die ik voor deze gelegenheid vet laat afdrukken.

M’a lora den lodo di santana
i m’a skupi bala di mester,
pero ki balor
bala di kabana
ni orashon tin
ora balansa mes ta
basi?
Si lodo no por laba
desengaño ni doló
ku nubianan ta forma
i ta alabá,
(…)

‘Rode wereld’ van Tip Marugg, vertaald door Aart G. Broek en Tip Marugg in Preludium, jaargang 6, nr. 4. Vertaling van ‘Mundu kòrá’.

Overigens is in dit gedicht weer sprake van een gebed. Ook in het derde gedicht van deze periode ‘Desepshon’ is de ik op zijn knieën gegaan, nu voor de zon, het symbool voor God, of een god. Leuke discussie over wat er verstaan kan worden uit de smeekbede ‘Kimami!’ (‘Verbrand me!’). Wil de ik dood, of een donkerdere kleur?

Derde periode

Van zon naar zoon is één letter meer. Het nieuwe element in de gedichten vanaf 1976, Tip is dan 53 jaar, is de zoon, en de vader-zoonrelatie. In het ene gedicht staat ‘dan ben ik de pedofiele vader’, in een ander ‘het verzonnen dunne lijfje/ van de zoon aan mijn zijde:’, of ‘ik had vannacht veel aanloop/ voorkinderen vol onbezonnen hoop’, of in een heus sonnet begint de eerste strofe met ‘zoonlief, ik heb je jeugd een jobsgezicht gegeven,’ en de tweede strofe met ‘woord wordt vlees’, hé, een sterkere allusie met Johannes 1:14 is niet denkbaar. Maar een gedicht verder is ‘mijn zoon een kinderlijk/ kinderlijk zijn vader’. Ook in 1985 nog vinden we de zoon terug, in het gedicht geschreven voor Dorothy ‘kasá di mi amigu Boeli’ waarin in de tweede strofe sprake is van ‘e bírgen ku barika’ (de maagd in blijde verwachting) en de laatste strofe luidt:

solamente
un hòmber i un puta
i yu di e bírgen
huntu ku nan

dat is de ik-persoon, de Dominicaanse prostitué en de gekruisigde Jezus aan de muur.

Ook dat jaar, in ‘Met een machete’, hakt de ik ‘een zuidvrucht/ in tweeën/ mijn tropenzoon middendoor’.

De zoon komt in lang niet alle gedichten van de derde periode voor. Ook de gedichten in deze periode zijn heel divers. Soms heeft een er plots eindrijm:

den lus enfermiso di luna
kolónan di mi isla a bai
sin konsuelo sombra ta kai
riba suela ku no por duna
kargá ku e peso di anochi
un tera rondoná pa laman
no por konta riba mañan
porta a sera ya pa tur skochi
ku kurason kla pa mata
mi ta sigui soña i rei
un isla ku tabat’ei
kosnan ku por tabata

Omarmend rijm, rima brasá, voor sommige mensen rijmt ‘rei’ niet op ‘tabat’ei’ -qua uitspraak is [rij] anders dan [eej]- maar anderen maken geen klankverschil tussen die twee [rij-tij]. Trouwens, is dit Papiamentu gedicht ‘minder surrealistisch dan wanneer hij het Nederlands hanteert’? Ik vermoed dat Igma van Putte-de Windt die vlieger niet altijd laat opgaan.

Ach, eigenlijk is dit artikel onmogelijk lelijk naar de dichter toe. Ik zou wel per gedicht een artikel willen schrijven om eer te doen aan de waarachtigheid van de meeste. Natuurlijk heeft Tip ook veel humor, zo gebalanceerd is hij wel, getuige dit versje:

Een deel van mijn leven dan
is geheel naar wens verlopen.
Ik heb Jan en Alleman
weten te ontlopen.

Omdat er nog zoveel meer te genieten valt en te verstaan -‘De Lilith’ en ‘gen. vier’ bijvoorbeeld- laat ik abrupt de relatief kleine collectie gedichten nu voor wat het is.

Vaststaat dat Tip ondanks het leven waarachtig wilde leven. Wat hij over ‘Het naamloos verhaal’ van Henri Scholliers schrijft, zegt iets over zijn eigen acceptatie, al dan niet gelaten. ‘Het is de begrijpelijke vlucht van een arme menselijke geest in een kapot lichaam, voor wie elke hoop op aards genot of geestelijk genoegen is te pletter gelopen op zijn eigen onwil zijn mismaakt leven als leven te aanvaarden.’ (La Prensa, 5 oktober 1949) Of wat hij in datzelfde artikel schrijft over de gedichten van Charles Corsen: ‘Corsens barokke stijl en zijn bizarre beelden mogen bij de eerste lezing van zijn gedichten misschien hinderlijk lijken, doch des te groter is het genoegen dat men later smaakt wanneer men vertrouwd raakt aan zijn originele beeldspraak en daardoor bij elke herlezing nieuwe schoonheden ontdekt.

(…) De jonge dichter heeft de moed zich een weg te banen naar een nieuwe werkelijkheid, waarin het collectieve sentiment heeft afgedaan, om plaats te maken voor de heerlijke individuele vereenzaming. Of is het juist een poging om te ontkomen aan de individuele vereenzaming?’ Dus weg met het ‘collectieve sentiment’, de dichter die klaagt over het niet begrepen of geliefd zijn, het in de steek gelaten gevoel bezingend. Hoe anders is het besef van eenzaam te zijn in je enigheid, zonder te pruilen. 

Tot slot een opmerking over hoe antillianist en hoogleraar theoretische literatuurwetenschap professor doctor Jaap Oversteegen in zijn artikel ‘Antilliaanse listen’ (1991) Tip Marugg leest. Zijn verhaal gaat over de vraag of Tip en andere Antilliaanse schrijvers bezig zijn om aan de Europese Nederlandse lezer te denken als ze schrijven. Zou Oversteegen hebben begrepen wat Tip in 1949 heeft geschreven? ‘Onder de titel ‘De kunstenaar in de maatschappij’ verscheen in Uw blad van vrijdag [27 mei 1949] een artikel van de hand van prof.dr. G. van der Leeuw [minister van Onderwijs in 1945-46], waarin de schrijver een waarschuwend woord richt tot de kunstenaar in het algemeen en hem aanraadt zijn sociale instelling te veranderen en lid van de maatschappij te willen zijn, wil hij volledig erkend worden als lid van de gemeenschap. Wij kunnen niet nalaten hierbij een waarschuwend woord te richten tot de niet-kunstenaars en hun aan te raden hun sociale instelling zodanig te veranderen dat de kunstenaar als erelid van de maatschappij wordt geaccepteerd, wil de gemeenschap erkend worden door de kunstenaar.’ (La Prensa, 30 mei 1949)

‘Cartomantica’ van Tip Marugg in de Stoep van februari 1950.

In zijn artikel haalt Oversteegen ook het gedicht ‘Cartomantica’ van Tip aan en zegt dat hij geen taal kent ‘waarin dat woord zo voorkomt’. Eigenaardige opmerking, want in het Spaans wordt een vrouw die kaarten legt en uitlegt zo genoemd. In het gedicht wordt ‘Eros’ genoemd en in de volgende versregel gaat het verder:

Tussen twee paardenpoten door
had de avondwind gewaaid
tot op mijn ruige borst.

Oversteegen interpreteert dat die poten van de ik-figuur zijn en slaat dan op hol met zijn interpretatie. Maar de dichter schrijft niet dat de twee paardenpoten van de ik zijn. Wie weet loopt de ik naast een paard, of wellicht is er een verband tussen het paard en het ros uit de vorige regel. Wat had Tip ook alweer over de gedichten van L.T. gezegd? Niet te begrijpen, wel te verstaan.

Eerder verschenen in Kristòf jaargang XXV-2, 2024 en in Antilliaans Dagblad 16 en 23 december 2024

Lees het artikel van Marion Snetselaar via deze link https://www.dbnl.org/tekst/rutg014drie01_01/rutg014drie01_01_0029.php 

en dat van Igma van Putte-de Windt hier https://www.dbnl.org/tekst/rutg014drie01_01/rutg014drie01_01_0030.php 

en dat van Jaap Oversteegen hier https://www.dbnl.org/tekst/rutg014drie01_01/rutg014drie01_01_0003.php 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter