blog | werkgroep caraïbische letteren

Televisiedebat en indianenverhalen (2)

door mr.dr. W.R.W. Donner

Verspreiding

Goud vind je bijna overal. Afrika had (heeft) veel goud. Een Italiaanse geschiedschrijver vermeldt, dat een keizer van Mali, genaamd Mansa Musa, die regeerde van 1312- tot 1337, in 1324 een hadj ondernam naar Mekka. Hij nam 100 kamelen mee die elk 100 kilo goud droegen. Dat zou in tegenwoordige waarde zowat 450 miljoen dollars hebben opgebracht. Sommige schrijvers noemen zelfs hogere bedragen op basis van de hoeveelheid goud die een kameel kan dragen.

 

ElMina_AtlasBlaeuvanderHem

Het kasteel van El Mina aan de Goudkust (Ghana) (Atlas van Blaeu)

Ghana heette vroeger Goudkust. Er waren veel goudmijnen in dat land. Een bron zegt hiervan het volgende: Initially, the Gold Coast did not participate in the export slave trade, the Akan purchased slaves from Portuguese traders operating from other parts of Africa, including the Congo and Benin in order to augment the labor needed.
De Portugezen gingen niet zelf op slavenjacht. Ze kochten de slaven van de Afrikaanse vorsten vooral in Benin. Die waren niet zo bezopen als we in Suriname wel denken door ze te verkopen tegen spiegels en kralen. Ze ontvingen wapens, servies, textiel en brandewijn. Ook kralen, maar als men denkt dat de Afrikaanse verkopers genoegen namen met alleen kralen denkt men wel erg primitief. Een van de Afrikaanse vorsten had een leger van bijna veertigduizend manschappen die hij beslist niet betaalde met kralen. Ze voerden steeds stammenoorlogen op het continent net als nu. De krijgsgevangenen werden verkocht aan de Portugezen die ze in eerste instantie verkochten aan de Ghanezen om in de goudmijnen te werken.

 

De Nieuwe wereld

Vooral de ontdekking van Amerika bracht veel goud in Europa. De Indianen zagen het metaal als de tranen van de zon en hadden daar in sommige landen een grote verering voor. Ook daar werden slaven, indiaanse in dit geval gebruikt in de mijnen. Ook daar werd men slaaf als gevolg van stammenoorlogen maar ook als de oogst mislukte en men zichzelf verkocht. De Spanjaarden zetten het systeem op andere wijze voort. De paus had hun het continent geschonken op voorwaarde dat ze de heidenen tot het ware geloof zouden brengen en daarvoor moest betaald worden met arbeid. Bovendien weigerden de Indianen belasting te betalen aan de koning (geef aan de koning wat hem toekomt) en moesten daarvoor gestraft worden met arbeid.

 

Muntslag

Het probleem met goud is, je moet bij de ontvangst van een hoeveelheid daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van nuggets, niet alleen steeds het gewicht maar ook het gehalte vaststellen. Toen kwam een slimme koning in klein Azië op de gedachte om munten van gelijk gewicht en gehalte te slaan. De gewoonte verspreidde zich snel over de verschillende landen. Bijna alle potentaten vonden het interessant om hun tronie op een munt te zien en voor een klein bedragje mocht je met je goud naar de munt gaan om daar munten van te maken. Je kreeg allerlei soorten munten: dubloenen, peso’s, peseta’s, guldens, etc. Elke soort met een eigen gewicht en gehalte.
Munten kunnen echter worden vervalst. De enigen die konden vaststellen of een munt vervalst was of wat de waarde was van een peso tegenover een dubloen, waren natuurlijk de goudsmeden die de hele dag met goud omgingen om sieraden te maken.

 

dubloen

 

Bewaarbriefjes
Toen begonnen de dingen. Als iemand gouden munten ontving toog hij naar de goudsmid om vast te stellen of hij niet belazerd werd. Op een gegeven moment zei de goudsmid: “Man, laat je munten toch hier bij mij achter tegen een kleine vergoeding als bewaarloon. Ik geef je een bewijs dat je zoveel goud bij me hebt staan. Je kunt any time je goud terughalen.”
Deze bewaarbriefjes gingen een eigen leven leiden. De ontvangers lieten de munten gewoon liggen bij de goudsmid vooral als die een goede naam had. Om het circuleren nog gemakkelijker te maken werden bewaarbriefjes van vaste waarde afgegeven. Ze kregen de naam van banknoten die dus naast goudstukken circuleerden. Beweerd wordt dat de naam werd ontleend aan de toonbank, waarop de weegschalen e.d. van de goudsmeden rustten.
Geldcreatie
De goudsmeden ontdekten dat de mensen die een dergelijke banknoot/bewaarbrief ontvingen, die dus recht gaf op een vaste hoeveelheid goud, hun goud niet kwamen opeisen maar gewoon lieten liggen. Zo bleven ze met de munten in hun kluizen zitten. Slimmeriken bedachten toen het volgende: wat belet ons om meer banknoten uit te geven en daarvoor een vergoeding te krijgen. Toen was het hek van de dam. Je hebt eerlijke mensen en oneerlijke mensen. Je hebt waaghalzen en voorzichtige mensen. Sommige goudsmeden gaven ontzettend veel van die dingen uit. Er kwamen meer banknoten in circulatie dan er goud in de kluizen lag. Sommige goudsmeden maakten het wel erg bont.Er hoefde maar een gerucht de ronde te doen, bijvoorbeeld de goudsmid zal binnenkort gaan scheiden en iedereen ging zijn banknoten inruilen. Je kreeg een zogenaamde run en de goudsmid was niet in staat om aan een ieder goud terug te geven.

surinaamse-postzegel
Ingrijpen
Overal moest de overheid ingrijpen. (er is niets nieuws onder de zon. De overheid moet nu weer in veel landen ingrijpen in het bedrijf van de bankiers). Het recht om banknoten uit te geven werd aan de goudsmeden/bankiers ontnomen. Een enkele bank werd aangewezen om gouden munten in bewaring te nemen en daartegenover bankbiljetten uit te geven. Deze bank werd circulatiebank genoemd. In ons land had eerst de Particuliere West Indische Bank, opgericht in 1828, dat recht. Die ging snel op de fles. Daarna kreeg de Surinaamsche Bank (1865) dat recht. In onze tijd (1957) werd de Centrale Bank opgericht met dat exclusieve recht. Alle centrale banken kregen als instructie mee: denk eraan je mag maar hoogstens zoveel maal meer bankbiljetten uitgeven dan je goud in je kluis hebt. Men ging spreken van dekking.

 

 

Commerciële banken

De goudsmeden die van hun job beroofd waren gingen zich commerciële of handelsbanken noemen. Ze waren ook niet gek. Ze zeiden aan de mensen: waarom zou je rondlopen met bankbiljetten op zak. Je kan overvallen of beroofd worden. Ik zal het geld voor je bewaren in mijn kluis. Hier heb je een chequeboek waarmee je betalingen kunt verrichten.
Een Antilliaan berooft een man op straat. Die is echter judoka en slaat de Antilliaan tegen de grond.’Help, politie!” roept die. Dat is natuurlijk een mop. Ik kan het gewoon niet laten.

goudsmid

 

Geldcreatie

Aanvankelijk namen de bankiers de bankbiljetten in bewaring tegen een kleine vergoeding als bewaarloon. Maar toen ontdekten ze dat weinigen ze kwamen ophalen. De mensen betaalden elkaar gewoon per cheque. Dit noemt men giraal geld. In het ene land meer in het andere land minder. (Dat is uiteraard bepalend voor de vraag hoeveel bankbiljetten een bank in huis moet hebben om aan de vraag naar chartaal geld – baargeld, cash –  te voldoen. Daar kom ik later over te spreken.)

 

Wat doen slimme bankiers die altijd een oog gericht hebben op hun tantièmes? Ze gaven meer chequeboekjes uit dan ze bankbiljetten in hun kluizen hadden. Dit noemt men geldcreatie. Geld creëren uit het niets. We kregen deze situatie. Met een hoeveelheid goud werd door de circulatiebanken, meestal in elk land slechts één (alleen in Amerika meerdere), een grotere hoeveelheid bankbiljetten in omloop gebracht. Ze moest door de wet aan banden worden gelegd Men noemde dit dekking. Zoveel mag je aan bankbiljetten uitgeven of zoveel procent van de hoeveelheid bankbiljetten die je uitgeeft moet in goud aanwezig zijn. Want op de bankbiljetten stond: dit biljet is in goud inwisselbaar. Ze kreeg een extra opdracht. Je moet de handelsbanken in de gaten houden. Je moet ze zeggen hoeveel bankbiljetten ze in kas moeten hebben om aan de deposanten te kunnen geven als die hun geld komen terughalen. Men noemde dit liquiditeit. Bij centrale banken dus dekking, bij handelsbanken liquiditeit.

 

gold-standard

Gouden standaard
De toestand waarbij goud in de kelder of de kluis van de centrale bank ligt en de basis vormt van de geldcirculatie werd aangeduid als gouden standaard. Met een kleine hoeveelheid goud kreeg je een enorme hoeveelheid bankbiljetten in circulatie. Een deel van de bankbiljetten ging naar de handelsbanken en ging daar weer de basis vormen voor een geweldige hoeveelheid chequegeld. Men ging spreken over een omgekeerde kredietpiramide.
Makkie
De presidenten van de centrale banken hadden een makkie. Ze behoefden slechts ‘s morgens in hun kluizen te kijken om te zien of het goud er nog lag. Ze mochten alleen aan de overheid geld lenen dus ze hadden weinig te doen. De president van de centrale bank van de Antillen zei aan me toen ik mijn proefschrift schreef: “Ik vraag ‘s morgens aan mijn secretaresse of er iets bijzonders is en ga dan aan het strand liggen.” De directeuren van de handelsbanken hadden het een klein beetje moeilijker. Ze moesten geld uitlenen en dus moesten ze de kredietwaardigheid van de cliënten bestuderen en kunnen beoordelen. Men noemde dit actieve kredietpolitiek. Ze moesten vervolgens hun kas in de gaten houden om er voor te zorgen dat er genoeg geld lag om aan de vraag te voldoen als iemand behoefte had aan cash. Tegen het eind van de maand zaten ze steeds cliënten op te bellen om over de brug te komen met wat geld.

11329741_893284560710650_3534892483520340039_n
Onverwacht
Maar dan gebeurde er plotseling wat. Het economische leven wemelt van die onverwachte ongewisse gebeurtenissen. Ik geef een gestileerd voorbeeld. Een centrale bank heeft 10.000 eenheden aan goud in haar kluizen. Heeft ze gekocht van een goudzoeker en betaald met bankbiljetten. Ze mag volgens de wet op basis van de 10.000 eenheden 40.000 eenheden aan bankbiljetten uitgeven. De overblijvende 30.000 had ze aan de overheid geleend want ze mag geen geld lenen aan particulieren. En de bankpresident moet ook betaald worden uit de rente die ze ontvangt. De dekking is volgens de wet 25 procent. Hiervan waren 10.000 bij de gewone banken terecht gekomen en 30.000 eenheden waren blijven circuleren. De banken hebben met de 10.000 die ze ontvangen hebben van allerlei mensen en bedrijven ruim honderdduizend aan cheques in omloop gebracht. Ze vinden een liquiditeitspercentage van 10 procent meer dan voldoende.
Dan komt een kink in de kabel. Iemand stapt binnen en zegt: ik heb goud nodig ter waarde van 2000 eenheden vanwege een machine die ik in Frankrijk heb gekocht. De Fransozen willen ons geld niet hebben. Ze verlangen francs of goud om francs daarmee te kopen.
De bankier zegt: goud kan ik je niet geven. Dat zit allemaal bij de centrale bank. Weet je wat. Ik zal je 2000 aan bankbiljetten geven waarmee je naar de centrale bank moet stappen om daarvoor goud te vragen. Ze zijn verplicht je goud te geven (vroeger stond op alle bankbiljetten dat ze inwisselbaar waren tegen goud). De centrale bank geeft de man het goud. Hij verscheept het naar Frankrijk (in de praktijk deed men dat niet zelf maar liet het doen door arbitrageanten die deze jobs uitvoerden). De volgende dag zegt de man die over de kluis gaat aan de bankpresident: “Meneer de president, de goudvoorraad is geslonken. We hebben maar 8000 in voorraad.”
“Jezus Miena,” zegt de president, “we krijgen mot met de overheid. We mogen met 8000 goud 32.000 aan bankbiljetten uitgeven. Niet meer. Als we de 2000 die die vent heeft gebracht om het goud te kopen aftrekken, zitten we met 38.000 in circulatie. 6000 teveel.”
Hij belt de minister van financiën op. “Luister es excellentie, ik heb je 30.000 geleend. Je moet 6000 cito terugbetalen.”
De minister zegt: “Hoe? Heb ik toch niet?” Ze kreeg haar graad van de Anton de Kom-universiteit en heeft les gehad van een dame die nooit van mij gehoord heeft anders had ze een artikel van mij te lezen gekregen verschenen in Social and economic studies van de University of the West Indies, getiteld ‘Central Banking in Suriname’ waar ik deze zaken uit de doeken heb gedaan. Het artikel had ze ook kunnen vinden op internet.
“Dat is jouw zaak,” zegt de bankman die geen hoge pet op heeft van de economisten die aan onze universiteit zijn afgestudeerd.. “Daar bemoei ik mij niet mee. Verhoog de belastingen. Ga naar autodealers. Laat ze een opgave verstrekken van de mensen die dure auto’s kopen en onderzoek of die wel belasting betalen. Jaag een paar van je ambtenaren weg. Ze lopen toch in de weg. Ook kan je schatkistpapier verkopen aan het publiek met een mooie rente. Zo onttrek je geld aan de samenleving om mij terug te betalen. Waarom lees je het essay van dr.Donner niet, verschenen in Social and economic studies van de University of the West Indies? Je kunt niet van mij verlangen dat ik je colleges ga geven hoe je je job moet uitvoeren.”

 

[wordt vervolgd]

1 comment to “Televisiedebat en indianenverhalen (2)”

  • Verwijderd door redactie vanwege ontbreken van volledige (voor- en achter)naam

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter