blog | werkgroep caraïbische letteren

Tambú, a freedom song sluit af waar het begon

door Mineke de Vries

Twee halfbroers erven een tambú, een instrument dat hen verbindt in alle lagen van het zijn. De zoektocht naar de trommel, naar elkaar en uiteindelijk over alle grenzen heen naar oorsprong én toekomst van de volken die samenleven op Curaçao, is de rode draad door Tambú, a freedom song.

De Nederlandse acteur Kees Scholten en de Curaçaoënaar Albert Schoobaar vertolken de rol van de halfbroers. In mei 2012 stonden zij in La Tentashon op Curaçao, vervolgens op het Oerol-Festival op Terschelling en recent sloten zij hun tournee door Nederland af. In december was er nog een viertal voorstellingen op Curaçao, waarmee zij in totaal zestig keer samen op de planken stonden. Kees Scholten: “Ten opzichte van de eerste voorstellingen is veel veranderd, elke keer bijschaven maakte het uiteindelijk steeds beter. Vooral het aandeel dans is geminimaliseerd, het werd te clip-achtig, waarmee de drive van de vertelling sterker is geworden.”

Albert Schoobaar: “Dat is nou precies het leuke van werken met Kees, je moet eraan wennen, maar kan je je overgeven is het prachtig. Niets is statisch en zelfs tijdens een voorstelling kan iets wijzigen. Je moet elkaar heel goed aanvoelen en letterlijk op elkaar ingespeeld zijn. Maar dat is tegelijkertijd de lol die we samen hebben.”

Voetstap achterlaten

Tambú verhaalt over de broers Martina; ze hebben dezelfde vader, een andere moeder. Lorenzo vertrekt met zijn moeder naar Nederland, Johnny blijft op Curaçao. Ze treffen elkaar weer aan het sterfbed van hun vader en erven zijn tambú, een trommel die staat voor een spirituele manier van leven zoals de Afrikanen die meenamen. Lorenzo hecht niet aan de traditie van de trommel en Johnny verkoopt hem om het geld uiteindelijk te verbrassen. De tambú komt terecht in het historisch museum, waar de museumdirecteur – uiterst Nederlands vertolkt door Scholten – de geschiedenis ervan vertelt. Als rampspoed beiden overkomt, steelt Johnny de tambú terug. Van daaruit wordt de symbolische rol van het instrument steeds duidelijker. “Iedereen wil iemand worden – Z’n voetstap achterlaten in het zand.” Als Johnny de tambú in zijn armen sluit en tranen over zijn wangen lopen, als de muziek aanzwelt, houdt het publiek zijn adem in.

De ontroering in de zalen in Nederland is te voelen, door de inhoud maar ook door de vorm en taal: de vertrouwde klanken van het Papiaments, het ritme van de muziek. Maar het zit hem ook in de herkenning van de typetjes, allen door Schoobaar en Scholten gespeeld door slechts het hoofddeksel te veranderen: de museumdirecteur, de plat-Rotterdamse stiefvader van Lorenzo, maar ook het duo van de dame van Jan Sofat (Scholten met zonnebril en paraplu) en de praatgrage Antilliaanse dame (Schoobaar in zijn vrouwelijke vorm), weten ze tot groot vermaak neer te zetten.

In de grondverf

Het idee voor Tambú ontstond na een eerdere voorstelling van muziektheatercollectief Het Volksoperahuis uit Amsterdam, die met lokale acteurs en musici Morto i Laman (De dood en de zee) speelde in samenwerking met Teatro Luna Blou. Dat was het begin van de Curaçaose connectie voor het Volksoperahuis, bestaande uit Jef Hofmeister, componist/tekstschrijver en Kees Scholten, acteur/regisseur die samen per productie acteurs en muzikanten erbij zoeken. Scholten: “Het was de manier waarop Ompi Tio ons na afloop met een speciaal voor ons gemaakte tambú bedankte, wat ons ontroerde. De energie uit die tambú pakten we allebei op en dit maakte dat we meteen wisten dat we dáár wat mee wilden, dat dát het uitgangspunt zou worden voor een nieuwe voorstelling over Curaçao en Nederland.

We besloten op Curaçao onderzoek te doen naar de kracht van de tambú. We spraken veel mensen, maar voelden meteen: als je tambú zegt, moet je oppassen, er hangt sentiment omheen, het raakt direct aan de actieve repressie van de zwarte volksaard en betekent het losmaken van de overheersing. Blijf van mijn eigenheid af, lijkt het te roepen. Aan de tambú kan je je vingers branden, er hangt iets verborgens, verbodens omheen. Met al die indrukken gingen zakelijk leider Maarten van der Cammen en ik terug naar Nederland. Jef vertaalde het naar een script waarmee ik, terug op Curaçao Elia Isena benaderde om er drie tambú’s bij te componeren.

“Die gedenkwaardige avond op de porch van Elia ontstond het ritme ter plekke, was ik getuige van de geboorte van de tambú’s, natuurlijk nog in de grondverf, maar de basis van onze voorstelling was er.”

Losse vorm

Op zoek naar lokale spelers zochten ze Albert Schoobaar op bij één van zijn schoolvoorstellingen in Habaai. “Met minimale middelen zat het zo ingenieus in elkaar. In die open stijl is Albert echt een virtuoos. We hebben hem meteen bij ons idee betrokken. Hij zit zo dicht op de huid van het publiek: de manier waarop hij een scholier zo sexy aankeek, dat ie wegliep, was geweldig”, en Scholten schiet weer in de lach. Op zijn beurt treft Schoobaar de snelheid in denken, schrijven en spelen van Jef en Kees: “Soms gaat het zo snel dat je denkt ‘waar hebben jullie het over’, maar het dwingt je je mond open te trekken. Je niet laten opfokken maar bij de les blijven. Ik viel voor de vorm, het spel, de liedjes. Deze losse manier van toneel maken neem ik weer mee in mijn eigen voorstellingen.”

Schoobaar schreef al langer voor zichzelf, werkte samen met regisseur Ad de Bont en maakte met Saskia Goldschmidt vele jeugdtheaterproducties.

“Toen ik voor theatergroep Paradox schreef, werd ik een keer gevraagd in te vallen als acteur, zo begon het.” Met Paradox regisseerde hij bijvoorbeeld Oedipus van Hugo Claus voor Curaçao en met zijn eigen Teatro KadaKen maakt hij schoolvoorstellingen voor de Curaçaose jeugd.

“We maken ook lesmateriaal en spreken met de jongeren na over de voorstellingen.” Het artistiek niveau is hoog, de onderwerpen maatschappelijk relevant: opgroeien zonder vader, seksualiteit, tienerzwangerschappen, tolerantie, verwaarlozing. Theater als middel om problemen bespreekbaar te maken. In 2012 maakte hij Tisha en recent de voorstelling De Ballade van Pluisje, die nog tot februari 2014 loopt. Anders dan de vorige gaan ze hiermee echt de klas in. Daarnaast heeft hij zijn eigen jongerentheatergroep Pispijn, waarbij hij ook dramalessen geeft.

Het mooiste kunnen delen

Ook met Tambú wordt een boodschap vertolkt. Scholten vanuit de Nederlandse invalshoek: “Het prachtige Curaçaos-Nederlandse verhaal zegt – juist in de tijd dat Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk is – veel over wie wij als Nederlanders zijn, hoe we omgaan met gevoelens van superioriteit en schaamte. Of je wilt of niet, de geschiedenis komt altijd aankloppen.” Schoobaar vult vanuit zijn Antilliaanse achtergrond aan: “De geschiedenis is een feit, je kunt er niet omheen. Maar waar is onze eigenwaarde, waarom stoppen we niet ons slachtoffer te voelen. Ik zou hardere stukken willen maken en het mensen in de face willen gooien: hou ermee op. Alsof eigen verantwoordelijkheid niet voorkomt in ons woordenboek. Zeg je daar iets over ben je de makamba pretu. Na de opstand van 1969 hadden we de macht, we hebben er niks anders mee gedaan dan vriendjespolitiek en de positie misbruiken voor verdere onderdrukking. Als reactie op de voorstelling Tambú zeggen Antillianen meteen: zie je wel, die Nederlander verkoopt de tambú weer, maar… kíjk nou eens, je doet het zelf ook. De schuld geven aan de ander, altijd mikpunten zoeken, het buiten zichzelf om zoeken.” De boodschap van deze productie is volgens Schoobaar dan ook: “Laten we praten en culturen laten samenkomen.” Scholten voegt toe: “Wees trots op je cultuur, maar, laat een ander er ook van genieten. Zeg niet, dat is mijn tambú, maar nodig mensen uit naar jouw tambú te komen. Als je anderen toelaat het mooiste wat je hebt te delen, ontstaat vriendschap.”

Vertrouwen

Zo’n vriendschap zie je bij Schoobaar en Scholten zelf. Er is volledig vertrouwen om te delen. “We kunnen onze ideeën spuien zonder dat je bang bent dat de ander ermee wegloopt, er is nooit een dubbele agenda.” Daarom kunnen ze vrij brainstormen over nieuwe producties. Want dat die er gaan komen, staat vast.

Hun perfecte samenwerking op toneel is er ook in de dagelijkse omgang. Ze spelen scherp op elkaar in, er is constant interactie. Scholten druk, al pratend doet hij allerlei typetjes na, maakt veel bewegingen, Schoobaar wat rustiger, luistert en vult aan. Maar het plezier spat er wel vanaf. “Kees is echt de grappigste persoon die ik ooit ben tegengekomen”, zegt Albert, nog nalachend om het typetje ‘Nederlandse premier met glimlach’ dat Kees net achteloos tijdens zijn derde espresso ten tonele voert.

Bevrijdend

De interactie, het steeds in beweging zijn, geeft ook een verantwoordelijkheid naar elkaar: er is op elk moment ruimte voor nieuwe ideeën van beiden, wat overigens nooit tot enige spanning leidt. Schoobaar: “Dat is zo’n andere manier van werken, enerzijds bevrijdend maar het geeft ook druk. Je moet alles loslaten, ook tijdens het spelen, maar het resultaat is zo bevredigend. Deze vorm nodigt tevens uit te improviseren als je een fout maakt, heerlijk als dat kan, ter plekke bedenken we nieuwe dingen, elke dag kan je bij wijze van spreken met nieuwe teksten komen.”

Scholten: “Ik ga niet uit van het principe: om drie uur beginnen we een repetitie, maar… als om vier uur de kern maar is geraakt, wat er ook aan vooraf is gegaan.”

Een blik, een toon, de energie tussen elkaar kan alles opeens in een ander daglicht zetten. “Dat is de lol, dan ga je aan de haal met je eigen stuk”, zegt Scholten. “Het mooiste is er steeds nét tegenaan zitten, in dat spanningsveld opereren. Dat is theater, het mes steeds voor zijn.” Het verhaal vertellend, er helemaal inzitten als acteur maakt dat het groter wordt dan je kunt spelen.

Scholten: “Het verhaal wordt groter dan jezelf, dat is het allermooiste van toneel. Je komt in een gebied waar je jezelf overtreft.”

Inwisselbaar

De inbreng van de Curaçaose muzikanten zorgt volgens beide acteurs ook voor dat overtreffen van jezelf. Mede door hen kom je tot een heel andere discipline, waarin poëzie, muziek en toneel samenvloeien. Schoobaar: “Voor mij is het mooiste moment als in het begin die muziek aanzwelt en de meiden gaan zingen, de take off.” Alles vloeit in elkaar over. Scholten: “Al is de één wit, de ander zwart, in onze toneelvorm zijn onze rol en kleur eigenlijk inwisselbaar. Het mooiste compliment dat ik terughoorde was: ik vergat helemaal dat je niet zwart bent.” Wat meewerkt in het geheel is Scholtens perfecte gevoel voor nabootsing, hij kan goed luisteren en het nadoen. Al zou je anders vermoeden, hij kent alleen zijn tekst in het Papiaments en niet veel meer dan dat.

De reacties op Tambú zijn in Nederland niet veel anders dan op Curaçao. “Wel valt op dat hoe meer Antillianen in de zaal zitten hoe hilarischer het wordt, dan krijg je een soort samenspraak met de zaal. Scholten: “Veel mensen in Nederland zijn zichtbaar ontroerd of komen huilend naar ons toe, misschien is dat toch het heimwee. Iemand huilt om zijn opa, een Nederlandse man komt met zijn oude Curaçaose vriend samen naar de voorstelling. We merken dat zowel de pijnpunten als de mooie dingen verbinden en ontroeren.”

De tijd die je niet hebt meegemaakt. Maar die jou wel heeft aangeraakt. Die jou nu nog parten speelt. Jouw hart en ziel in vieren deelt. De tijd van ver voor jouw tijd. Onvoltooid verleden tijd.

Kan je over dit thema samen vrij praten dan ben je de schaamte voorbij. En dan wordt het uiteindelijk voltooid verleden tijd.

[uit Amigoe Ñapa, 7 december 2013]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter