blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Willems Wim

Karin Amatmoekrim promoveert op Anil Ramdas

Op dinsdag 26 september 2023 verdedigt Karin Amatmoekrim haar proefschrift In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet aan de Universiteit Leiden.

read on…

Zie de ander, een postume bundel van Annemarie Cottaar

Op vrijdag 9 juni a.s. wordt Zie de ander; Een open blik op migratie gepresenteerd, een postume bundel van Annemarie Cottaar, bezorgd door Nadia Bouras, Leo Lucassen en Wim Willems.

read on…

Literair Tijdschrift Extaze

Terwijl met regelmaat het ene na het andere literaire tijdschrift het onderspit delft en de subsidiekranen voor literaire tijdschriften worden dichtgedraaid, presenteert zich niettemin het nieuwe literair tijdschrift Extaze, vernoemd naar de novelle van Louis Couperus. In de voorbije decennia hebben de uitgeverijen en literaire tijdschriften Den Haag een voor een verlaten. Extaze wil dat rijke literaire verleden voortzetten en een platform voor de toekomst zijn, niet exclusief Haags maar wel met wat Den Haag aan literair moois te bieden heeft.

In dit 0(penings)-nummer van Extaze speelt ‘de Oost’ (hoe kan het ook anders voor een tijdschrift dat zijn redactionele thuisbasis heeft in Den Haag) zeker een rol met onder meer bijdragen van literatuurfilosoof Jan-Hendrik Bakker over Eline Vere van Couperus in ‘De erfenis van de Haagse roman’, een briefwisseling tussen Tjalie Robinson en Maria Dermoût, ingeleid door Tjalie Robinson-biograaf Wim Willems, een prachtig niet eerder gepubliceerd Indisch verhaal van de 10 jaar geleden overleden F. van den Bosch, uitvoerig ingeleid door Kees Ruys.

Verder in dit nummer van Extaze onder meer essays door Tom Dommisse over ‘Faust in extase’, Wim Noordhoek over beeldend kunstenaar Marcel van Eeden, van wie in dit nummer 17 tekeningen zijn opgenomen, Rob. H. Bekker over Captain Beefheart, Kees Schuyt over schilder-dichter Willem Hussem, verhalen van Gertrude Kunze, Kees ’t Hart, Yolande de Kok, Nicolette Smabers en Peter J. van Dijk en gedichten van Paul Steenhauer, Gilles Boeuf en Didi de Paris.

Aangezien Den Haag van oudsher de stad is met het meeste ‘buitenland’ kan het niet anders dat ook ‘de West’ in komende nummers met regelmaat aan bod zal komen. Extaze 2011-1 komt uit in september.

Extaze verschijnt vier keer per jaar.
Extaze 2011-0, Water dat niet meer bewoog
Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem
ISBN 978-90-6265-679-0
Winkelprijs losse nummers in de boekhandel € 15,00
Genaaid gebrocheerd, 112 bladzijden
Bij verzending vanaf het redactieadres € 17,00
Abonnement voor vier nummers (ingaand vanaf nr. 1) € 50,00
Voor meer informatie:
redactie@extaze.nl
www.extaze.nl

Het postkoloniale Indische debat

door Alfred Birney

Het probleem met het postkoloniale debat in Nederland is dat er geen postkoloniaal debat is. Nou klinkt dit wat flauw, dus ik zal het wat genuanceerder zeggen: het postkoloniale debat in Nederland is afhankelijk van incidentele oprispingen bij de aandacht voor de Indische, Surinaamse en Caribische literatuur en, breder getrokken, voor boeken afkomstig van immigranten en hun nazaten. Wie wil weten wat koloniale en postkoloniale literatuur behelst, moet lezen Europa Buitengaats; koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen onder redactie van Theo D’Haen.

Onlangs trok een nieuw Indisch boek de aandacht van recensenten, onder wie er velen zaten die dachten dat het wiel was uitgevonden. Het boek is van Eveline Stoel, getiteld Asta’s ogen. Het is een documentair geschreven boek dat toevallig zijn weg vindt naar het grote publiek. Ik zeg toevallig, omdat er jaarlijks tientallen van dergelijke boeken verschijnen, al decennia lang. De meeste van die boeken belanden in de prullenbakken van de redactielokalen, een enkele titel vindt zijn weg.

Boeken als Asta’s ogen hebben als voordeel dat de Indische geschiedenis weer even levend wordt. Ik zeg: even. Want die geschiedenis wordt niet werkelijk levend gehouden, althans niet in de officiële canon. Onze beroepslezers hebben beroerd geschiedenisonderwijs genoten en in het kielzog daarvan dus net zulk beroerd literatuurgeschiedenis. Ze hebben geen helder zicht op de verschillen in perspectief tussen blanke en niet-blanke schrijvers uit Nederlands-Indië en de Cariben. Vanzelfsprekend geven zij hun beperkte kennis van de (post)koloniale literatuur door aan hun studenten, die op hun beurt doodleuk boeken als Orpheus in de dessa en Oeroeg hoogtepunten noemen in de Indische literatuurgeschiedenis.

Let wel: het gaat hier niet over smaak, maar over perspectief. Een voorbeeld hiervan is de kritiek van Tjalie Robinson op Oeroeg, een stuk geschreven in 1948. Dit stuk, vol met sterke argumenten, heeft nooit enige invloed gekregen op de smaakmakers van de Nederlandse literatuur. Hoe komt dat?

Dit soort vraagstukken behoren bekend te zijn bij deelnemers aan een postkoloniaal debat. Anders weet je niet waarover het gaat. Afgelopen zaterdag werd er een dergelijk debat gevoerd in Nijmegen, er werd althans een poging ondernomen.

Op het podium nemen plaats Wim Willems, Eveline Stoel, Lizzy van Leeuwen en ik. Gespreksleider is Wim Brands.

Wim Willems zit al 30 jaar met zijn neus in de materie, is biograaf van Tjalie Robinson en ziet soms door de vele bomen het bos niet meer. Eveline Stoel is een nieuwkomer die het zich kan permitteren onbevangen en ongehinderd door een veelheid aan kennis haar zegje te doen. Lizzy van Leeuwen doolt rond in het niemandsland tussen wetenschap en essayistiek en heeft de neiging het gesprek al te technisch voor de toehoorders te maken. Ikzelf doe vooral aan het begin van zo’n debat niets anders dan iedereen maar meteen in de rede vallen omdat ik denk dat ik het allemaal beter weet. Mij wordt herhaaldelijk door Wim Brands ingefluisterd dat ik even mijn mond moet houden en dan gedraag ik me wel. Diezelfde Wim Brands is een journalist (en dichter) met veel ervaring op het gebied van postkoloniale en etnische literatuur. Hij leidt het debat in strakke banen, omdat het anders een gekijf van jewelste wordt.

Dat een dergelijk debat nooit een bevredigend einde krijgt, dat weet je van te voren, al is het maar omdat meer dan de helft van de gesprekstijd opgaat aan het uitleggen van waar het nou eigenlijk allemaal om gaat. Toch zijn dit soort gesprekken zinvol. Want er zijn altijd mensen in de zaal die ermee aan de gang gaan, erover gaan nadenken, ook al hebben ze de helft maar begrepen.

Mijn punt is dat het postkoloniale debat een vanzelfsprekend onderdeel zou moeten zijn van het algehele literaire debat. Dat de postkoloniale geschiedenis als een wezenlijk en onlosmakelijk onderdeel zou moeten worden gepresenteerd van de algemene Nederlandse geschiedschrijving.

Maar ja… ís er überhaupt wel een literair debat? En wordt de canon van de Nederlandse geschiedenis wel écht vernieuwd met dat beetje VOC-gelul dat eraan is toegevoegd? Wanneer zijn we zover dat we vanuit verschillende perspectieven naar onze eigen (literatuur)geschiedenis kunnen kijken?

Wim Willems brak aan het einde van het debat, voor een volle zaal, een lans voor de Turkse schrijver Sadik Yemni, die klaagde dat hij als Turk alleen maar om zo te zeggen over kamelen mag schrijven. Dat vond Wim Brands wel aardig om de avond mee af te sluiten. Nieuw is de klacht van Yemni natuurlijk niet. Ik schreef het al tien jaar geleden in mijn Yournael van Cyberney, een e-zine dat ik later herschreef en in boekvorm liet uitgeven. Dit zeg ik niet uit gelijkhebberigheid. Maar om te illustreren dat conclusies die ooit door schrijvende immigrantenkinderen worden getrokken niet direct door blanke Nederlanders worden overgenomen. Nee, die nemen ook nog eens tien jaar de tijd om tot dezelfde conclusie te komen. En als het even kan brengen ze het alsof het zelf hebben bedacht. Het komt er uiteindelijk toch steeds weer op neer dat je pas wordt geloofd zodra je een heel blank peloton achter je hebt. Een van de weinigen die dat tot dusver voor elkaar kreeg was Salman Rushdie. Maar daarvoor moest ie wel eerst een fatwa over zich heen krijgen. En zo ben ik weer terug bij af bij mijn eerste aflevering van Yournael van Cyberney, tien jaar geleden.

Albert Helman en Tjalie Robinson

De Gids over 100 jaar Tjalie Robinson

“Ze liepen allebei voor de troepen uit. Ze zagen zichzelf als iets compleet anders dan Hollander, konden aan hun afkeer van het karakteristiek-Hollandse nooit luidruchtig genoeg uiting geven, ze verlieten Nederland voor lange tijden, maar bleven hun leven lang uiteindelijk toch ook met tal van draden aan het vermaledijde landje aan de Noordzee verbonden. Albert Helman en Tjalie Robinson: een karakterverkenning op basis van brieven.”  

read on…

De Etnische Obsessie

door Leo Lucassen en Wim Willems

Er waart een spook door Europa. Niet dat van het communisme, zoals Karl Marx zijn beroemde manifest ooit begon, maar dat van het ‘etnisch culturalisme’. In dat perspectief worden maatschappelijke problemen niet meer in de eerste plaats verklaard uit klasse of milieu, maar uit etniciteit en religie. In dat opzicht verschillen verre ideologische verwanten van Marx, zoals de Duitse SPD (zie de verhitte discussie over Deutschland schafft sich ab van Theodor Sarrazin) en de Nederlandse PvdA, niet langer wezenlijk van de rechtse populisten. Ze zijn in een patstelling terechtgekomen, waarin elk beroep op lotsverbondenheid over etnische grenzen heen wordt afgedaan als een voorspelbare reflex van leden van de zogeheten Linkse Kerk. Zoals oud-minister Ronald Plasterk op 6 november j.l. in een interview in de Volkskrant zei: dit kabinet lijkt wel vooral gericht op revanchisme, waardoor elk beroep op solidariteit of het belang van cultuur wordt afgedaan als hobbyistische uitingen van een ver(d)achte elite. Links zit niet gewoon in de verdomhoek, het is een scheldwoord geworden voor alles wat niet past in de mal van de partij die de onvrede van het volk weet te mobiliseren. Met als gevolg dat de sociaaldemocraten nauwelijks meer een lans durven breken voor de ideologische uitgangpunten van hun partij, omdat ze daar meteen electoraal op worden afgerekend. Wat is er misgegaan, wanneer en wat valt er aan te doen?

De belangrijkste omslag in het denken, namelijk die van klasse naar etniciteit, vond plaats in het midden van de jaren zeventig. Migranten in de Nederlandse economie veranderden toen van ‘buitenlandse arbeiders’ in ‘etnische minderheden’. Het sociaaldemocratische geloof in vooruitgang had zich tot die tijd gericht op de verheffing van de Nederlandse arbeider. Dat veranderde toen het beleid zich steeds sterker begon te richten op problemen die voortvloeiden uit de aanwezigheid van grote groepen migranten.

In het maatschappelijke debat ontstond langzaam een tweedeling tussen autochtone Nederlanders en allochtone nieuwkomers. Niet van de ene op de andere dag, het ging om een geleidelijke ontwikkeling. Zo had Jos van Kemenade, de minister van Onderwijs in het kabinet Den Uyl, nog gepleit voor een onvervalst socialistisch ideaal. In zijn ogen bleef onderwijs de belangrijkste motor voor opwaartse sociale mobiliteit van de Nederlandse arbeider.

Het idee om de positie van laagopgeleiden te verbeteren, verflauwde echter toen er in 1979 een apart beleid voor (etnische/culturele) minderheden kwam. Het ging om een politiek breed gedragen aanpak, met als uitgangspunt dat de sociale en economische achterstanden in de samenleving een exclusief probleem vormden van immigranten. Vervolgens waren het centrumrechtse kabinetten, met onder meer Hans Wiegel als verantwoordelijk minister, die vorm gaven aan dit minderhedenbeleid.

Op de keper beschouwd was veel van dit specifiek multiculturele beleid – denk aan het onderwijs in de eigen taal en cultuur – vooral symbolisch van aard. In de aanpak van maatschappelijke achterstanden veranderde er namelijk niet zoveel. Maar terwijl in Engeland armoede en de problemen van de onderklasse tot op de huidige dag worden geassocieerd met autochtone blanken (al dan niet getatoeëerd), werden in Nederland – maar ook Duitsland, België en Frankrijk – de bordjes definitief verhangen. Buitenlandse arbeiders waren culturele minderheden geworden. Vanaf de jaren tachtig is de sociaal-politieke agenda steeds meer in het teken komen te staan van thema’s die verband houden met de vestiging en inburgering van immigranten en hun nazaten.

Het vraagstuk van de integratie van de eigen arbeidersklasse leek in de loop van de jaren tachtig min of meer afgerond – een gepasseerd station. Er waren weliswaar sociale wetenschappers, zoals de Rotterdamse socioloog Godfried Engbersen, die er in de afgelopen twintig jaar met enige regelmaat op wezen dat die opvatting niet klopte. Zij kregen echter weinig gehoor in het stemmenkoor over de schaduwzijden van de multiculturele samenleving. Allochtonen waren uitgegroeid tot de tweede sociale kwestie, die om eenzelfde voortvarende sociale aanpak vroeg als in het verleden bij de arbeidersklasse.

Die overgang in het politieke en maatschappelijke denken van ‘de arbeider’ naar ‘de allochtoon’ ging gelijk op met de neoliberale wind die met Ronald Reagan en Margaret Thatcher aan het begin van de jaren tachtig mondiaal opstak. Achterstand werd steeds meer beschouwd als een probleem van het individu, want iedereen die het wilde kon immers profiteren van de kansen die de vrije markt bood. De gedachte dat achterstanden die mensen opliepen ook samenhingen met structurele belemmeringen in de samenleving was op zijn retour.

Zowel bij de voor- als de tegenstanders van immigratie en het ontstaan van een multiculturele samenleving domineerde het denken in culturele en etnische verschillen. In kringen van politici, ambtenaren, wetenschappers en de media werden de maatschappelijke problemen vanaf de tweede helft van de jaren tachtig in toenemende mate geduid in termen van allochtonen versus autochtonen. Bij beeldbepalende minderheden als Marokkanen en Turken viel het begrip ‘allochtoon’ bovendien vaak samen met dat van ‘moslim’. Dit had direct te maken met de institutionalisering van de islam als godsdienst. Deze werd vooral zichtbaar in de stichting van moskeeën en scholen vanaf het midden van de jaren tachtig.
.
Ook sociaaldemocraten raakten geobsedeerd door dit denken. De onderliggende sociale en economische oorzaken van de achterstanden van deze groepen raakten daardoor buiten beeld. Het gaf tevens voeding aan de criticasters van immigratie, die vonden dat allochtonen werden voorgetrokken en het ‘eigen volk’ in de kou bleef staan. Dan ging het niet alleen om de overlast die groepjes Marokkanen en andere immigranten veroorzaakten. Mensen voelden zich verwaarloosd en in de steek gelaten door de politiek.

De politiek heeft die signalen eenzijdig geïnterpreteerd. Het debat sinds de jaren negentig heeft zich namelijk toegespitst op culturele thema’s met een hoog symbolisch gehalte: hoofddoekjes, boerka’s, dubbele paspoorten, en de rol van migrantenorganisaties. Die symboolpolitiek verhult echter, dat de problemen waarmee allochtonen en autochtonen kampen – en hun achterstanden – vaak het gevolg zijn van hun sociale en economische positie.

Onveiligheid, criminaliteit en onderklassenvorming komt zeker niet alleen voor onder migranten met te weinig diploma’s op zak. Integratie zou zich dus net zozeer moeten richten op het verbeteren van de positie van laagopgeleide autochtonen, of die nu in Rotterdam, Den Bosch, Koggeland, Limburg of Friesland wonen. Vandaar dat Pim Fortuyn een snaar raakte met zijn ‘verweesde samenleving’, een waarschuwing die ook de PVV geen windeieren legt. Deze populisten laten echter na – en dat geldt zeker voor het recente boek van Martin Bosma – om hieruit de consequentie te trekken dat de analyse in termen van etniciteit tekortschiet. Zij worden verblind door de etnische obsessie.

Een terugkeer naar het begrip ‘klasse’ of eventueel ‘sociaal milieu’ mag een stap terug in de tijd lijken, maar onderzoek naar armoede en het ontstaan van een onderklasse laat zien dat de positie van ouders en grootouders veel meer verklaart dan etniciteit, cultuur of religie. Zo presteren de meeste moslims in de Verenigde Staten of de Indiërs in Engeland maatschappelijk beter dan de gemiddelde inwoner van die landen. Anders dan de moslims in Nederland komen zij namelijk uit de hogere middenklasse in hun land van herkomst. Net als trouwens het overgrote deel van Nederlandse kinderen met laagopgeleide ouders niet verder komt dan het VMBO.

Wanneer het figuren als Martin Bosma, en met hem de PVV, ernst is met hun idee in de socialistische voetsporen van Jacques de Kadt en Willem Drees te treden, dienen zij om te beginnen het denken in etnische en religieuze vakjes op te geven. Gezien hun obsessie met de islam is dit echter niet waarschijnlijk. Die fixatie geldt echter niet alleen de populisten, ook de PvdA is ver van haar oorsprong weggedreven en verstrikt geraakt in de etnische (en nationalistische) fuik. Dat bleek met name uit de omstreden integratienota Verdeeld verleden, gedeelde toekomst, vastgesteld op het partijcongres van 14 maart 2009.

Wil de partij haar historische achterban terugwinnen en tegelijkertijd immigranten en hun nazaten aan zich binden, dan zal zij zich om te beginnen moeten distantiëren van het denken in termen van etnische culturen. Klasse is de gemene deler van veel maatschappelijke problemen, dus dient de dreigende tweedeling bij die wortel te worden aangepakt. Het is daarom interessant dat beoogd minister van Binnenlandse Zaken (en Integratie), de CDA’er Donner, op vrijdag 8 oktober jongsleden in het NOS-journaal verklaarde dat “integratie voor het overgrote gedeelte ook betrekking heeft op Nederlanders”. Het valt te hopen dat Donner samen met zijn partijgenoot Gerd Leers, de nieuwe minister van Immigratie en Asiel, die wijsheid ook in de praktijk brengt.

[Leo Lucassen en Wim Willems bezetten samen de leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden/ Campus Den Haag. Een bewerking van deze tekst verscheen eerder in NRC Handelsblad. Deze tekst is met toestemming van Leo Lucassen op Republiek Allochtonië geplaatst op 29 november 2010, en overgenomen door deze blogspot.]

 

Al wat je ooit zag of hoorde, is anders

Op 23 oktober – de openingsavond van Nederland leest … Oeroeg – is de Werkgroep Indische Letteren gastprogrammeur van een literaire avond in de Centrale Bibliotheek Amsterdam.

read on…

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter