Tango Karibeño (3)
door Fred de Haas
Toussaint Louverture
Toussaint Louverture (François Dominique Toussaint, 1743-1803) , die zijn bijnaam ‘Louverture’ te danken heeft aan de bres (‘l’ouverture = de opening) die hij aan het hoofd van zijn soldaten in de gelederen van de koloniale Franse legers wist te slaan, diende eerst als ‘slaaf’ op een plantage waar de blanke plantagebeheerder hem leerde lezen en schrijven en onderwees in de plantengeneeskunde.
Toussaint, die op het landgoed koetsier en opzichter was, werd op zeker moment vrijgelaten en trouwde met een vrijgelaten ‘slavin’ die beschikte over grote landgoederen. Hij was dus een welgesteld landeigenaar voordat hij een politieke rol zou gaan spelen na de Franse Revolutie van 1789.
Hoewel er in artikel 1 van de Verklaring van de Rechten van de mens en de burger (Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen, 1789) duidelijk staat ‘de mensen worden vrij geboren en zijn gelijk in rechten’, hadden de blanken er in die tijd toch moeite mee dat dit ook zou moeten gelden voor de zwarte en gekleurde mens en beschouwden ze artikel 1 liever als iets voor intern gebruik. Volgens de ‘Verklaring’ moest de slavernij echter wel worden afgeschaft en dat deden de Revolutionairen dan ook. Helaas zou Napoleon in 1799 de slavernij net zo hard weer proberen in te voeren. Maar eerst zou er op Haïti (dat toen nog Saint-Domingue heette) een grote opstand tegen de Fransen uitbreken van de zwarte en gekleurde bevolking die eindigde met de overwinning van de opstandelingen.
Opstand
De blanke kolonisten op Haïti hadden er niet op gerekend dat ‘zwarten’ (volgens hen een inferieur ras dat niet tot denken in staat was) een opstand zouden kunnen organiseren. De Blanken hoorden wel getrommel in de nacht, maar dachten dat de Zwarten hiermee alleen maar hun frustraties afreageerden. De Fransen hadden er geen flauw idee van dat die bijeenkomsten bedoeld waren om de strategie van een opstand te bespreken en via getrommel berichten over te seinen.
In Bois-Caïman, Noord Haïti, werd de grote opstand tijdens een Vaudou ceremonie geïnitieerd onder leiding van de charismatische weggelopen slaaf (‘marron’) Boukman die aan het begin van de opstand sneuvelde. De Fransen onthoofdden hem en paradeerden in de straten van Cap Haïtien met zijn hoofd op een paal en een bordje waarop stond: ‘Hoofd van Boukman, leider van de rebellen’.
De zwarten staken als represaille plantages in brand en legden een groot deel van Noord Haïti in de as. De Fransen sloegen terug, fusilleerden en onthoofdden mensen waar ze konden. Overal langs de wegen van het Noorden zag je aan palen gespietste hoofden van zwarte mensen.
In die tijd begon de oorlogscarrière van Toussaint. Hij kreeg zijn bijnaam ‘Louverture’ en werd benoemd tot luitenant-generaal van de legers van de Spaanse koning. Spaanse koning? Ja, want het Oosten van het eiland (het tegenwoordige Santo Domingo) was namelijk in Spaanse handen en Spanje was in oorlog met Frankrijk. Het was dus alleszins begrijpelijk dat Spanje de zwarte opstandelingen graag steunde in hun strijd tegen Frankrijk.
Frankrijk dacht een uitweg uit de moeilijkheden te kunnen vinden door met één pennenstreek de halfbloeden (= mulatten) politiek en sociaal gelijk te schakelen met de Blanken en zodoende de opstandelingen (zwarten en mulatten) uit elkaar te spelen. Ook werden er hoge commissarissen naar Haïti gestuurd onder wie een zekere Sonthonax die besloot om de vrijheid en het Franse burgerschap aan te bieden aan alle zwarten die wilden vechten voor de Franse Republiek. Met succes.
Ook schafte de vrijheidslievende Sonthonax in 1793 de slavernij af, hoewel hij hiervoor geen toestemming had van de Franse regering. De Franse regering heeft later deze beslissing van Sonthonax echter wel bekrachtigd.
Toussaint, die tot gouverneur van het eiland werd benoemd, zorgde ervoor dat er een zwarte elite kwam die de blanke grotendeels verving en gaf de door de Franse kolonisten verlaten plantages aan zijn officieren. Sonthonax was inmiddels teruggekeerd naar Frankrijk en Toussaint was alleenheerser in Haïti. Hij onderhandelde over een handelsverdrag met de Verenigde Staten en Engeland, zeer tegen de zin van Napoleon, de eerste consul van het revolutionaire Frankrijk.
Napoleon
Spanje verloor de oorlog met Frankrijk en Toussaint stak in 1801 de Dominicaanse grens over om ook daar de slavernij af te schaffen en het land in bezit te nemen. Napoleon stuurt daarop een leger onder leiding van Generaal Leclerc naar Haïti om de slavernij weer in te voeren. Hij stuurt Toussaint vooraf een geniepig briefje: ‘Het is ons een genoegen om de grote diensten te erkennen en te verkondigen die u het Franse volk heeft bewezen. Als de Franse vlag wappert boven Saint-Domingue is dat aan u en de dappere Zwarten te danken’.
Leclerc gaat verwoestend te werk maar slaagt er niet in de troepen van Toussaint te verslaan. Leclerc verliest 12.000 man in twee maanden tijd. Hij sluit een akkoord met de opstandelingen. Toussaint houdt zijn generale staf en mag zich overal vestigen. Hij wordt echter verraderlijk gevangen genomen en op een schip naar Frankrijk gezet, waar hij zal worden vastgehouden in Fort Joux in de Jura en van zijn militaire rang beroofd. Hij zou daar in 1803 sterven aan een beroerte. In de vouwen van een hoofddoek ontdekte men later een briefje dat Toussaint in het Creools had geschreven:
‘Mij zomaar arresteren, zonder naar me te luisteren, zonder me te zeggen waarom, zich meester maken van al mijn goederen, me op een schip zetten, mijn hele familie beroven, me als een naakte worm wegsturen, de schandelijkste leugens over mij verspreiden en na dit alles mij in de diepte van een gevangenis storten: is dat niet hetzelfde als iemands been afsnijden en tegen hem zeggen ‘lopen maar’, is dat niet hetzelfde als iemands tong afsnijden en tegen hem zeggen ‘spreken maar’, is dat niet hetzelfde als iemand levend begraven?’
Een maand na de gevangenneming van Toussaint herstelt de Franse generaal Antoine Richepanse de slavernij in Guadeloupe waarbij 10.000 mensen de dood vinden.
Inmiddels hadden de Franse kolonisten wraak genomen in Haïti en met de troepen van Leclerc een wrede onderdrukking en terreur in gang gezet. Maar langzaamaan begint het Franse leger terrein te verliezen aan de zwarte strijders die een guerrillaoorlog zijn begonnen. Leclerc krijgt hulp van de Franse generaal Rochambeau die uit Cuba 28 bulldogs meeneemt. Het hondenvoer wordt er niet bijgeleverd. In een briefje aan Leclerc schrijft Rochambeau: ‘Geef ze maar negers te eten. Met de hartelijke groeten’.
Jean-Jacques Dessalines is Toussaint opgevolgd. In 1803 staat hij met 20.000 man voor Port-au-Prince. De stad valt.
In Cap Haïtien capituleert Rochambeau voor de moedige, zwarte generaal Capoix. Rochambeau vlucht per schip naar Frankrijk, maar wordt gevangen genomen door de Engelse marine die hem acht jaar in de gevangenis laat creperen.
In 1804 roept Dessalines de onafhankelijkheid uit en noemt het land AYITI (= bergachtig land), de oude Indiaanse naam van Haïti.
Frankrijk erkent het land in 1825 op één voorwaarde: het land moet een ‘compensatie’ betalen van 150 miljoen goudfranken. Ook de invoerrechten moeten met de helft worden verlaagd. Niet bepaald een goede start voor een beginnend land. Een economische doodsteek.
Tegenwoordig is Haïti een van de armste landen ter wereld. Toussaint en Dessalines zouden zich in hun graf omdraaien als ze zouden kunnen zien wat hun opvolgers van het land hadden gemaakt. De onafhankelijkheid had alleen maar willekeur en ellende gebracht voor het Haïtiaanse volk. Dat is wat laaggeschoolde, incompetente en egocentrische mensen tot stand brengen als ze de teugels van het bestuur in handen hebben.
Louis Delgrès (1766-1802)
Het feit dat de slavernij was afgeschaft door de Franse revolutionairen in 1794 was dus bij Napoleon niet in goede aarde gevallen. Frankrijk kon eigenlijk economisch gezien niet buiten de opbrengsten en de werkkracht van de koloniën. Vandaar dat hij in 1802 besloot om de slavernij opnieuw in te voeren. Generaal Richepanse gaat scheep met 4000 man om uitvoering te geven aan dit plan.
Louis Delgrès en Joseph Ignace, gekleurde inwoners van Guadeloupe en in dienst van het Franse leger, die de bedoelingen van Richepanse doorzagen, deserteerden uit het leger om de opstand tegen de Fransen voor te bereiden. Delgrès hangt een aankondiging op de muren van Basse-Terre waar hij commandant was:
‘Aan de hele wereld de laatste kreet van onschuld en wanhoop. In de mooiste dagen van een eeuw die voor altijd beroemd zal zijn vanwege de overwinning van de Verlichting en de Filosofie, ziet een klasse van onfortuinlijke mensen (= de zwarte bevolking, FdH) die men wil vernietigen zich verplicht om haar stem te verheffen naar het nageslacht om haar onschuld en ongeluk bekend te maken wanneer zij eens zal zijn verdwenen’.
Profetische woorden die binnen drie weken in vervulling zouden gaan.
De aanhangers van Delgrès die al acht jaar van de vrijheid hadden geproefd en zich ontwikkeld hadden van gedwongen plantagearbeiders tot beoefenaars van andere beroepen, waren vast van plan hun vrijheid te verdedigen tegen de Fransen en tegen lokale meelopers als gouverneur Magloire Pélage die door Aimé Césaire later bestempeld zou worden als ‘koloniale hond’.
Ook deden veel vrouwen mee aan het verzet, o.a. de beroemde, zwangere, mulattin Solitude, die als slavin was verhandeld, verkracht en geslagen.
Voor de volledigheid vermeld ik hier dat er in de slaventijd veel vrouwen verzet hebben gepleegd, zoals Harriet Tubman (http://www.history.com/topics/black-history/harriet-tubman) in de VS en Nanny in Jamaica. Ook in onze tijd, in 2009, tijdens de beroemde stakingen van Elie Domota in Guadeloupe, deden er evenveel vrouwen als mannen mee.
De ‘koloniale hond’ Pélage lokt Ignace in de val. Hij richt zijn kanonnen op Ignace en zijn getrouwen met als resultaat 675 dode vrouwen, jonge en oudere mannen. De overlevenden werd doodgeschoten.
Delgrès had zich verschanst in het dorpje Matouba en wist dat het einde nabij was. Wat kon hij met driehonderd mensen beginnen tegen 8000 met geweren en kanonnen bewapende Franse soldaten? Hij had – als laatste verzetsdaad – vaten met buskruit onder het terras van het landhuis begraven. Toen de Fransen op het punt stonden het huis binnen te vallen liet hij het kruit ontploffen. Richepanse laat de overlevenden doodschieten en ophangen. De mulattin Solitude mag haar kind nog ter wereld brengen (een zwarte baby kon worden verkocht op de slavenmarkt!) en werd de volgende dag zelf naar het schavot geleid en opgehangen. Tienduizend opstandelingen werden doodgeschoten of stierven een vreselijker dood.
[wordt vervolgd]