blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Winklaar Domacassé Frida

Frida Domacassé – Lago Heights

vijf hete straten op een heuvel

driehonderd huizen in de zon
velden gele anglo* rondom
dat is de buurt waar ik uit kom
straat negenhonderd was mijn straatje
links de bishops met maureen
ann maurice en uncle sam
ik weet nog toen hij uit grenada kwam
rechts van ons familie mohid
allen geboren in brits guyana
daar zagen wij een hindoe bruiloft
in glinster sari’s opgedoft
werd er met kleur’ge rijst gestrooid
gong en gezang vloeide samen
we keken onze ogen uit
gooiden kushandjes naar de bruid
vóór ons woonden familie gibbs
spaanssprekenden uit santo domingo
señora gibbs naaide feestkleren
met tule en taft zat ze te appliceren
lapjes kreeg ik mee naar huis
om voor mijn pop iets moois te maken
allen riepen ‘ay qué bonita”
als ik heel trots kort daarna
de poppekleertjes liet bewonderen
achter ons de da silva’s
veel gedans op hoge hakken
veel make-up en nagels lakken
ik was daar echt niet weg te slaan
veel gelachen bij die portugesen
picknicken met de hele buurt
tot zolang de dag nog duurt
’s avonds naar verhalen luisteren
sprookje fabels uit vele streken
televisie was er goddank nog niet
toneelspelen was bij ons favoriet
we haalden overal attributen
aan avondjurken geen gebrek
we deden onze ouders na
feesten als in copacabana
pronkend strompelend op gouden muiltjes
danzen op cubaans’ muziek
tot we onder een grote klamboe
sliepen van het spelen moe
vijf stille straten in het maanlicht driehonderd huizen ingedut
tientallen dromen van geluk min lago heigths op een voetstuk
* anglo   tribulus cistoides (noot van F.D.)
Uit: Vaar naar de vuurtoren; Eiland, Isla, Island, Eilân. Gedichten over twaalf eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Samenstelling Klaas de Groot. Haarlem 2010, In de Knipscheer

Status aparte: 25 jaar Arubaanse literatuur (3)

Migratie als last of lust?
In hoeverre Arubaanse migranten-auteurs ‘A sense of Belonging’ eisen en krijgen, in hoeverre ze de ruimte tussen het land van herkomst en het land van aankomst overbruggen of in hoeverre ze zich in eigen kring isoleren is een thema dat sterk naar voren komt in de poëzie van twee Arubaanse dichteressen die al lange tijd in Nederland wonen: Frida Domacassé en Giselle Ecury.

In 2007 publiceerde Frida Domacassé (San Nicolas 1938) na de uitgave ‘Dans’ een tweede bundel poëzie onder de titel ‘Kurason kibrá Kurason hinté’ met vertalingen van de Papiamentse gedichten in het Nederlands door Fred de Haas: ‘Heel mijn gebroken hart’. Fred de Haas is een van de weinigen die gedichten niet alleen vertalen maar daar ook weer poëzie van weten te maken. In een uitvoerige inleiding karakteriseert hij de gedichten van Domacassé als poëzie over ‘volwassenheid en jeugd, de wisselvalligheden van de geschiedenis en het persoonlijk lot’.
De gedichten zijn een mooi voorbeeld van migrantenpoëzie waarin de bonding sterk overheerst in de vorm van nostalgie naar een verloren jeugd: ‘Het miezert / Verdwaald in een doolhof / Zoek ik / Naar de palmboom van mijn jeugd’. De structuur van de bundel versterkt dit thema nog. Na en naast de herinneringen aan Aruba en Bonaire worden persoonlijke jeugdervaringen van thuis met de ouders, over verloren contact, over ‘liefde angst en eenzaamheid’, ‘haat, trots en kracht’ in herinnering aan de slavernij beschreven, maar dan komt daarna toch de nostalgie naar een verloren tropische jeugd weer boven drijven in de vorm van allerlei dagelijkse details aan het ouderlijk huis en aan kinderspelletjes. Nederland lijkt in deze poëzie afwezig.

E pida tera seku aki
Kaminda m’a grita mira lus
Kaminda m’a kima plant’i pia den mèrdia
Pargata na man
Pa mi kore
Kai, raska rudia

E pida tera seku aki
Ku su tuna sin pardon
Su yatu brasa haltu
Pa prikichi sinta lusa
Den e solo shishi

Kaminda watapana n’ por nenga bientu
Kaminda roi ta yora pidi yobida
E pida tera seku aki
Mi Ruba

Dit droge stukje land
Waar ik met een vreugdekreet het licht begroette,
Waar ik in de middagzon mijn voetzolen
verbrandde,
Rende met mijn slippers in de hand
Tatdat ik viel,
Mijn knieën schaafde,

Dit droge stukje land
Met zijn genadeloze schijf- en staafcacteeën,
Met armen als zuilen zo hoog
Waar parkietjes op gaan zitten
Om te pronken in de onbeschaamde zon,

Waar de waaiboom wel móet buigen voor
de wind,
Waar greppel huilend smeekt om regenwater,
Dit droge stukje land is
Mijn Aruba.
(vertaling Fred de Haas)

Tur dia mi ta pèrdè
Tur dia un tiki mas
Holó dje kas
Kaminda m’a gatia
Lanta para na bentana
Mira nubia kambia
Bira ber
Baka brabu rabu largu
Mira mansa kambia
Bira pan kayente
Panlefi
Driguidèk
Tur dia mi ta pèrdè
Tur dia un pida mas
Kaminda frañá
Pa skol misa i trabou
Mira bida kambia
Bira mosa
Adulto
Pensionado
Tur dia mi ta pèrdè
Tur dia un pida mas

Elke dag verlies ik,
Elke dag een beetje meer:
Geur van het huis
Waar ik heb rondgekropen,
Waar ik opstond bij het raam
En keek hoe wolken veranderden
in beren,
in krullen krabbende katten,
En keek hoe deeg veranderde
In dampend brood,
Eierkoek en
Kruidkoek;
Elke dag verlies ik,
Elke dag een stukje meer:
De oneffen en onaffe weg
Naar kerk, naar school, naar werk;
Ik kijk hoe het leven mij veranderde
In jongedame en
Volwassen vrouw,
Gepensioneerde;
Elke dag verlies ik,
Elke dag een stukje meer.

(vertaling Fred de Haas)

In de eerste bundel poëzie van Giselle Ecury, Terug die tijd (2005) is er eerst nog sprake van de jeugd op het tropische eiland als een ‘verloren paradijs’: het vliegtuig vloog mij uit elkaar / nergens kwam ik aan / ik ben / alleen / niet van hier / niet meer van daar / ertussenin / ontdaan’ Waarbij ‘hier’ Nederland is en ‘daar’ Aruba is geworden. Maar dit gevoel van nergens bij te horen gaat direct vergezeld van een sterke wil tot bridging in het besef de rijkdom van een dubbele culturele erfenis te bezitten. In ‘twee zeeën’ over de Noordzee en de Caribische Zee heet het aan het eind: ‘de vrouw keek naar de kust (…) / in haar element (…) omdat haar Hollandse tropenhart / twee zeeën heeft gekend’.

Ook in het gedicht ‘dag zee’ in het vorig jaar verschenen Vogelvlucht (2010) eindigt een tegenstelling tussen deze twee locaties opnieuw positief met het slotvers: ‘dan neem je de dag in je hand’.In Vogelvlucht overheerst de thematiek van persoonlijke emoties als verlangen en vergeten, gevonden en verloren contact met iemand ‘met wie je niet de liefde / maar wel je leven deelt’. In deze individuele poëzie is de setting Nederland geworden met zijn duinen, voorjaar, wandelen in het bos, sneeuw en ijs. Zo verbindt Giselle Ecury in deze bundel het land van toen en het land van nu.

Giselle Ecury: Maal twee

moedertaal, vaderland,
ik wil het anders horen
ik wil mijn vaders woorden
in mijn moeders land
met de vrije hand
de palmen laten wuiven,
terwijl trupialen fluiten
in de ochtenddauw

de noordzee laten schuimen,
schitteren met licht
caribisch aquablauw,
een heel eigen gezicht
op de dam speelt de orgelman
het ritme van de rumba
de steelband in de wind
versnippert klank en kleur
in wisselend seizoen
ik dans weer, als dat kind
van toen,

met vlechten in de tropenzon
en lach verrast
terug is dat heilig uur,
waarin alles nog gebeuren kon
met beeld en klank en zand en zee
niets lag er vast
puur cultuur
maal twee

ik taal naar de passaat
Ik wil strand en land bezitten
schaatsen in de hitte
scheren over ijs
– bevroren, blauwe vlakte
waarnaast
einderloos de kunuku gaat
in mist —

ik ben nog steeds niet wijs

De poëzie van Giselle Ecury is een voorbeeld van innerlijke bridging in die zin dat ze een persoonlijke brug slaat tussen de herinneringen aan de jeugd in Aruba en de ervaringen als volwassene in Nederland, met een sterkere persoonlijkheid als positief resultaat.

Gedichten over eilanden (II)

Aruba

door Albert Hagenaars

[Vaar naar de vuurtoren is een anthologie met gedichten en volksliederen over álle eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Vandaag aandacht voor Aruba.]

Aruba, qua oppervlakte net iets kleiner dan Walcheren en qua inwoneraantal dan Den Bosch, heeft een bonte en dus boeiende geschiedenis. Zo was Aruba het eerste eiland dat met de Status Aparte een land werd binnen het Koninkrijk der Nederlanden, op 1 januari 1986.

Het imago van de op 30 december 2010 overleden entertainer Roberto Alfonso ‘Bobby’ Farrell, voor het grootste deel van z’n carrière het gezicht van Boney M. (een groep die 150 miljoen platen wist te verkopen) is dankzij de speling van het lot het bekendste van het eiland afkomstige cultuurproduct.
Niet toevallig leverde Aruba, na Curaçao, de meeste gedichten voor het boek. Die zijn van: Nena Bennett, Frida Domacassé, Giselle Ecury, Nydia Ecury, Helena Engelbrecht-Fornara, Henry Habibe, Ireno Ricardo Kock, Clyde Lo-A-Njoe, Quito Nicolaas, Roberto Henriquez en Ramón Todd Dandaré, aangevuld door Juan ‘Padú’ Lampe, bijgenaamd tata di nos cultura, die de tekst voor het volkslied schreef op muziek van Rufo Wever. Het heet ‘Aruba dushi tera’ (wat ‘heerlijk land’ betekent). Omdat het Papiaments de overheersende thuis gesproken taal is (70% tegenover ruim 6% Nederlands) en het onafhankelijkheidsstreven altijd sterk was, moest ook van de Arubaanse bijdragen een aantal vertaald worden, maar liefst 7 stuks. Gelukkig is zowel het origineel als de vertaling opgenomen.

Alle teksten verschenen eerder; sommige in de aan de Benedenwindse eilanden gewijde anthologie De kleur van mijn eiland: Aruba, Bonaire, Curaçao, II (2006), andere in de verzameling De navelstreng van mijn taal – Poesía bibo di Aruba /Levende poëzie van Aruba (1992).

Is ‘eilandgevoel’ het sleutelwoord van de anthologie in z’n geheel, voor Aruba zijn, gezien de frequentie, woorden als heet, zon, wind, zout, steen en zee, die bij de meeste participanten in telkens andere combinaties terugkeren, het belangrijkst. Deze en enkele andere, soortgelijke motieven vormen als het ware het lexicale skelet van Aruba. Samen bieden ze meer dan genoeg om de fantasie te prikkelen en de poëzie in werking te zetten. Die komt dan ook sterk opzetten in het aan Aruba gewijde deel van het boek, sterker dan je op basis van de beperkende omstandigheden zou verwachten. Als we het in andere opzichten aansprekende volkslied buiten beschouwing laten, valt het nog niet mee om zo objectief mogelijk de tekst te kiezen die poëtisch het meest te bieden heeft. Daarom verlaat ik me maar op m’n eigen, uiteraard hoogst subjectieve oordeel en neem ik ‘Paradise lost’ over van Giselle Ecury, dat met weinig omhaal van woorden dusdanig de beschrijving en het lot van een kind van zes mee weet te ontstijgen dat het niet alleen verdrietig en schrijnend genoemd mag worden. Het raakt, met name in de slotstrofe, aan een staat van zijn die veel verontrustender is, die namelijk zelf in het geding is. De vervreemding zet echter al in met het neologisme in ‘palmend groen’, met de originele beeldspraak van ‘in rafels zwaaien’ en ook met de tegenstelling tussen ‘stil’ en ‘zwaaien’:

Paradise lost

buiten stond het palmend groen
stil langs de startbaan
in rafels te zwaaien
toen ik moest gaan
eilandskind

de wind draaide zich
de zee verbleekte
liep kolkend leeg
lucht wolkte vormeloos uiteen
de pop op mijn arm huilde
tranen van steen
warmte hield haar adem in
de zon ging uit
ik verdween
kind van zes

het vliegtuig vloog mij uit elkaar
nergens kwam ik aan
ik ben
alleen
niet van hier
niet meer van daar
ertussenin
ontdaan

De vraag naar de identiteit of het besef van verlies daarvan, raakt in het vacuüm van het vliegtuig dat bij geen enkel land hoort, in een ruimte die zelfs primaire herkenningspunten als lucht en zee verliest, vervlochten met thema’s als emigratie/immigratie, heimwee maar evengoed een onbestemd verlangen, en initiatie.
De eerste en laatste regel van deze strofe zijn subliem. De slotregel bestaat maar uit één woord maar telt voor twee vanwege de dubbele betekenis; ook het voltooid deelwoord van ‘ontdoen’ schemert er toepasselijk doorheen.

Een groter verschil dan met de eveneens bewondering afdwingende slotstrofe van het gedicht ‘Lago Heights’ van Frida Domacassé is haast niet denkbaar. Na elf kwatrijnen van gedetailleerde beschrijvingen van de eigen buurt (zie titel) en de benoeming van de bewoners daar, gezien het gebruik van de verleden tijd deels gebaseerd op herinneringen, sluit Domacassé af met een lofzang van slechts twee regels die echter wel twee keer zo lang zijn. Met de elfde strofe erbij, luidt die:

pronkend strompelend op gouden muiltjes
dansen op cubaans’ muziek
tot we onder een grote klamboe
sliepen van het spelen moe.

vijf stille straten in het maanlicht driehonderd huizen ingedut
tientallen dromen van geluk min lago heights op een voetstuk.

Wat de gedichten van Ecury en Domacassé en zoveel andere dichters in dit boek wel delen is het terugkijken op een geluksperiode die samenvalt met zowel de jeugdjaren als met de kleine ruimte waar die hun beslag in kregen. Een uitstekend voorbeeld levert Nydia Ecury, die haar bijdrage niet voor niets ‘Herinnering’ noemde. Het woord ‘herinnering’ komt er maar liefst zeven keer in voor, in telkens de eerste regel van evenzoveel strofen. Elk daarvan is gevuld met prachtige beelden. Om er slechts twee te kiezen, maar nu in het Papiaments:

Mi ta korda tempu di aña
ku tin alabansa pa Mama Maria
ainda mi boka ta purba
aroma di sensia
i mi ta sinti
kon bas di e orgel
ta lora, ta bini
te boltu
net den mi pechu

Mi ta korda tempu
ku aña t’ei kaba
i Mariachi, mi wela
ta trese foi tienda
ròl di sèn pretu
i bòter di ròm
pa grandasi mei aanochi
dandé
pa kantika bunita
i tor bon deseo

Ecury toont hiermee tevens treffend aan hoe geschikt het Papiaments, mede dankzij de diverse bronnen waaruit de Portugese humuslaag bevloeid wordt, voor poëzie is. In de Nederlandse vertaling van Lucille Haseth en Aart G. Broek luiden de betreffende fragmenten: De tijd van het jaar herinner ik mij / van het Lof voor Moeder Maria / mijn mond proeft nog / de geur van wierook en ik voel nog / hoe de bas van het orgel / komt aangerold tot hij precies / in mijn borst over de kop slaat. // De tijd van het jaar herinner ik mij / wanneer ’t ten einde loopt / en mijn grootmoeder Mariachi / uit haar winkel rollen zwarte centen / en flessen rum meebrengt / om te middernacht / de zangers van dande te bedanken / voor alle mooie liederen en alle goede wensen.

Henry Habibe richt zich in ‘De verbeeldingsdans’ op al die verschillende invloeden. Hier is, in de vertaling van D.M. van Schendel-Labega, het laatste deel van zijn gedicht:

Estreya, Estreya,
geheel in het geel gekleed
waar men zoenoffers brengt:
de troepiaal van onze samenleving.

Portugezen als straatvegers,
baboes als wasvrouwen,
Chinezen als strijkbazen,
San Nicolas als koperblazers.

Mensen en nog eens mensen,
hoeden versierd met zwarte linten,
dat is nou Aruba
dat is nou Aruba.

Zo danst men daar
de verbeeldingsdans,
de verbeeldingsdans.

Niet misschien de beknoptste maar zeker de krachtigste regels vinden we aan het slot van ‘Vlammend Eiland’ van Roberto Henriquez, die nog beter hun werk doen door de geslaagde syntactische verknoping:

en elke dag
van elk jaar
wringt wreed
tot zweet
het vuur mijn land

Het is moeilijk niet nog meer te citeren maar de andere eilanden wachten en die weten weliswaar maar al te goed wat uithoudingsvermogen is maar willen evenmin als Aruba hun geduld te lang laten beproeven.

Alle teksten in Vaar naar de vuurtoren werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments tevens in vertaling, de Engelse om begrijpelijke redenen niet.

Het resultaat is hoe dan ook een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Vaar naar de vuurtoren – gedichten over eilanden. Samenstelling en redactie: Klaas de Groot. Uitgeverij In de Knipscheer. ISBN: 978-9062-656585.€ 18,50

 

Andries van der Wal bij Eilandgevoel

Woensdagavond 27 oktober vindt de Haarlemse presentatie plaats van de bloemlezing Vaar naar de vuurtoren (zie blogbericht zaterdag 9 oktober 2010) in het programma Eilandgevoel van Mondiaal Literair. Van de drie te interviewen gasten in deze talkshow heeft Antoine de Kom helaas moeten afzeggen. Behalve met Klaas de Groot en John Jansen van Galen spreekt Peter de Rijk nu met Andries van der Wal. De laatste was eind jaren zeventig van de vorige eeuw uitgever van het Rotterdamse Flamboyant/P., een klein gebleven fonds dat toen als een van de weinige Nederlandse uitgeverijen werk uitgaf van belangrijke Antilliaanse auteurs als Charles Corsen, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Frank Martinus Arion (zie uitgave links), maar ook bijvoorbeeld van de Surinaamse dichteres Johanna Schouten-Elsenhout.

Bij de presentatie lezen zowel Antilliaanse als Nederlandse dichters hun gedicht uit de bloemlezing (over de twaalf eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden) voor: Walter Palm, Frida Winklaar Domacassé, John Zwart, Andries van der Wal, Giselle Ecury en Max Niematz.

Vaar naar de vuurtoren kan vanaf 5 november in de boekhandel gekocht of besteld worden. Of rechtstreeks bij de uitgever: indeknipscheer@planet.nl .

De bloemlezing telt 256 bladzijden en kost 18,50. ISBN 978-90-6265-658-5.

Eilandgevoel
Woensdag 27 oktober 20.00 uur
Zaal open: 19.30 uur
Locatie: MCH, Lange Herenvest 122, 2011 BX Haarlem
De toegang bedraagt 5 euro, koffie en thee inbegrepen
Reserveren vooraf is wenselijk: 023 – 542 3540
www.mondiaalcentrumhaarlem.nl

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter