blog | werkgroep caraïbische letteren

Ted Hughes & Sylvia Plath: ten onder gegaan in de modderstroom van onwaarheid

door Marieke Visser

Ik begin maar met een biecht. Jij zegt het stond niet erg hoog op mijn verlanglijstje. De hedendaagse Nederlandse literatuur volg ik al een tijd niet meer op de voet – voor zover ik dat ooit gedaan heb – en ook met de gelauwerde auteur Connie Palmen heb ik geen innige band. En een roman die gebaseerd is op de werkelijkheid, een soort zo-zou-het-gebeurd-kunnen-zijn-biografie, daar heb ik over het algemeen veel moeite mee. Als het onderwerp dan ook nog eens het tragische leven van mijn jeugdidool schrijfster Sylvia Plath en haar echtgenoot schrijver Ted Hughes betreft, twee mensen die ik al ‘volg’ vanaf mijn vijftiende, dan moet het vreemd lopen als het dan toch nog wat wordt, tussen dit boek als verhaal en mij als lezer …

 

Uiteindelijk laat een vriendin het boek voor me achter en sla ik het toch een keer open, op een zeldzaam moment van rust en ledigheid. En word meteen het verhaal ingezogen. Door schrijfster Conny. Door personage Ted. Door schrijver Ted? Door de woorden. Door het verhaal.

‘Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik. De afgelopen vijfendertig jaar heb ik met een machteloos afgrijzen moeten aanzien hoe onze echte levens bedolven raakten onder een modderstroom van apocriefe verhalen, valse getuigenissen, roddels, verzinsels, mythen, hoe onze ware, complexe persoonlijkheden werden vervangen door clichématige personages, vernauwd tot simpele imago’s, op maat gesneden voor een sensatiebelust lezerspubliek.
En dan was zij de broze heilige, ik de brute verrader.
Ik heb gezwegen.
Tot nu toe.’ [p. 7]

‘Jij zegt het’ vertelt het verhaal over Sylvia Plath en Ted Hughes vanuit het perspectief van die laatste. Het is – voor literatuurliefhebbers van mijn generatie – een bekend verhaal. Althans: zoals het verteld wordt vanuit Sylvia’s positie, als slachtoffer van de overheersende vrouwenversierder Ted. In ‘Jij zegt het’ kijken we door de ogen van Hughes. Dat is even confronterend. Ook ik ben vanaf mijn eerste kennismaking met Sylvia Plath meegegaan in die modderstoom die beschreven wordt in de passage hierboven. Ben ik er niet alleen gemakzuchtig in meegegaan, maar erger nog, heb ik er ook aan bijgedragen? En hoe onbevatbaar veel modderstromen zijn er niet ontstaan door onze hedendaagse manier van communiceren, door onze zucht naar sensatie, onze drang om te oordelen en te veroordelen? Is de aarde bedekt met een dikke verstikkende pruttelende drab tokotoko waarin de ‘echte’ verhalen van ‘echte’ mensen ten onder gaan?

 

Sylvia Plath is een jonge Amerikaanse schrijfster die studeert in Groot Brittannië als ze Ted Hughes ontmoet, een Engelse schrijver die veelbelovend is. De aantrekkingskracht is er meteen. Bij hun eerste ontmoeting schijnt Sylvia hem zo hard gebeten te hebben dat zijn wang bloedt. Een veroveringsbeet die een liefde bezegelt tot de dood erop volgt. In het boek van Palmen staat de terugblik van Ted op hun zeven gezamenlijke jaren centraal, vanaf die eerste ontmoeting, hun huwelijk en het uiteenvallen daarvan, en uiteindelijk de zelfmoord van Sylvia, waarna Ted achterblijft met hun twee jonge kinderen en Sylvia’s literaire nalatenschap. Die bestaat onder meer uit haar bekendste boek De glazen stolp, de dichtbundel Ariel en talloze dagboeken en briefwisselingen en notitieboekjes. Daarin leest Ted hoe Sylvia zoveel momenten in hun gedeelde levens geheel anders heeft ervaren dan hij destijds dacht.
Zeer fascinerend is de intieme inkijk die de lezer krijgt op het schrijfproces dat bij de twee echtelieden heel anders verloopt en wat zo een groot deel is van wat hen bindt. Ted streeft er naar als schrijver los te komen van het autobiografische en is voortdurend op zoek naar wat hij ‘het sacrale’ noemt. ‘Je moet durven springen, je houvast loslaten om uit te komen bij een echt zelf. De oorspronkelijkheid van een schrijver herken je aan de moed waarmee hij de sprong in de afgrond heeft gewaagd. En aan de diepte ervan.’ [p. 60]
Naarmate zij elkaar beter leren kennen concludeert Ted dat Sylvia niet wil afdalen in zichzelf. In zijn visie zoekt alles dat ontkend en onderdrukt wordt uiteindelijk een uitweg en keert zich dan tegen het leven; vernietigt het. Hij ziet hierdoor dat Sylvia’s ‘ware zelf’ niet naar buiten kan treden om haar schrijverschap vleugels te geven, maar ook voorvoelt hij het noodlot dat over hun relatie hangt als een steeds aanwezige en onvermijdelijke dreiging. Ted en Sylvia dansen als het ware een verstikkende dans, met elkaar verstrengeld als lianen die elkaar beurtelings wurgen dan wel lijdend voorwerp zijn. Ook de dood van Sylvia lijkt daar geen einde aan te maken. Ze houden intens van elkaar maar verdragen elkaar tegelijkertijd niet.
Palmen heeft een werkelijk prachtige schrijfstijl waardoor ik helemaal meegenomen werd. En meermalen de behoefte had om een passage te herlezen en er over te mijmeren. Het enige minpuntje vond ik dat de jaren na Sylvia’s dood waarin het noodlot opnieuw toesloeg in Hughes’ leven, werden afgeraffeld en samengeperst in acht pagina’s. Het was mij liever geweest dat dat deel dan helemaal was weggelaten.
Een gedachte die bij me opkwam is, hoe onontkoombaar het leven soms is. Meestal is het leven vooral zeer onvoorspelbaar en grillig. Maar soms, dan lijkt het alsof een levensverhaal dat van een afstand bekeken wordt, als een landingsbaan in de nacht oplicht, de eindbestemming onwrikbaar gemarkeerd. Met het verhaal van Ted Hughes had ik dat gevoel ook. Alsof het zijn noodlot was waaraan hij niet kon ontkomen. Dat droeg uiteindelijk bij aan een groter gevoel van mildheid naar zijn personage.

 

Palmen-Jij-zegt-het1
Wat me het meest raakte bij het lezen van dit boek is het besef dat elk mens een eigen verhaal heeft. En in elk geval: een eigen versie van het verhaal. Dat het ‘echte’ verhaal niet bestaat. Dat heeft me ook ‘verzoend’ met het feit dat dit een literaire weergave van werkelijk bestaande levens is. In de verantwoording achter in het boek laat Connie Palmen weten dat haar voornaamste leidraad de 88 gedichten van Ted Hughes zijn geweest die in de bundel Birthday Letters verschenen, tien maanden voor zijn dood in oktober 1998. Het is wel een mooie gedachte dat poëzie aan de basis ligt van dit boek waarin het verhaal misschien wel een groter personage is dan de mensen. Is dit nu een betrouwbare weergave van de werkelijkheid geworden? Is dit het ‘echte’ verhaal? Doet dat er toe? Jij zegt het.

Connie Palmen: Jij zegt het. Amsterdam, Prometheus, 2015. ISBN 978 90 446 2910 4

Fragment

‘Ik ben ervan overtuigd dat alleen de verbeeldingskracht ons in staat stelt een verbintenis te scheppen tussen onze donkere, soms angstaanjagende innerlijke wereld, en de objectieve, rationele wereld buiten ons, om wat gescheiden en tegengesteld lijkt met elkaar te verenigen, het mannelijke en het vrouwelijke, het goede en het kwade, het vernietigende en het scheppende. De ware dichters en schrijvers hebben in de geschiedenis van de mensheid niets anders gedaan dan in verhalen en verzen verslag doen van dit gevaarlijke, moeizame maar helende vermogen. We moeten oog in oog staan met onze monsters, de wolven temmen, in de doolhoven van onze ziel de Minotaurus zoeken en doden, want als we dat niet doen, doden ze ons. (…)
Ik luisterde naar haar wolven en was doof voor de mijne. Ik las haar drama en hield mijn script dichtgeklapt.’ [p. 128-129]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter