blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Wanga Natalie

Papiamentu bij Taalstrijd

Dicteren en Dichten in Papiamentu staat op het programma van Taalstrijd in Rotterdam op 11 november. read on…

Balans: Arubaans letterkundig leven (35)

door Wim Rutgers

04.10 Simia literario

In Postkoloniaal Nederland; vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2010) bespreekt Gert Oostindie de begrippen bonding, bridging en belonging als karakteristiek voor de migrant in zijn relatie met de autochtone bevolking van een land, een sociologische indeling die ook op de literatuur toepasbaar is, ook op die van Arubaanse auteurs. De begrippen houden een dubbele oriëntatie in: de positie die de migrant zich in de nieuwe samenleving wenst en zoekt, maar ook de positie die deze migrant ervaart van de autochtone bevolking: wil de emigrant meedoen, krijgt de migrant van de autochtone bevolking de ruimte om in de nieuwe maatschappij te participeren. read on…

Groot Papiaments Dictee

De winnaressen van het Groot Papiaments dictee 2013 van Simia Literario: Diana Damon (diktado papiamentu) en Natalie Wanga (dictado Papiamento) met de voorlezers Rita van der Heul (rechts; papiamentu) en Olga Orman (geheel links; Papiamento). De dictee-tekst is geschreven door Frida Winklaar Domacassé in het papiamentu. Mirto Laclé heeft de tekst in het Papiamento vertaald.

Natalie Wanga: Schrijven, toneel en debatteren (2 en slot)

door Quito Nicolaas

Het leven op aarde leef je maar slechts een keer, is het credo van iedere schrijver. Natalie timmert hard aan de weg om mee te doen en vooruit te komen in verschillende arena. Leunen tegen de oude cultuur en literatuur kan haar parten spelen en verruilt ze deze tegenwoordig voor de Perzische en Arabische literatuur. Als amateurtoneel-speelster maakt ze deel uit van toneel-groep B plus C Leiden en speelde ze onder andere de rol van Shakespeare’s Julia en de Koningin in het toneelstuk Tussen de Schuifdeur. Het besef dat haar eiland Bonaire geruisloos een metamorfose ondergaat, heeft haar o.a. doen besluiten om politiek activist te worden. Ze heeft verschillende prijzen behaald als public speaker, zoals de eerste plaats in 2010 met haar toespraak over het thema Whisper to the Inner Child bij de Toastmasters International competitie voor de regio Den Haag.

Welke invloed heeft het wonen op Aruba, Bonaire en Nederland op je gehad?
Tum Tum Ahe, Re-Mai-Lo, Coming Down Forking en Het Smurfenlied. Dit zijn hele bekende traditionele nummers en gedeeltes van nummers uit de ABC-eilanden en Nederland waarmee ik ben opgegroeid. Wonende op Bonaire, krijg je toch ook heel veel invloeden uit Curaçao. Ik voel me heel bevoordeeld dat ik in al deze culturen heb mogen opgroeien. Als kind kende ik al de drie volksliederen van elk ABC-eiland afzonderlijk uit mijn hoofd. Met Nederland heb ik een vast-losse liefdesrelatie. Toen turner Epke Zonderland dit jaar bijvoorbeeld zijn gouden Olympische medailles in ontvangst nam en het Wilhelmus werd gespeeld, sprongen spontaan de tranen in mijn ogen. Natuurlijk zijn er zaken in Nederland die mijn voorkeur genieten en die ik warm omarm. In Nederland ben ik ook in aanraking gekomen met diverse culturen zoals de Surinaamse, Iraanse, Turkse en Arabische cultuur. Deze hebben mijn leven verder verrijkt en mijn visie op het leven verbreed.
In het kort verhaal Fool blood I, beschrijf je verschillende etappes in je leven. Wat betekent deze worsteling voor de thema’s waarover je schrijft?
Fool Blood I is een woordspeling van het Engelse woord full blood wat volbloed betekent. Naast het Nederlands en Papiamento schrijf ik namelijk ook in het Engels. Dit werk is een satirisch stuk hoe zowel Caribische Nederlanders, Europese Nederlanders en andere nationaliteiten mij voor ‘aanzien’. Bijna niemand kan me in eerste instantie in het ‘correct etnische hokje’ plaatsen. Tijdens een studiereis naar Iran werd ik zelfs door de bewoners voor Iraniër aangezien met de nodige prettige, minder prettige en zelfs spannende situaties als gevolg. En zelfs Bonaireanen zien me voor een Arubaanse of Latina aan. Ik weet overigens niet wat hun criteria zijn om mij als ‘Arubaanse’ of Latina te beschouwen, maar goed, ha ha ha. Daarnaast wijst dit stuk ook op het feit dat ik vanaf mijn kindertijd door mijn omgeving ook bijna gedwongen word om een voorkeur voor beide eilanden te uiten of te kiezen. Voor mij is dit heel simpel: Ik ben geboren op Bonaire, van Bonaireaanse ouders die beiden een groot deel van hun leven ook op Aruba hebben doorgebracht. Maar mijn grootouders en generaties daarvoor zijn Bonaireanen. Ik leg het ook vaak op de volgende manier uit: Bonaire is mijn moeder, Aruba is de tante die me altijd liefdevol heeft verzorgd toen ‘Moeder Bonaire’ buiten haar kunnen dit niet kon.
Waarom ben je nooit tot een publicatie gekomen?
Een zeer legitieme vraag! Behalve de gezamenlijke verzamelbundels van Simia Literario en krantenartikelen, heb ik zelf nooit een werk ‘à titre personnel’ gepubliceerd. Angst voor het onbekende misschien? Te perfectionistisch op dat gebied met de hieraan gerelateerde faalangst? Te druk met andere zaken? Eerlijk gezegd kan ik hier geen pasklaar antwoord op geven. Ik denk dat het een combinatie is van bovengenoemde factoren. Maar ik hoop wel in de nabije toekomst met een eigen publicatie te komen.
Hoe kijk je zelf tegen de Nederlandstalige Caribische literatuur aan? 
Deze term heb ik altijd ‘tricky’ gevonden. Wat zijn de criteria? Moet de schrijver per se uit Caribisch Nederland komen? Moeten de thema’s echt gebaseerd zijn op bijvoorbeeld het slavernijverleden, culturele thema’s of de natuur? Of over de eeuwige etnisch cultureel interne tweestrijd van de Caraibische Nederlander? De ‘klassieke’ schrijvers zoals Cola Debrot, een Bonairiaan overigens, Pierre Lauffer, Boelie van Leeuwen, Tip Marugg en Frank Martinus Arion zijn natuurlijk het vermelden waard.
Nogmaals iedereen is vrij om zijn/haar eigen thema’s te kiezen voor hun werk. En dit soort werk moet er ook zijn! Maar eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het een verademing vind om jongere schrijvers als T. Martinus ( pseudoniem voor Quincy Gario) over andere thema’s te zien schrijven. Mijn korte verhalen gaan ook vaak over andere culturen ,zoals de Perzische en Arabische die me zo fascineren, en taboedoorbrekende thema’s. Maghrib na Ispahan bijvoorbeeld is een kort fictief verhaal dat ik geschreven heb over de non-fictieve eerste Iraanse vrouwenrechter en Nobelprijswinnaar Shirin Ebadi.

Wat zijn je plannen voor de toekomst?
Om gezond en positief ten opzichte van anderen en mijzelf te blijven! Dan komt alles bijna vanzelf.

Natalie Wanga: Schrijven, toneel en debatteren (1)

door Quito Nicolaas
Natalie Wanga werd geboren op Bonaire, haar jeugdjaren bracht ze door op Bonaire en Aruba en eenmaal volwassen vertrok ze naar Nederland. Door deze tocht langs kleine en grote gemeenschappen, proefde ze de verschillen qua cultuur en ontwikkelde ze een aparte kijk op mensen. Niet altijd tevreden met het bereikte resultaat blijft ze op zoek gaan naar het nieuwe, onwaarschijnlijke en ongrijpbare in het leven. Als secretaris van het eerste bestuur van Stichting Simia Literario was Natalie slechts korte tijd actief en trok zich om privé redenen terug. Een drukke tante die geen kans voorbij laat gaan en in alles een uitdaging ziet. In haar vrije tijd reist ze naar virtuele oorden, is amateurtoneelspeelster en zoekt de natuur op.
Wat is je drijfveer om te schrijven?
Mijn moeder heeft ons van kleins af aan de liefde voor talen en literatuur bijgebracht. En daarvoor ben ik haar eeuwig dankbaar. Het allermooiste compliment als schrijfster kreeg ik van mijn (nu overleden) vader toen ik een jaar of negen, tien was. Voor de verjaardag van mijn moeder had ik een poëzie/proza boekje gemaakt met tekeningen. Toen mijn vader het las sprak hij me meteen streng toe dat ik niet mocht liegen dat ik de verhalen en poëzie zelf had geschreven. Hij gaf me ad hoc een spoedcursus over wat het woord plagiaat inhield en de consequenties hiervan. Hoe ik hem ook probeerde te overtuigen dat ik echt alles had geschreven uit eigen inspiratie, hij kon het maar niet geloven. Toen al beschouwde ik mijn intuïtie als drijfveer voor het schrijven. Vaak voel ik gewoon intuïtief aan, zoals veel schrijvers dat ook aangeven, dat iets op papier moet.
Richt je je meer op proza of poëzie en waarom?
De laatste jaren heb ik me zeker veel meer gericht op proza. Vooral korte verhalen en opinie artikelen genieten mijn voorkeur. De reden is heel simpel: ik ben een vrouw van veel woorden. Ik moet echt alles kwijt kunnen. Het klinkt misschien wat tegenstrijdig omdat ik ‘korte’ verhalen aangeef als preferentie, maar voor mij is dat juist de combinatie van veel ‘kwijt kunnen’ maar ook om relatief snel tot een voldaan einde te komen. Maar dit neemt niet weg dat ik af en toe toch een gedicht schrijf waarin ik vaak dezelfde stilistische middelen toepas als in mijn proza.

Hoe belangrijk is identiteit in je werk en hoe manifesteert deze?
Er is geen enkele persoon in de wereld die kan beweren dat al haar creatieve uitingen zoals bijvoorbeeld dansen, zingen en schilderen niet haar identiteit als grondslag heeft. En dit geldt dus ook voor het schrijverschap. We beseffen als Antillianen, Caraibische Nederlanders vaak niet hoe rijk we zijn wat onze identiteit betreft. Een van de clichés waar we toch telkens er niet omheen kunnen. Onze geografische ligging is al een poëtische uiting waard: we zijn de lombrishi (navel) van twee continenten rijk aan cultuur, diversiteit en invloeden. Komt er nog bij al de gedeelde Europese geschiedenis. Dus natuurlijk manifesteert dit zich ook in mijn werk. Ik ben bijvoorbeeld een grote fan van het Latijns-Amerikaanse Magische Realisme en de schrijver Rómulo Gallegos (Venezuela 1884-1969). Maar ik ben ook wel meer dan alleen maar een Bonairiaanse en Caraibisch Nederlandse vrouw. Identiteit is voor mij veel meer dan alleen het etnisch culturele erfgoed. En dit is ook terug te herkennen in mijn werk.

In het gedicht Den lus di Bo ausencia [In het licht van je afwezigheid] ga je een gesprek aan, waarin de ik-figuur spijt betuigt. Waarom?

Den Lus di Bo Ausencia

Mare bo yegada a hasi dolo
Pa asina mi stima bo mas cu por
Pa mi wak mi mes den bo.
Pa mi pasado, nos awe y bo futuro
Pa sernan stima, stima bo
Pa antepasadonan.
Miyones di number na mundo y abo
No tin ningun.
Pero bo ausencia ta marca mi
Tur dia, tur caminda, den bo lus.


In het Licht van je Afwezigheid
Had je komst mij maar pijn gedaan
Ik had dan onmogelijk veel van je gehouden
Om mijzelf in jou te zien,
Om mijn verleden, ons heden en jouw toekomst,
Omwille van dierbaren die van je houden,
Omwille van je voorouders.
Miljoenen namen in de wereld
En je hebt er geen een.
Maar het licht van je afwezigheid
Achtervolgt mij, onzichtbaar, elke dag, overal.

Dit gedicht heb ik geschreven voor het verzamelwerk van Simia Literario (Wie Ik Ben/Ta Ken MI Ta) over het thema identiteit. Ik heb gemerkt dat Caraibische Nederlanders (vooral boven de 40) vaak bij het woord identiteit meteen, en alleen, een koppeling maken met hun eigen etnische en culturele achtergrond en/of geschiedenis. Natuurlijk is dit ook zo maar we zijn nog veel meer dan dit. Ik ben inderdaad een trotse Bonairiaanse en Caraibische vrouw, maar ik ben zeker ook een vrouw, dochter, zus, partner, geliefde, stiefmoeder, vriendin, carrièrevrouw en (politiek)activiste. Het opvallende aan dit gedicht is dat personen die hetzelfde hebben meegemaakt zich meteen in herkenden. Terwijl anderen dachten dat het gericht was aan een ex-minnaar of zelfs aan Bonaire.

Wat is de ironie in dit gedicht?

Dit gedicht gaat over ongewenste kinderloosheid en is dus gericht aan het ongeboren kind. Zowel ik persoonlijk als verschillende Antilliaanse /Arubaanse vrouwen hebben hier negatieve ervaringen ondervonden in Caribisch Nederland. Het ironische is dat het meestal moeders zijn die zich minachtend, beledigend en vooroordelend hierover uiten. Men ‘veroordeelt’ minder snel een tienermoeder dan een volwassen vrouw die bewust of onbewust kinderloos is. Een zeer kwalijke zaak. Indien het voor een vrouw een ongewenste situatie is, is dit dan extra pijnlijk. Mijn ervaring is ironisch genoeg, dat met name Caraibisch Nederlandse vrouwen in mijn omgeving die (on)gewenst kinderloos zijn, juist veel meer moederlijker, zorgzamer en warmer ingesteld zijn. Kinderloosheid, bewust of onbewust is een deel van je identiteit maar beoeft naar mijn mening geen waardeoordeel aan verbonden te worden.
Ben je ook op andere terreinen van kunst en cultuur actief?
Ik ben sinds 2006 actief bij de Internationale Openbaar Spreken organisatie Toastmasters International en ben een van de medeoprichters in Leiden. En als redacteur bij het regionaal blad van de SP probeer ik zoveel mogelijk op te komen voor de bescherming van onder ander de cultuur en natuur van Bonaire.[wordt vervolgd]
[uit Caribe Magazine,  21 november 2012]

Simia Literario: woorden willen bloeien

door Giselle Ecury

In Nederland zijn mensen actief, die een aantal dingen met elkaar gemeen hebben. Zij hebben een sterke band met de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba en zij houden van schrijven. Zo werd op 1 september 2001 Simia Literario opgericht door Quito Nicolaas en Liberta Rosario als een netwerk voor Antilliaanse en Arubaanse schrijvers. Inmiddels is er veel veranderd, maar de groep, met nog altijd leden van het eerste uur, is hecht en bloeit. Een overzicht van tien jaar aan activiteiten.

Simia Literario ziet in 2001 het levenslicht als een netwerk dat gericht is op het schrijven in het Papiaments. Zo worden op 10 november 2001 in Amsterdam-Zuidoost, in het gebouw van de Stichting FORSA – een steunpunt voor Antillianen en Arubanen – workshops georganiseerd. Norman de Palm legt alles uit over scriptschrijven, Jorge Labadie over orthografie, Ursula Clemencia (R.I.P.) geeft een workshop “Verhalen schrijven” en Olga Orman over het redigeren van teksten. Gelijktijdig vindt elders in het gebouw een poëzieworkshop plaats. De gastsprekers daar zijn Quito Nicolaas over de basistechnieken van het schrijven, Karel Voigt over surrealistische poëzie, Ronny Martina over orthografie, nogmaals Karel Voigt over het redigeren van gedichten en Quito Nicolaas over de behandeling van gedichten. De voertaal is Papiaments.

Al tijdens deze tweede bijeenkomst blijkt, dat de hier in Nederland woonachtige leden behalve in het Papiaments, ook in het Engels en in het Nederlands schrijven en dat daar rekening mee gehouden moet worden. De opkomst van 25 tot 30 mensen is groot. Iedereen kan zich die middag als lid inschrijven. De meesten doen dat. Enthousiast.

Anno 2011 maakt men zich op voor een tweede lustrum. Is alles gedurende die jaren gestaag doorgegroeid of zijn er ook hiaten ontstaan?

Het eerste jaar biedt maandelijks een bijeenkomst, waarin telkens een lid een thema behandelt, zoals bijvoorbeeld het schrijven van een column door Ronnie Martina, nog altijd in het Papiaments. Er wordt een Café Literario gehouden in Café “El Diferente” in de De Clerckstraat in Amsterdam-West, met ruimte voor het declameren van gedichten en het vertellen van verhalen. Een filmploeg neemt alles op. Een gezellige dag met een grote opkomst.

Ook worden er commissies ingesteld. Elke commissie zal de organisatie op zich nemen van een activiteit, zoals Workshops, het Café Literario, de Literaire Maaltijd, het Literaire Concours en een Literair Radioprogramma. Veelbelovend. Maar toch komt er weinig van terecht. Iedereen moet alles doen naast eigen bezigheden en werk. Eind 2002 haken veel leden af en is er zelfs onenigheid. Met zo’n 15 mensen wordt een doorstart gemaakt.

Op 21 januari 2003 wordt ervoor gekozen om van Simia Literario een Stichting te maken, vermoedelijk om zo, als Stichting, ook subsidies aan te kunnen vragen. Quito Nicolaas wordt voorzitter, Richard de Veer penningmeester en Natalie Wanga secretaris. Dat jaar vindt het Eerste Literaire Concours plaats met de uitreiking van een literatuurprijs voor proza en één voor poëzie. De winnaars mogen bij uitgeverij In de Knipscheer een bundel uit laten geven van hun werk. De werving en inschrijving vinden zowel in Nederland als op de Antillen en Aruba plaats. Er is een externe jury ingesteld met o.a. de dichters Henry Habibe en Walter Palm. De prijsuitreiking vindt plaats op 5 oktober in het Cosmic Theater in Amsterdam. Het programma bestaat uit presentaties en voordrachten van de leden. De prijzen worden gewonnen door Joan Leslie (Proza) en Munye Oduber (Poëzie). Er wordt ook een bundeltje geprint met de voorgedragen gedichten en verhalen: Caribbean Waves of Words.

Het jaar daarop wordt er tijdens de bijeenkomsten een gedicht, alsmede een verhaal behandeld en begeleid door twee leden. Het Statuut bestaat 50 jaar en enkele leden schrijven gedichten voor de bundel Met de wil elkander bij te staan. Ook vindt de Tweede uitreiking van de Literaire Prijzen plaats in theater Zuidplein in Rotterdam. Bentana Habri wordt gepresenteerd, een bloemlezing van gedichten en verhalen in het Papiaments. Er wordt voorgedragen, wat de avond geslaagd maakt. In het bestuur vinden er wisselingen plaats.

Begin 2005 haken meer leden en bestuursleden af. Dat maakt de toestand kritiek. Ondanks de bereikte successen valt de groep uit elkaar. De overgebleven leden steken de koppen bij elkaar. Wat is er aan de hand? Is het tij te keren? Na veel gesprekken wordt uiteindelijk eind 2005 besloten, dat het roer om moet. Gerarda Lauf, bekend om haar leiderschap in de Parochie Santa Ana, wordt de nieuwe voorzitter. Het bestuur is overgedragen en wordt ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Corry Paesch is penningmeester en Olga Orman de secretaris. Ondanks de perikelen van 2005 is er een nieuw product in de maak, een CD met voorgedragen gedichten. Het eerste Lustrum is in zicht. Daar moet aan gewerkt worden! De lustrumviering vindt plaats in september in het NH-hotel aan het Leidsche Bosje te Amsterdam in samenwerking met de Vereniging Antilliaans Netwerk. De CD Kosecha/Cosecha wordt gepresenteerd. De groep breidt zich weer uit en er vinden interessante workshops plaats. In november wordt een kleine bundel, Fruta Hecho/ Rijpe vruchten geprint met de gedichten uit een workshop van poëziedocent Jos van Hest.

Helaas overlijdt in die tijd na een ziekbed een wijs en actief lid, Brigida Meijer-Cratz. Als men dit verlies verwerkt heeft, doen de leden in verschillende steden mee met het landelijke evenement “Nederland Leest”. De bibliotheken verstrekken dan gratis een tevoren bepaald boek, waarbij het de bedoeling is, dat er een discussie op gang komt tussen de mensen onderling. In 2006 is dat Dubbelspel, geschreven door de ons allen bekende Frank Martinus Arion. In januari 2007 wordt een workshop georganiseerd voor het schrijven van gedichten in samenwerking met de Stichting Sabana, het Strategisch Amsterdams Beraad van Antillianen en Arubanen, dat werkt aan hun welbevinden als zij wonen in Amsterdam.

Nog een greep uit de diverse dingen die zijn ondernomen of gerealiseerd: Ik heb het genoegen me omstreeks die tijd aan te sluiten bij dit illustere gezelschap. Mijn romandebuut heb ik net gemaakt. Mijn eerste dichtbundel is dan al langere tijd een feit. Ik heb een optreden achter de rug tijdens één van de Haagse Winternachten. Van Joan Leslie komt de verhalenbundel De Bloeiende Flamboyant uit. Ik neem een doos exemplaren mee, als ik in maart 2007 naar Aruba reis om daar mijn beide boeken te presenteren in de Bibliotheek van Oranjestad. Een aantal van ons doet in Utrecht met voordrachten mee aan het festival Caribbean Express, dat georganiseerd is door Dr. Michiel van Kempen, hoogleraar West-Indische Letteren en tevens zelf auteur. Er wordt een thema-avond georganiseerd met de Vereniging Antilliaans Netwerk over het literaire werk van de schrijver Pierre Lauffer in samenwerking met de Fundashon Pierre Lauffer op Curaçao. Men zorgt ervoor dat een aantal van zijn titels herdrukt wordt. De verhalenbundel Waarover wij niet moeten praten wordt uitgebracht door In de Knipscheer, met bijdragen van enige Simia’s.

In 2008 komt er een samenwerking tot stand met het festival “Juni Kunstmaand in de Baarsjes”. Simia Literario organiseert twee workshops, Schrijven en Illustreren, in “Centrum Meneer de Wit”. Het resultaat is de bundel Symbiose tussen pen en penseel. In oktober wordt door Joe Fortin een lezing over Caribische Literatuur gehouden in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Ook worden kerstverhalen geschreven, die in december gepresenteerd zijn in het Arubahuis en die later gebundeld worden: Nostalgia na fin di Aña/ Nostalgie aan het eind van het jaar. Verschillende leden hebben eigen werk uitgebracht of zien werk officieel uitgegeven worden. Sommige zijn zelf uitgever geworden. Er is op verschillende podia opgetreden, ook op de Antillen en op Aruba. Sinds 2006 is men actief boeken aan het verkopen en in dit verband werkt men nauw samen met uitgeverij In de Knipscheer.

Afgelopen jaar is hard gewerkt aan twee gezamenlijke bundels, die in dit lustrumjaar 2011 uitgebracht zullen worden: poëzie en proza in het Papiaments, Nederlands en Engels.

De groep is inmiddels hecht te noemen. Er wordt veel gelachen, de sfeer is vriendschappelijk en inspireert. De voertaal is overwegend Nederlands. Helaas is onze fantastische voorzitter vertrokken. Gerarda Lauf is teruggekeerd naar Curaçao. Met elkaar hebben de leden haar een warm afscheid bereid, in het vaste voornemen contact te houden en met elkaar te blijven groeien en schrijven. Daar vraagt Simia Literario om. Want woorden willen bloeien.

[eerder verschenen in AD Wikènt, 7 april 2011]

‘In de bosjes, Frank, daar ligt hun toekomst!’

door Fred de Haas

Zondagmiddag 6 juni, Delft, Boekhandel Huyser
Presentatie van het boek Tropenkolder

Het was een van die drukkende Hollandse lentemiddagen waarbij de temperatuur aarzelt tussen aangenaam en onaangenaam en waarop de regen nog net niet of nauwelijks door de overdekte lucht dringt. Een trotse uitgever Anton Scheepstra (foto rechts, rood shirt) van Uitgeverij Passage in Groningen introduceerde als eerste spreker de debuutroman Tropenkolder van Marcel de Jong.
Vervolgens gaf de Bonairiaanse Natalie Wanga een toepasselijke introducerende presentatie waarin zij op een leuke manier voor het publiek de meervoudige identiteit van vele caribeñas en caribeños ontleedde door zichzelf en haar ervaringen op de eilanden en in de wereld als voorbeeld te nemen en ook enkele dichtregels van Antonio Machado aanhaalde om haar betoog te illustreren:

Caminante no hay camino
Se hace camino al andar….

(Reiziger er is geen weg, wegen wijzen zich al reizende….), waarbij met ‘de weg’ in dit geval de weg van de schrijver werd bedoeld.

Vervolgens kwam de auteur zelf aan het woord die genereus en uitbundig begon met de schrijver Rudolf Geel te bedanken voor zijn inspirerende en geïnspireerde aanwijzingen tijdens de 6-jaar durende weg die hij, Marcel, had afgelegd voordat het boek eindelijk op de plank stond. Niet dat hij er geen plezier aan had beleefd, integendeel, de weg was een worsteling geweest, maar dan van het aangenaamste soort. Maar nu was ie ten einde en kwam er weer een andere weg: caminante no hay camino… Schrijven is een zoekproces, zei de Jong, langzamerhand leer je je eigen personages kennen en daardoor kom je ook steeds dichter bij jezelf. Maar nu was het dus af en stond het boek in zijn eigen boekenkast tussen de dichter-zeeman Slauerhoff die alleen maar in zijn gedichten kon wonen en de ‘opwaaiende zomerjurken’ van Oek de Jong.

‘Emotie is heel belangrijk’ zei Rudolf Geel in zijn reactie. Het is fijn als een boek goed is geschreven, maar zonder emotie zou het een bedenkelijke zaak worden. Geel haalde als voorbeeld een openingszin aan van Nescio die hem tot tranen toe had bewogen: ‘Jongens waren wij, maar aardige jongens’. Inderdaad, zo is het.
Vervolgens sloot de schrijver de presentatie af door een stuk voor te lezen uit het eerste hoofdstuk van zijn boek Tropenkolder en liet het aanwezige publiek kennismaken met een van die vele absurde situaties die je in de Caribische tropen zoal kan aantreffen. De waarnemend gezaghebber van Bonaire, de heer Peter Silberie, voor Bes-zaken in Nederland, hoorde ernstig toe (foto links, in het midden). Ik zou zijn gezicht wel eens willen zien na het lezen van Tropenkolder.

Toen de spanningsboog voldoende was gestegen hield de Jong op en nodigde hij de luisteraars uit om de rest van het boek maar zelf te lezen…. En zo zou geschieden, te oordelen naar de lange rij die zich voor de signerende schrijver begon te vormen.
Vanaf de eerste bladzij van Tropenkolder – een sleutelroman met autobiografische trekken waarvan het verhaal zich afspeelt aan het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw – wordt de lezer deelgenoot gemaakt van situaties en gebeurtenissen die onafwendbaar naar het grote échec zullen leiden, naar een daverende clash tussen twee culturen, de Antilliaanse c.q. Bonairiaanse en de Nederlandse.

De handeling begint op het verstikkend hete schoolplein van SGB, de Scholen Gemeenschap Bonaire, waar een leraar zijn klas niet in kan omdat de obstructie drijvende, treiterende conciërge Tanga, een voormalige bajesklant, de sleutel van de klas weigert af te geven, in de wetenschap dat hij wordt gesteund door Directeur Maduro, een incompetente, door de katholieke kerk geprotegeerde Bonairiaanse ‘schoolleider’, die Andeweg suikerzoet meedeelt dat hij, Andeweg, als Nederlander de infame geschiedenis van de slavernij heeft geërfd en dus, suggereerde de sluwe blik in zijn ogen, een toontje lager moet gaan zingen. Tanga en Maduro, een onfris duo dat de pest heeft aan Nederlanders. In dezelfde mate als de aan de SGB werkzame Nederlanders de pest hadden aan Bonairianen.

Vanuit dit kweekbed van haat en onbegrip zal zich onstuitbaar een cultureel drama voltrekken dat zich zal manifesteren in een aantal over elkaar heen buitelende gebeurtenissen die door de auteur op meesterlijke wijze en op een zeer onderhoudende, stijlvolle, coherente en transparante manier worden verteld en in de hand gehouden. Een boeiende vertelling met als inzet de strijd tussen twee culturele identiteiten waarvan je je afvraagt of, na 2010, als de huidige staatkundige ontwikkelingen zich doorzetten, de Bonairiaanse identiteit niet langzamerhand zal verdwijnen.

De dragers van het verhaal zijn Frank Andeweg, leraar maatschappijleer en journalist voor een Nederlands-Antilliaanse krant (men herkent het Antilliaans Dagblad), en Wiebe Kramer, een leraar Nederlands, die, net als zijn vriend Frank, ook artikelen voor een krant schrijft. Door hún ogen zullen wij een, volgens hen, lamlendige en corrupte Bonairiaanse samenleving leren kennen. De zware shag rokende Wiebe, die al langer in het Caribisch gebied werkzaam is, heeft de gewoonte om zijn frustraties om te zetten in simplistische en racistische one-liners en ongevraagde adviezen: ‘Nagel die apen aan de schandpaal, Frank!’ Wiebe Kramer heeft een ijzeren discipline in de klas en hij geeft geheel gratis zijn recept voor een goede ordehandhaving door aan zijn vriend: ‘Zet een leerling een keer in de prullenbak! Dat zijn ze thuis gewend!’ Ook schetst Wiebe, zinspelend op de seksuele activiteiten van nogal wat leerlingen, de volgende rooskleurige toekomst voor enkele Mavo-3 meisjes: ‘In de bosjes, Frank, daar ligt hun toekomst!’ Over de collega’s is Wiebe evenmin te spreken: ‘Het is gewoon een lul. Een arrogante klootzak. Net zoals iedereen hier…’ Tja…

Langzaam begin je als lezer wat sympathie te voelen voor Maduro en Tanga. Wie zou niet de pest krijgen aan zo’n neo-koloniaal type als Wiebe Kramer? Maar Tanga raakt dat begrip van de lezer al snel kwijt. Tanga laat geen gelegenheid voorbijgaan om te laten merken dat de Nederlanders wat hem betreft kunnen oprotten en zijn uitspraken worden hoe langer hoe duidelijker: ‘Hier zijn we niet gediend van Hollanders zoals u […] jullie weten alles beter. Maar wij blijven, jullie niet. Nooit. Jullie zijn als kakkerlakken. Die waaien ook altijd verder.’
Directeur Maduro beschuldigt de Nederlanders ervan geen begrip te hebben voor de Bonairiaanse cultuur. Maar voor Andeweg, een sympathieker personage dan Wiebe Kramer, bestaat die cultuur alleen maar uit corruptie, traagheid en lamlendigheid. Zijn klaslokaal is voortdurend op slot, leerlingen komen niet opdagen, iedereen is altijd moe en Tanga heeft geen tijd om kopieën voor hem te maken… Wiebe kan kort zijn over de inheemse cultuur: ‘Schelden, neuken en schreeuwen kunnen ze als de beste!’
Andeweg schrijft scherpe, op reële feiten gebaseerde artikelen over de corrupte politiek van Bonairiaanse politici in samenwerking met Nederlandse bedrijven (je herkent Bouwbedrijf Koop Tjuchem dat smeergelden afboekt als acquisitiekosten) en dat wordt hem niet in dank afgenomen door politici als Janga: ‘Hier zijn we niet gediend van Hollanders zoals u. […] ik zal er persoonlijk voor zorgen dat we niet meer worden betutteld door Nederlanders en mensen zoals u. De toekomst is van ons’. Janga is duidelijk: ‘Zoals hij [= Chávez] de veramerikanisering van Venezuela voorkomt moeten wij de vernederlandsing van Bonaire tegengaan’ en ‘lesgeven in het Nederlands betekent al bij voorbaat dat de helft van de leerlingen geen diploma haalt!’

Voor dit laatste is trouwens wat te zeggen, vind ik.

Ook Andeweg is niet bepaald iemand die over een erg groot empathisch vermogen beschikt. Als zijn Antilliaanse vriendin Minny hem vol trots de – wat onduidelijke – Indianentekeningen laat zien in een van de Bonairiaanse grotten laat hij zich ontvallen: ‘Dat zijn vlekken, geen indianentekeningen’. So much for his understanding!

Het emotionele leven van Andeweg, evenals dat van zijn collega en vriend Wiebe, kennelijk een expert op het gebied van seks met zwarte vrouwen (‘Ze zijn goed. Wild. Primitief lekker’) vertoont geen sporen van enige diepgang. Het zijn allebei verstandsmensen en ze passen van geen kanten op het eiland. Voortdurend botsen ze met de lokale bevolking. Tijdens een politiecontrole (er worden trouwens alleen Nederlanders gecontroleerd, merken ze op) maakt Andeweg een cynisch grapje over extra ontwikkelingshulp in de vorm van georganiseerde boetes. De agent: ‘Wij houden niet van Nederlandse grapjes, meneer.’ De lezer voelt hoe de ondergrondse veenbrand langzaam verder kruipt en elk ogenblik aan de oppervlakte kan komen.
Af en toe betrekt de auteur ook andere personages in zijn verhaal. Glenn is een wat oudere Surinaamse natuurkundeleraar die al dertig jaar op het eiland zit en door zijn anciënniteit onaantastbaar is geworden. Maar ook hij wordt als Surinamer door de Bonairianen gediscrimineerd en heeft zo zijn eigen ideeën over de Antilliaan ontwikkeld: ‘Antillianen geven af op anderen omdat ze onzeker zijn. Hun identiteit bestaat uit verzet tegen ons, tegen jullie, tegen latinos’. Zijn visie op heden en toekomst van het eiland is inktzwart: ‘Het is hier een chaos zonder toekomst. Antillianen missen het vermogen om na te denken en vooruit te kijken.’
In zijn vrije tijd bekommert Glenn zich altruïstisch om Colombiaanse en Dominicaanse hoeren, zowel administratief als klantmatig. Dat is blijkbaar makkelijk te combineren met zijn werk aan het SGB.
Beide Nederlanders, die, net als vele andere Nederlandse passanten, met al hun wortels in de Hollandse klei staan, willen de Antillianen ‘mores’ leren, maar dan wel hún – Nederlandse – mores. Dat lukt natuurlijk niet en hun frustratie neemt hand over hand toe. Ze worden langzamerhand wat paranoïde en zien zelfs de uiterlijke verschijningsvorm van de Bonairianen vanuit het negatieve: ‘Pikzwart kind, veel te dikke lichaam, een dikke neger, een pikzwarte man, een vetklep, negerbillen, dik, lelijk, vette koeien, een pafferige vrouw, drie pikzwarte mannen, een gedrongen Antilliaanse, een moddervette man.’ Een niet onaardige fauna, waartoe ook directeur Maduro behoort die de lesmethode die is ontwikkeld door Andeweg nauwlettend in de gaten houdt. Elk hoofdstuk moet voorzien zijn van een dot katholieke religie. Maduro is niet voor niets van de Kerk afhankelijk. Alles is politiek.
Dwars door zijn tropenkolder heen blijft Andeweg lucide en hij spaart zichzelf daarbij niet. In het begin van het boek vertelt hij ons dat een Antilliaanse leerlinge in Nederland hem eens heeft gezegd dat Nederlanders zo raar ruiken, vooral ’s morgens: ‘naar rot’. Aan het eind van het boek valt hem iets op: ‘Ik stink […] – naar rot, denk ik. Die Antilliaanse leerlinge had toch gelijk!’
Een auteur die dergelijke – ver van elkaar verwijderde – passages zo aan elkaar weet te verbinden, geeft blijk van meesterschap.

De enige onvolkomenheden die ik aan dit boeiende boek (dat overigens vol staat met treffende sfeertekeningen van het prachtige Bonairiaanse landschap) kan ontdekken – een recensent moet altijd iets te zeuren hebben – zijn wat vreemde combinaties en taal- en stijlfouten als: ‘de passaatwind rukt (?) mijn auto binnen’, ‘gortdroge (?) grond’, ‘bewegingsloos i.p.v. bewegingloos (komt nogal eens voor in het boek)’, ‘hij pruilt (?) zijn lippen’, ‘en juist daarom heb je een andere roeping (?) gekozen’, ‘beheerste (?) de gave van het vertellen’, ‘dit zult (?) u bezuren’, ‘te allen tijden’ i.p.v. ‘te allen tijde’.
Eén keer ben ik flink in de lach geschoten bij de volgende erotische passage: ‘mijn vingers verkennen trillende haar vochtige innerlijk (!)’.
Een wat merkwaardige psychologische verkenning van de vagina, zou je denken….

De correctheid van de Spaanse citaten laat hier en daar te wensen over. Op bladzij 6 van Tropenkolder staat in het liedje van Joe Veras het woord ‘basillo’. Dat bestaat niet in het geschreven Spaans. Bedoeld wordt ‘vacío’ (= leegte) en dan wordt het duidelijk. ‘La primavera etera’ moet zijn ‘la primavera eterna’ (vert. eeuwige lente), fouten als ‘Entrada prohibido’ (vert. ‘verboden toegang’ moet zijn ‘prohibida’,) en ‘Kaya peligro’ (vert. ‘Gevaarlijke weg’ moet zijn ‘peligroso’) zijn wel gecorrigeerd in de verklarende – handige – woordenlijst achterin. Er wordt niet helemaal goed geciteerd uit het liedje ‘Anoche soñé contigo’ (vert. Vannacht heb ik van je gedroomd) van Antony Santos op bldz. 179: ‘Y después, en mis brazos se dormía y lloré porque se tiene alegría’. Dat moet zijn ‘sentía’ en niet ‘se tiene’ (vert. En toen viel hij in mijn armen in slaap en voelde ik blijdschap’).

Als je vloekt in het Papiamento moet je dat wel goed doen. ‘Coño pendeo (!)’ bestaat niet als vloek. Je kan ‘coño’ zeggen of ‘pendeu’ (betekenen allebei ‘klootzak’) of ‘ko’i pendeu’ (betekent ‘klootzakkerij’). Ook moet ‘den’ nadrukkelijk aanwezig zijn in de vloek ‘Bai den coño di bo mama’. Er zijn wel varianten zonder ‘den’, maar Hollanders kennen die niet.

Mijn raad aan alle Hollanders op de Antillen is: vloek nooit in het Papiamento of in het Spaans. Uw accent en geringe beheersing van de vloek zullen u alleen maar belachelijk maken. U zult een willige prooi worden van de Tanga’s en Maduro’s. Gebruik zonodig, naast het Wilhelmus, liever uw eigen krachttermen!

Lees dit boek! Lees ‘Tropenkolder’! En huiver!

Auteur: Marcel de Jong, Tropenkolder
Uitgeverij: Passage, Groningen

Tropenkolder: roman over Bonaire

Op zondag 6 juni 14.00 uur vindt de boekpresentatie plaats van de roman Tropenkolder van Marcel de Jong (uitgeverij De Passage) in boekhandel Huyser in Delft. Het boek speelt zich af op Bonaire en geeft een levendig beeld geeft van de politiek, cultuur en natuur van het eiland.

Hoofdpersoon in het boek is Frank Andeweg. Hij vertrekt met een zeker idealisme naar Bonaire om daar les te geven en te werken als journalist. Al snel leert hij zich het lome leven op het eiland aan. Soms lijkt het erop dat hij één wordt met de nieuwe samenleving. Maar in werkelijkheid blijft hij een buitenstaander, de macamba, ook al komt hij heel dichtbij. Entre medio, leeft hij, tussen twee culturen. Dat confronteert hem op pijnlijke wijze met zichzelf, zijn eigen grenzen en de waarheid van zijn werkelijkheid.

Tropenkolder gaat over de gekte op de Antillen. De roman schetst hoe Nederlanders hun draai proberen te vinden op het eiland. De altijd al aanwezige onderhuidse spanning wordt nog eens versterkt door de verkiezingen voor de eilandsraad. De hoofdpersoon komt dan terecht in een wereld vol verwijten, verdachtmakingen, intimidatie en corruptie.

Op de presentatie zal Natalie Wanga, Antilliaans journalist, speechwriter en trainer, spreken over het leven tussen twee culturen. Verder zal Rudolf Geel, schrijver en oud-hoogleraar Taalkunde, spreken over het proces van schrijven van een roman, en zal Marcel de Jong enkele fragmenten voorlezen uit zijn roman.

Meer informatie over de roman vindt u door hier te klikken.

Een lastige peuterpuber

Op 4 oktober 2009 vond in de OBA in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren de presentatie plaats van het prentenboek voor de jeugd, Michi. Het boek is bij La Kock Publishing uitgegeven in drie talen: het Nederlands, het Engels en het Papiaments in de varianten Papiamentu en Papiamento.

read on…

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter