blog | werkgroep caraïbische letteren

Tango Karibeño (1)

door Fred de Haas

De Franse Cariben
Zoals bekend, zijn Martinique, Guadeloupe en Frans Guyana Franse Departementen die administratief dan ook als zodanig worden behandeld. De helft van Sint Maarten / Saint-Martin heeft een beperkte autonomie en is een ‘collectivité d’Outre-Mer’. Bonaire, Saba en Sint Eustatius hebben een vergelijkbare status als bijzondere gemeentes van Nederland. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben gekozen voor een grote mate van autonomie en worden bestuurd door ‘eigen mensen’.

 

Dat laatste is niet het geval op de Franse eilanden. Zo heeft Martinique bijna 40.000 ambtenaren die voor een groot deel afkomstig zijn uit Frankrijk en een ‘tropentoeslag’ van 40% op hun salaris krijgen. Dat de toplaag van de bestuurders uit Frankrijk komt heeft een goede reden. Op die manier kunnen belangenverstrengeling, vriendjespolitiek en corruptie zo goed mogelijk worden bestreden. Men heeft in kleinschalige gemeenschappen nu eenmaal over het algemeen meer ontzag voor bestuurders ‘van buiten’ dan voor de ‘eigen mensen’.

Vooroordelen
De Franse ambtenaren hebben, net als de Nederlanders vroeger, meestal geen flauwe notie van wat er in de mensen in de overzeese gebieden omgaat. Dat dit, zeker in het begin van een verblijf, aanleiding kan zijn tot conflicten, moge duidelijk zijn. Ook op Bonaire valt het een en ander af te dingen op het begrip tussen de lokale bevolking en de Nederlanders.
Net als in het Nederlandse ‘moederland’ heeft het Franse volk in de ‘métropole’ hoegenaamd geen belangstelling voor de overzeese gebieden (les Outre-Mer). De mensen in Frankrijk denken, net als de meeste Nederlanders, in makkelijke gemeenplaatsen als ‘die mensen daar zijn opvliegend’ en ‘ze kosten ons een hoop geld’. Alleen Fransen c.q. Nederlanders die een paar jaar op de eilanden hebben gewoond vertonen meestal een wat positievere houding. Overigens zijn het de autochtone bewoners op de eilanden zelf die de meeste kritiek hebben op de economische en sociale situatie daar. De ingezonden stukken staan er bol van. Logisch, want de mensen zijn de directe slachtoffers van eventueel wanbestuur.

Dat soort onbegrip voor de overzeese bevolking heerst overigens ook in Nederland ten aanzien van mensen uit andere streken van Nederland. Zo worden katholieke Limburgers over het algemeen gezien als ‘Roomse gluiperds’ en Friezen als ‘koppige mensen’. Om van de Achterhoek maar te zwijgen. Daar hebben ‘ze’ een latent minderwaardigheidscomplex en worden al kwaad als je uit oprechte belangstelling vraagt of ze ook het plaatselijk dialect spreken. Niets nieuws onder de zon. Het vooroordeel regeert.

Wat denkt u dat de Fransen afweten van Bretons? Van Corsicanen? Van Basken? Bijzonder weinig, verzeker ik u. En van zwarte mensen uit de Cariben begrijpen ze nog minder. Men weet nauwelijks dat ze voor een deel afkomstig zijn uit Afrika en nog steeds last hebben van wat Fanon ooit heeft genoemd ‘de slavernij van de slavernij’! De meeste Fransen waren dan ook stomverbaasd toen allerlei opgekropte gevoelens in 2009 op gewelddadige wijze tot uiting kwamen op Martinique en Guadeloupe. De Fransen wisten niet hoe gauw ze vergaderingen moesten beleggen met de lokale bevolking om het tij te keren en nieuwe relaties op te bouwen. De druk was zodoende vrij snel van de ketel maar het resultaat van de nieuwe initiatieven was pover.

Het onbegrip tussen blank en zwart wordt nog verder gecompliceerd door het feit dat eilanders elkáár niet kunnen uitstaan. Zo’n sentiment heerst, bijvoorbeeld, tussen Curaçao en Aruba, al zal men dat naar buiten toe verdoezelen. Maar het feit dat Aruba en Curaçao er een eigen spelling van dezelfde Creoolse taal op nahouden spreekt boekdelen. Dat heeft niets met taalkunde maar alles met chauvinisme, vooringenomenheid en politiek te maken.

Wilt u een paar voorbeelden van vooroordelen op de Frans-Caribische eilanden?
De mensen van Guadeloupe worden door de Martinikanen beschouwd als zijnde van laag allooi, als lieden die ‘onder in het ruim van het slavenschip hebben gezeten’, de zogenaamde ‘fonds de cale’. De mensen van Guadeloupe bestempelen Martinique als het eiland van de kouwe kak, op de Guyanezen wordt door allebei neergekeken, Haïtianen worden als arrogant beschouwd, de inwoners van St. Lucia zijn ‘allemaal’ drugdealers net als de jonge zwarten die lang in Frankrijk hebben gewoond, de zogenaamde ‘négropolitains’ (een samentrekking van ‘négro’ en ‘métropole’, waarmee Frankrijk wordt bedoeld).

Er zijn tal van overeenkomsten tussen Martinique en Curaçao: er heerst op beide eilanden grote jeugdwerkloosheid, veel gezinnen leven onder de armoedegrens, er is een groot aantal éénoudergezinnen (44% op Curaçao; de helft van de kinderen uit die gezinnen weten niet wie hun vader is, 30% van de moeders heeft de lagere school niet afgemaakt), er is kindermishandeling, misdaad en gewelddadigheid:
‘De geweldscriminaliteit is schrikbarend hoog. Als we de moordcijfers binnen het Koninkrijk vergelijken is de kans om in het Caribisch deel van het Koninkrijk vermoord te worden soms wel 20 keer zo hoog als in het Europees deel van het Koninkrijk’ (fragment uit een toespraak van Procureur Generaal G. Schram, Curaçao, januari 2015).

De ‘gewone’ en vaak zware misdaad op Martinique ligt tweemaal zo hoog als in Frankrijk en is vaak drugsgerelateerd.  Eenoudergezinnen (24% in Martinique) met een werkloze moeder hebben het moeilijk. Kinderen hebben, net als op Curaçao, weinig of geen structuur. Verder vindt 20% van de gezinnen aan de onderkant van de Martinikaanse samenleving dat naar school gaan nergens goed voor is.

Onbeschoft gedrag is eerder regel dan uitzondering. De zogenaamde ‘zelfontplooiing’ en gevoeligheid voor het eigen ego maken dat menigeen niet meer ziet wat goed is voor een ander. Twitter laat overal ter wereld zien hoe oppervlakkig het denken van velen is. De eilanden doen dapper mee. Iedereen voelt zich gauw beledigd. Bescheidenheid is geen deugd meer. De Franse filosoof Finkielkraut zegt: ‘er bestaat vandaag de dag geen kwetsing van het ‘IK’ die niet om gerechtigheid vraagt en genoegdoening eist’ (A. Finkielkraut, L’identité malheureuse, Stock 2013, p. 211).

 

De schuld van dit alles wordt over het algemeen gegeven aan het Onderwijs, de Overheid, de ouders, drugs, werkloosheid, gebroken gezinnen, enz. Men kijkt niet graag naar zichzelf. Op Curaçao zijn er politieke partijen die wel degelijk een beroep op de ouders doen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Roependen in de woestijn, helaas. Deze asociale situatie is erger dan chikungunya. Welke politicus voelt zich verantwoordelijk om hier daadwerkelijk iets aan te doen? Niemand, waarschijnlijk. Want je kan er niet mee scoren, het kost geld en voor een totale hervorming van het onderwijs moet je visie hebben. Dat los je niet op met gratis schoolboeken waarvan de meeste allang over de houdbaarheidsdatum heen zijn.

De overeenkomsten met de ‘Nederlandse’ Antillen krijgen een haast magisch tintje als we het jaar 2010 naderen. Dan kiest bijna 80% van de kiezers in Martinique voor Frans bestuur volgens artikel 73 van de Grondwet. Saint Martin en Saint Barthélemy hadden in 2003 al gekozen voor Frans bestuur volgens artikel 74 van de Grondwet dat meer autonomie gaf.  Het feit dat de bevolking ervoor heeft gekozen om gewoon als Frans Departement bestuurd te worden geeft aan dat ze plaatselijke bestuurders (‘eigen mensen’) geen kans wilden geven om ‘macoutisme’ te bedrijven (vriendjespolitiek en harde politieke onderdrukking). De term ‘Macoutisme’ is afgeleid van ‘Tontons Macoute’ (= Boemannen) waarmee de Haïtiaanse paramilitairen van de losgeslagen oud-president Duvalier werden aangeduid die konden doen en laten wat ze wilden.

 

Het is bekend dat de voormalige Nederlandse Antillen in 2010 ook kozen voor een band met Nederland, waarbij moet worden aangetekend dat Aruba al sinds 1986 een aparte status had verworven onder de bezielende leiding van Betico Croes die vlak voor het ingaan van de ‘Status Aparte’ door een verkeersongeluk om het leven kwam in Oranjestad.

Racisme
Gezien het boven beschreven Franse gebrek aan kennis van de Caribische cultuur en het daardoor ontstane onbegrip aan beide kanten valt het op dat er toch pogingen werden en worden gedaan om respect en vertrouwen te kweken.

 

negre-je-suis-negre-je-resterai_couv

In Nègre je suis, Nègre je resterai (interview met Françoise Vergès, Albin Michel, 2005) zegt Césaire op bladzij 28:  ‘Senghor (dichter en latere President van Senegal, FdH) en ik hebben er altijd voor gewaakt niet te vervallen in zwart racisme. Ik heb een eigen persoonlijkheid en tot de blanke sta ik in een verhouding van wederzijds respect’.
Dat respect geldt de taal, de cultuur, de lokale geschiedenis, kortom allemaal aspecten die, zoals boven geschetst, in het onderwijs ruim aan bod moeten komen. Daar hoort de slavernijgeschiedenis ook bij.

 

[wordt vervolgd]

1 comment to “Tango Karibeño (1)”

  • nice wife

Your response at jozeef

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter