Tetary en Kajol
Wat een vraag! Moet ik daar echt op ingaan?Die vraag werd me gesteld toen ik aan vrienden een demo-versie liet zien van de nieuwe gedramatiseerde documentaire die OHM Nederland heeft laten maken over Tetary. Vincent Soekra deed de regie. Aijaz Khan van SKY televisie nam het camerawerk voor zijn rekening en ik maakte het script.De documentaire behandelt een bijzondere episode uit de geschiedenis van Suriname: de periode van contractarbeid en met name de opstand op werkkamp Zorg en Hoop in 1884. In het kader van de herschrijving van de geschiedenis gebruiken we het begrip werkkamp in plaats van plantage, omdat werkkamp een preciezere aanduiding is van de plek waar mensen onder dwang tewerkgesteld worden. Plantage heeft een romantische [sic] aureool.
Dit jaar is het 140 jaar geleden dat de eerste contractarbeiders aankwamen in Suriname om te zwoegen op de werkkampen waar vroeger tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben gewerkt. De opstand op werkkamp Mariënburg is bekend. Die van Zorg en Hoop is vergeten. Bij die opstand zijn zeven mensen vermoord onder wie Tetary, een jonge moeder van 24 jaar. Tetary was de enige vrouwelijke leider in de veertig opstanden die tussen 1873 en 1916 zijn geweest op de werkkampen in Suriname. Ramjanee was de andere leider van de opstand op Zorg en Hoop.
Het verhaal wordt geïllustreerd met dramatische scènes die gespeeld worden door 25 jonge acteurs. Kajol Tahdil speelt Tetary en Ryan Dial speelt Ramjanee. Soerin Goerdayal is de wrede sardar. Na het zien van de documentaire krijg je een grondige hekel aan de man. Historica Tanya Sitaram draagt het hele verhaal met haar vertelling over Tetary en contractarbeid. Tanya is een nieuwe expert op het gebied van de Hindostaanse geschiedenis.
De vraag die ik kreeg was vanwege Kajol. In de Indiase film-industrie is Kajol de naam van een bekende beeldschone actrice, vergelijkbaar met Aishwariya Rai. Onze Kajol (Tahdil) woont in Suriname. Net als de Indiase Kajol is onze Kajol ook beeldschoon en foto- en filmgeniek. Ze spettert van het witte doek af.
Dus toen ik de documentaire liet zien, was de eerste reactie van mijn macho vrienden: “Dit is niet realistisch. Konden jullie geen lelijke vrouw casten.”
Ik: “Maar waarom zouden de Hindostaanse vrouwen tijdens contractarbeid lelijk zijn?”
Op één of andere manier is het beeld van onze voorouders van lelijke haveloze sloebers. Dat beeld klopt niet. Ze waren mooie haveloze sloebers.
Schoonheid zit niet in de kleren, maar in de geest.
Ik snap wel wat mijn vrienden bedoelen. Als je een gedramatiseerde documentaire maakt die gebaseerd is op ware gebeurtenissen, hoe realistisch moeten dan de drama-scènes zijn? Voor makers van zulke documentaires is het altijd een afweging tussen de feiten die bekend gemaakt moeten worden en de manier waarop dat moet gebeuren.
Neem het verschijnsel van de straffen op de plantages. Eén beeld zegt meer dan duizend woorden. In de documentaire laten we zien hoe contractarbeiders gestraft werden met zweepslagen. Voor het eerst wordt getoond hoe een Spaanse bok wordt gebonden. De Spaanse bok werd niet alleen tijdens slavernij toegepast, maar ook tijdens contractarbeid en werd kromboei genoemd. De touwen, de stok die tussen de benen gaat, het mondstuk waarmee de mond wordt gebonden. Dat is gebaseerd op feiten. Maar de straffen werden tijdens contractarbeid niet op de plantages uitgevoerd. Om productie-technische en dramatische redenen hebben we de straffen laten uitvoeren in het bijzijn van de arbeiders die moeten toekijken als hun lotgenoot gestraft wordt.
Mag dit? Is het niet in strijd met de waarheid?
Iedere documentaire-maker zal zeggen: natuurlijk mag het. Om de emotie van het straffen te tonen is het van belang om een scène te maken die de omstanders laat toekijken en die emotie uitdrukken.
De emoties en de straffen zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen, de locatie niet.
Een lastig dilemma? Nee, eigenlijk niet. Iedere kijker kan dit begrijpen.
De documentaire is een stuk herschrijving van de geschiedenis. Dat gebeurt niet alleen in boeken, maar ook op het witte doek en televisiescherm.
De documentaire wordt vertoond in het nieuwe deel van het Lalla Rookh Complex (gebouw 2, ballroom). Daar is ook het gebouw van het museum. Het museum is nu leeg. De grote uitdaging voor de toekomst is het vullen van het museum. Ik ben geweldig trots op de jongens van NSHI. Het geheel is tot stand gekomen zonder overheidssubsidie. Het is volledig gefinancierd uit eigen middelen die verkregen zijn door eigen inspanning. Het overgrote deel van de inkomsten bestaat uit de verhuur van het eerste gedeelte. Het overige deel is afkomstig uit sponsoring van het bedrijfsleven.
Het museum is deel van ‘public memory’, de manifestatie van geschiedenis (en daardoor van identiteit) in de publieke ruimte. Mijn goede vriend professor Stephen Small van de University of California Berkeley [Small is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam – red. CU] is een specialist op dit gebied. Stephen is één van de keynote sprekers op de komende conferentie over slavernij en contractarbeid. Hij was één van de curatoren geweest van het Slavery Museum in Liverpool. Hij heeft veel onderzoek gedaan in Amerika naar ‘slaven’-musea en naar public memory.
’s Ochtends is hij bij de opening van de conferentie en ’s avonds zullen hij en ik een lezing houden in Lalla Rookh met de titel “Public memory and Indentured Labour. The history of indentured labour in museums and public places”. Hij vertelt het algemene plaatje en ik maak de koppeling met contractarbeid.
Eén van de objecten die in het museum tentoongesteld zullen worden zijn foto’s. Ik heb de afgelopen weken foto’s opgestuurd gekregen van diverse mensen. Eén foto is gemaakt door de secretaris van de gouverneur in 1911. Het is een collage van vier foto’s waarop te zien is hoe Hindostaanse contractarbeiders zich voorbereiden op de terugkeer naar India. Ze laten hun kleren drogen bij het Onafhankelijkheidsplein. Ze lopen in een groep naar de kade. Heel indrukwekkend.
Een andere foto is van de processie bij de 50-ste ‘viering’ (vandaag zeggen we: de herdenking) van de afschaffing van slavernij in 1913. Bij die processie is een Hindostaanse praalwagen te zien getrokken door een ezel.
NSHI zal nog met een oproep komen naar de gemeenschap om oude foto’s en objecten beschikbaar te stellen t.b.v. het museum. Daarmee zal het nieuwe verhaal over de geschiedenis van Hindostanen verteld worden.
Ik kreeg onlangs ook een foto-verrassing. Ik wil bij de première van Tetary een tastbare herinnering tonen aan mijn grootouders door me op die dag te kleden zoals mijn grootvader dat gewoon was te doen, met een dhoti en pagri. Naar aanleiding van die aankondiging in Starnieuws kreeg ik een foto toegestuurd van iemand die ik niet kende, John Ramnandanlal. Het foto was gemaakt in 1970. Vertederend mooi. Ze staan naast elkaar in een foto studio, mijn aja en aji. John had zijn telefoonnummer in Suriname achtergelaten op de achterkant van de foto. Ik belde hem op om te bedanken voor de grote verrassing en te vragen hoe hij aan die foto kwam. Het bleek dat hij vlak bij mijn grootouders had gewoond in de Van Drimmelenpolder in Nickerie.
Op de foto was te zien hoe mij aja zijn dhoti en pagri droeg. Kennelijk heb je daar verschillende manieren van dragen. Ik vroeg mijn vrienden van NSHI: wie kan me helpen om dat ding te wikkelen zodanig dat straks niet de hele zaak van mijn lijf valt en mijn dikke buik en alles daaronder bloot komt te staan. Niemand wist hoe die specifieke stijl van mijn aja te binden. Totdat Jan Soebhag zich aanmeldde. Hij weet het. Ik vertrouw op hem….
p.s. De documentaire Tetary wordt om technische redenen verschoven naar zaterdag 8 juni van 18.30-22.00 uur. Het programma bestaat uit de vertoning gevolgd door een paneldiscussie.
De lezing van Stephen en mij is op donderdag 6 juni van 19.30-21.00 uur. Beide evenementen vinden plaats op het Lalla Rookh Complex, Ballroom, gebouw 2.