blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Wondel Louise

Louise Wondel 40

door Michiel van Kempen

Op 19 januari j.l. vierde voordrachtskunstenares en dichter Louise Wondel haar 40ste verjaardag. Er was een dankdienst en zij liet zich omringen door familie en vrienden. Alexander Tolin stuurde vanuit het buitenland een aubade.

In de tweede helft van de jaren ’90 van de vorige eeuw schoot Louise Wondel als een komeet omhoog. Wondel werd op 19 januari 1971 geboren te Paramaribo uit een Ndyuka moeder en een Saramakaanse vader. Zij studeerde sociologie aan de Anton de Kom-universiteit. Zij richtte de Stichting Ontwikkeling Hanna’s Lust op en de Sociaal-Culturele Vereniging Fiamba, die zich toelegt op cultuuruitingen van de marrons. In mei 1998 bracht zij in eigen beheer haar bundel Ten [Tijd] uit en nog hetzelfde jaar volgde Leleku fu mekunu [De kwelgeest van de erfvloek], poëzie in het Ndyuka, voorzien van een synopsis in het Nederlands en Engels. De teksten zijn sterk nationalistisch en moralistisch van strekking. In de gedichten spreekt wan tuutuu Afiikian-Saanan-uman, een echte afro-Surinaamse vrouw, die de afro-Surinamers oproept het zelfbewustzijn te scherpen en oog te krijgen voor de eigen historische achtergrond:

ma weki, meki y’ si
a wataa di mu wasi y’
denki kiin, fi y’ sa tan
weki weki

maar word wakker, opdat je kunt zien
het water waarmee jij je
gedachten kunt zuiveren
om wakker te blijven

Wondels poëzie is ingebed in het afro-Surinaamse cultuurgoed: zij bidt tot de goden van het wintipantheon en refereert aan talloze elementen uit de dagelijkse leefwereld van de marrons. De gedichten wemelen van de spreekwoorden. De synopsis die elk gedicht begeleidt, geeft van de oorspronkelijke tekst enkel de boodschap, die meestal niet erg opzienbarend is. Bij het gedicht `Takuu gwenti’ [Slechte gewoontes] luidt zo’n weergave: `Ik keur slechte gewoontes, zoals bemoeizucht, roddelzucht en beheksing af. Mijns inziens moeten slechte gewoontes achterwege gelaten worden. Wij moeten als kinderen van één moeder met elkaar leven, want onze levensduur is voor maar heel even.’ Dat is allemaal heel mooi en waar, maar de vertaling is daarom nog geen poëzie, alleen een bak met woorden.

Het is eerst en vooral de keuze voor het Ndyuka die Wondels poëzie bijzonder maakt. Naar de vorm en deels ook naar de inhoud is zij sterk schatplichtig aan de traditie van strijdpoëzie uit de jaren ’60: veel parallellismen, de ik-figuur die in de gebiedende wijs boodschappen uitroept, vaak gebruikte titels als `Negers’, `Eens’, `Ik’, `Vrouw’. Opvallend is het ontbreken van een diepgaande zelfreflectie. De twijfel die diepgang verleent aan de poëzie van Trefossa, Slory, Schouten-Elsenhout, Cairo en anderen zoekt men bij Wondel vergeefs. Haar door sterke assonanties geschraagde, welluidende gedichten leven pas goed wanneer zij ze voordraagt. Ze deed dat in solo-optredens, maar ook vaak bij optredens van Fiamba. Als leidster, zangeres en danseres van deze groep bouwde ze in enkele jaren tijd een grote faam op. `Fiamba’ is de naam van de voorouders in vrouwelijke lijn van Louise Wondel, maar is ook een klein vogeltje dat een groot nest bouwt, waarmee de naam symbolisch uitdraagt: klein, maar veel in huis hebbend. Het is vooral met de sensualiteit van sommige bosnegerdansen, dat Wondel haar poëzievoordracht ondersteunde en tot een echte performance maakte.

In 2000 vestigde Wondel zich in Nederland, maar ze keerde al na betrekkelijk korte tijd terug, en bleef sindsdien – ernstig ziek – buiten de publiciteit.

Dansi van Louise Wondel op Youtube:

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter