blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: volkslied

Trefossa in het licht bezien van Papa Koenders

Ingekorte tekst van de Trefossa-lezing op 15 januari 2022, gehouden door drs. Cherida Adamah-de Ziel

Jaarlijks op 15 januari wordt er een lezing gehouden over het leven en werk van H.F. de Ziel, Trefossa. Mijn naam is Cherida Adamah-de Ziel, ik ben cultureel antropologe en een nichtje van H.F. de Ziel, alias Trefossa. Mijn thema dit jaar is:  Trefossa in het licht bezien van Papa Koenders. Het gaat over de vraag,  in hoeverre Papa Koenders’ gedachtengoed en werken van invloed zijn geweest op De Ziels’ culturele vorming, werken en gedachtengoed.  In het eerste gedeelte geef ik een kort overzicht van het leven en werk van Papa Koenders. In het tweede gedeelte zal ik de verbanden leggen tussen Papa Koenders en Trefossa.

read on…

C.A. Hoekstra/Trefossa/J.G.A. Koenders – Surinaams volkslied

God zij met ons Suriname,
Hij verheff’ ons heerlijk land,
Hoe wij hier ook samen kwamen,
Aan zijn grond zijn wij verpand,
Werkend houden w’in gedachten,
Recht en waarheid maken vrij,
Al wat goed is te betrachten,
Dat geeft aan ons land waardij.

Opo kondreman un’ opo!
Sranangron e kari un,
Wans’ ope tata komopo,
Wi mu’ seti kondre bun,
Strey de f’ strey,
Wi no sa frede,
Gado de wi fesiman,
Eri libi te na dede,
Wi sa feti gi Sranan.

[Sranantongo]

[Eerste twee strofen van het Surinaams volkslied. Tekst vastgesteld in 1959 door de regering van Suriname. Nederlandse tekst van Hoekstra bewerkt door Trefossa (Henny de Ziel); Sranan versie van Trefossa met twee regels van J.G.A. Koenders. De melodie is van Johannes Corstianus de Puy.]

Wirht en Schalkwijk over Surinaams volkslied

De laatste thema-avond van het jaar van de Schrijversgroep ’77 zal een beetje in de sfeer zijn van Srefidensi zijn. Jeff Wirht en Marten Schalkwijk zullen praten over: “Volkslied zingen versus volkslied doen; terug naar het origineel?” Daarnaast zal de Schrijversgroep ’77 samen met diverse dichters en spokenword-artiesten het Schrijversgroep-jaar geheel dichterlijk afsluiten.

read on…

Dia di himno & bandera, 30 juni 2013

Klik op afbeelding voor groter formaat

 

Surinamers willen niet achterblijven met onbenullig koningslied

door Xanta Jabini

Als vier bekende Nederlanders de tekst van een ‘officieel’ koningslied in elkaar kunnen flansen op basis van de woordenderrie van het half-alfabete Nederlandse volkje, dan moet ik dat kunnen overtreffen, moet Ronald Snijders gedacht hebben. Hoewel hij zelf componist is, nam hij gemakshalve maar de bekende melodie van ’16 april’ van de in 1981 overleden Max Woiski sr. Daarop was snel een tekst geschreven die weliswaar op praktisch geen enkel moment spoort met de noten, maar die naar onbenulligheid de tekst van het Nederlandse koningslied aardig nabij komt, zo niet overtreft. Koningshuizen schijnen nu eenmaal algehele verstandsinkrimping te veroorzaken. Snijders floot nog een deuntje, Oscar Harris, Denise Jannah en Dana Fung Loy mochten de tekst over de noten schrapen, en zo stond donderdag het Surinaamse koningslied op de Facebook-pagina van Ronald Fluiters. Kingdom sells, nietwaar?  

Zelf meegriezelen? Klik hier

Meertaligheid en dubbele nationaliteit


Verleden heb ik me al geërgerd aan een artikel van ene Dayaram Girdhari in Dagblad Suriname van 7 maart j.l., zijnde een verslag van een gehouden mini-symposium over taal, waaruit schrijver concludeert dat het triest is om te constateren dat wij nu, na langer dan een eeuw met zoveel verschillende rassen in Suriname samenwonend en na ruim vijfendertig jaar onafhankelijkheid, nog altijd niet in staat zijn met elkaar te communiceren in de moedertalen van de diverse bevolkingsgroepen. Met alle respect voor de schrijver, maar ik vind het een “Umwertung aller Werten”. Als ik het goed begrijp zouden wij dus naast het Nederlands allemaal minimaal vier andere van de in Suriname gesproken talen moeten spreken, te weten Sranan (58,5%) , Sarnami (12,9%), Javaans (10,5%) en Marrontaal (2,5%). De motivering hiervoor luidt dat “de taal bevordert het begrijpen van de zeden en gewoonten van een plurale samenleving en heeft de kracht langs vreedzame weg de integratie tussen de verschillende bevolkingsgroepen te realiseren. Door de taal onderling te spreken en te verstaan, ontstaat er meer vertrouwen, begrip, respect, etc. tussen de verschillende etnische groepen.”

Het is een regelmatig terugkomend geluid dat we horen, dikwijls ook in verband met het Surinaamse volkslied, waaraan met name het Hindoestaanse volksdeel een couplet in het Sarnami wil toevoegen. Zo onleent vandaag in de Ware Tijd ene Atma Jagbandhan aan datzelfde mini-symposium zijn bede om het Surinaamse volkslied om te bouwen in meerdere talen, omdat het volgens hem als “discriminatie en onrechtmatig wordt ervaren” dat ons volklied slechts twee coupletten telt, een in het Nederlands en een in het Sranan. Daarbij meent hij dat er niet alleen een couplet in het Sarnámi aan moet worden toegevoegd, maar óók in andere Surinaamse talen. Het volkslied zou er dan in zijn visie zo uit kunnen zien: Opo kondreman un opo (Sranan), Sarnám dharti boláwe hai (Sarnámi) en de derde regel in het Javaans-Surinaams, wellicht ook nog daaraan toe te voegen Hakka Surinaams, Caraïbs Surinaams, Arowaks Surinaams, Aucaans Surinaams, Saramaccaans Surinaams. Kortom, een onvervalste potpourri.

Het mogen best wel eerbare motieven zijn die tot dit soort uitspraken leiden, maar het is een misleiding om te zeggen dat het spreken en verstaan van elkaars talen tot integratie leidt, en dus een noodzaak om het volkslied in even zovele talen te zingen. Wat wij in Suriname nog elke dag waarnemen is dat van echte integratie geen sprake is, niet omdat we elkaars taal niet spreken, maar omdat een groot aantal bevolkingsgroepen hardnekkig vasthoudt aan de cultuur van oorsprong, waartoe uiteraard ook de eigen taal is te rekenen. Dat is uiteraard hun goed recht, maar het is óók een belemmering om te integreren. De grote fout die daarbij wordt gemaakt is dat de goegemeente dikwijls andermans culturen worden opgedrongen, hetgeen tot aversie kan leiden. Alsof de ander niet langer vrij is zijn eigen cultuur te behouden.

Terug naar meertaligheid. Voor veel propagandisten van meertaligheid, zoals ook voor bovengenoemden, lijkt het meer op een emotionele oratio pro domo dan op een rationele overweging vanuit pedagogisch gezichtspunt. Want kijken we naar de taalkennis en taalvaardigheid van ‘de Surinamer’ dan is is het daarmee droevig gesteld. De belangrijkste oorzaak daarvan is uiteraard de steeds slechter geworden kwaliteit van het onderwijs, daarbij helaas in de kaart gespeeld door de zozeer geprezen meertaligheid van onze bevolking. Het Nederlands, de officiële voertaal, wordt – indien al thuis gesproken – matig tot slecht beheerst en wordt dan tot overmaat van ramp op school ook nog eens slecht onderwezen. Neem daarbij de vriendtjes en vriendinnetjes in de buurt die allemaal wat anders spreken, van Marron tot Hakka, en de Babylonische spraakverwarring is compleet. Bij gevolg is het met de taalkennis en taalvaardigheid van onze jeugd nóg slechter gesteld dan met die van hun ouders, beter gezegd, die zijn absoluut abominabel. Begin dus in godsnaam met ze één taal goed te leren.

Dubbele nationaliteit
In het verlengde van deze problematiek ligt de weer actuele roep om een dubbele nationaliteit. Ook hier gaat het meestal – als bij meertaligheid – om opportunistische redenen waarom die gewenst zou zijn. Hét voorbeeld wordt uiteraard gevormd door de voetballers die niet getransfereerd kunnen worden omdat ze ooit een andere nationaliteit hebben aangenomen. Het is de verdwazing van de tot ‘big-business’ omgeturnde voetbal’sport’, waar begenadigde voetballers onwijs veel geld wordt betaald om derden nog onwijzer rijk te maken. Met andere woorden, in plaats van ze te leren een keuze te maken, moet het hun mogelijk worden gemaakt er twee identiteiten op na te houden, om zodoende het hoerig gedrag van voetballers en directe belanghebbenden gerechtvaardigd te zien. Bij taal én integratie is het eender, er moeten keuzes worden gemaakt, maar dat is voor velen te moeilijk.

Een nieuwe vertaling van het Volkslied van Aruba

Sinds 1976 is ‘Aruba, dushi tera’ het volkslied van Aruba. De tekst in het Papiamento is van Juan Chabaya ‘Padú’ Lampe en Rufo Wever. Fred de Haas vond de bestaande vertaling niet bevredigend en maakte er een nieuwe vertaling van.

Aruba, dushi tera

Aruba patria aprecia,
Nos cuna venera
Chikito y simple bo por ta
Pero si respeta

O, Aruba dushi tera,
Nos baranca tan stima
Nos amor p’abo t’asina grandi
Cu n’tin nada pa kibr’e

Bo playanan tan admira
Cu palma tur dorna
Bo escudo y bandera ta
Orguyo di nos tur.

O, Aruba dushi tera,
Nos baranca tan stima
Nos amor p’abo t’asina grandi
Cu n’tin nada pa kibr’e

Grandeza di bo pueblo ta
Su gran cordialidad
Cu Dios por guia y conserva
Su amor pa libertad.

O, Aruba dushi tera,
Nos baranca tan stima
Nos amor p’abo t’asina grandi
Cu n’tin nada pa kibr’e

.

Aruba, lief klein vaderland

Aruba, wenkend vaderland,
Wij hebben ons aan jou verpand.
Aruba, bakermat zo klein,
Aruba waar wij trots op zijn.

Aruba, lief klein vaderland,
Een klip in zee, een liefdesband,
Ons hart is voor jouw roep bezweken,
Niets kan deze liefde breken.

Je palmen sieren onze stranden,
Doen ons hart in gloed ontbranden;
En je wapenschild, je vlag
Vervullen ons weer elke dag.

Aruba, lief klein vaderland,
Een klip in zee, een liefdesband,
Ons hart is voor jouw roep bezweken,
Niets kan deze liefde breken.

Volk, zo hartelijk, zo groot,
Dat menigeen gastvrijheid bood,
God sta je bij, houd moedig stand,
behoed de vrijheid van je land!

Aruba, lief klein vaderland,
Een klip in zee, een liefdesband,
Ons hart is voor jouw roep bezweken,
Niets kan deze liefde breken.

Trefossa Srefidensi tentoonstelling geopend

Op 22 november werd in het Nationaal Archief Suriname aan de Mr Jaggernath Lachmonstraat 174 (de vroegere Verlengde Coppenamestraat) in Paramaribo de Trefossa Srefidensi tentoonstelling geopend door de minister van Binnenlandse Zaken. Er zijn o.a. originele handschriften van Trefossa te zien met het volkslied en een reeks artikelen betreffende de vlag en andere protocollaire zaken bij Srefidensi (het onafhankelijkheidsfeest van Suriname). De tentoonstelling zal drie weken te zien zijn.

De viering van 35 jaar Staatkundige Onafhankelijkheid wordt door diverse organisaties in verschillende vormen vroegtijdig gevierd. Het ministerie van Binnenlandse zaken en stichting Henri Frans de Ziel stichting hebben in dat kader een expositie georganiseerd.De opening van de expositie ‘Srefidensi-Trefossa Expositie’ was gisteren in het Nationaal Archief Suriname.

De pers, genodigden en scholieren behoorden tot de aanwezigen. Na enkele speeches van hoogwaardigheidsbekleders beluisterd te hebben, werd een filmpje afgedraaid over 25 november 1975 dat terug voerde naar de geschiedenis van de Onafhankelijkheid van Suriname.
De expositie biedt aan de Surinaamse gemeenschap een collectie van oude kranten, artikelen over onder andere de onderwerpen politiek, onafhankelijkheid van Suriname, het ontwerp van de Surinaamse vlag, het ontwerp van het wapen, een dagboek over geschiedenis van Suriname voor de onafhankelijkheid en een oud geschreven tekst van het Surinaams volkslied.

Tijdens de expositie wordt ook veel aandacht geschonken aan Trefossa. Hij is de schrijver van het Surinaams volkslied en heeft het land een eigen literatuur bezorgd. Stanley Sidoel, ook lid van de commissie 35 jaar Staatkundig Onafhankelijkheid, zegt dat het daarom belangrijk is dat Trefossa tijdens de expositie extra aandacht krijgt. Dit, omdat hij van grote betekenis is voor het volk, tevens scholieren die tot nu toe gebruik maken van zijn literatuur.

Verder kunnen ook oude ontwerpen van de Surinaamse vlag worden bezichtigd. De uitgeprinte artikelen uit het wetboek omtrent- het schenden van de Surinaamse vlag- maken ook deel uit van de expositie. Artikelen en foto’s over toenmalige regeringsleiders en Trefossa ontbreken ook niet.

[uit de Ware Tijd, 23 november 2010]

Beukenboom: ‘Behoud symbolen van eigen identiteit’

De twee belangrijkste symbolen voor de identiteit van Bonaire, de vlag en het volkslied zullen veel minder waarde hebben wanneer Bonaire onderdeel wordt van het Nederlands staatsbestel. Deze worden vervangen door de Nederlandse vlag en volkslied.

Dat stelt PDB eilandsraadlid Robby Beukenboom. Maar hij vindt dat ook al wordt Bonaire onderdeel van Nederland de vlag en het niet volkslied geheel moeten verdwijnen. Hij vreest ook voor het bestaan van Papiamentu als officiële taal van Bonaire. “Papiamentu zal met de tijd ook verdwijnen. Dit zal een van de trieste resultaten van 10-10-’10 zijn”, aldus Beukenboom.
Beukenboom ziet het als een taak van de Bonairiaanse volksvertegenwoordigers om ervoor te zorgen dat de identiteit van de Bonairiaanse bevolking wordt gewaarborgd. “Wij moeten Nederland duidelijk maken dat wij onze eigen vlag, volkslied en taal blijven gebruiken.”
Volgens hem is zowel het Nederlands als Papiamentu een officiële taal op Bonaire. Hij wees op het feit dat in provincie Friesland ook het Fries een officiële taal is en dat de Friezen ook hun eigen vlag hebben.
In ieder geval zal Bonaire zich internationaal niet kunnen profileren met een eigen vlag. Maar Beukenboom zegt het compleet eens te zijn met gedeputeerde van Staatkundig Structuur Anthony Nicolaas die vorige week tijdens een eilandsraadsvergadering zei onderzoek te doen hoe in de toekomst om moet worden gegaan met de Bonairiaanse vlag en het volkslied.

[Uit Amigoe, 21 juli 2010]

Het Volkslied van Bonaire:

Tera di solo y suave bientu
Patria orguyoso sali for’i laman
Pueblo humilde sèmper kontentu
Di un kondukta tur parti gaba
Pues lage nos trata tur dia
Pa sèmper nos Boneiru ta menta
Pa nos canta den bon aromania:
Dushi Boneiru nos patria stima
Laga nos tur komo Boneireano
Uni nos canto, alsa nos voz
Nos ku ta yiunan di un pueblo sanu
Semper kontentu sperando den Dios
Ningun poder por kita e afekto
Ku nos ta sinti pa e isla di nos
Make chikitu ku su defecto
Nos ta stimele aribu tur kos

Vertaling:

Land van zon en zachte bries
Trots land verrezen uit de zee
Bescheiden volk, altijd tevreden
Zich altijd dapper werend
Laat ons elke dag proberen
Bonaire bekend te maken
En we zingen in goede harmonie:
Heerlijk Bonaire, ons geliefd vaderland
Laat ons alleen als Bonaireanen
Allemaal zingen en onze stemmen verheffen
Wij, als kinderen van een gezond volk,
Altijd tevreden, gelovend in God
Geen kracht kan ons deze liefde afnemen
Zoals wij die voelen voor ons eiland
Ondanks dat het klein is en niet volmaakt
Wij houden ervan boven alles

Collectie van Trefossa naar Nationaal Archief Suriname

door Claudett de Bruin

Wanneer op 12 april a.s. het nieuwe gebouw van het Nationaal Archief Suriname (NAS) officieel in gebruik wordt genomen, wordt ook de nalatenschap van Trefossa – pseudoniem van Henri Frans de Ziel (1916-1975) – aan Suriname teruggegeven. Het literaire werk van deze Surinaamse dichter is van groot belang geweest voor de ontwikkeling en de opwaardering van het Sranan. De overdracht, die voor Suriname van grote cultuurhistorische waarde is, wordt gedaan door Cynthia Abrahams, voorzitter van de Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland en Cherida de Ziel.

Abrahams is Engelse taal- en letterkundige en bibliothecaris en werkt al enige tijd aan een promotieonderzoek over het leven en werk van Dobru (Robin Raveles).

“Op de C.R. Froweinschool kreeg ik Nederlands van Trefossa. Voordat hij docent werd, was hij van 1956 – 1958 directeur-bibliothecaris van het Cultureel Centrum Suriname. Maar zijn roeping lag in het onderwijs. Hij was dan ook docent in hart en nieren.”

Trefossa heeft een beslissende invloed op de studiekeuze van Abrahams. Zijn liefde voor het bibliotheekwezen is aanstekelijk en uiteindelijk studeert ze aan hetzelfde instituut waar hij zijn opleiding genoot, de Stadsbibliotheek in Haarlem en de Koninklijke bibliotheek.

Zes meter boeken en 2000 vellen papier
In juni 2004 komt Abrahams tijdens haar promotieonderzoek in contact met mr. Kenneth Jap A Joe die net als Dobru aan de Surinaamse Rechtsschool heeft gestudeerd en met hem in het bestuur zat van de studentenvereniging Labor Omnia Vincit. Dan blijkt dat de nalatenschap van Trefossa door zijn weduwe, Hulda de Ziel-Walser, aan mr. Jap A Joe in bewaring is gegeven. Is het de geest van Dobru die hier een handje helpt?

Abrahams krijgt de gelegenheid de collectie te bestuderen en is van mening dat de erfenis terug moet naar Suriname waar de collectie thuishoort. Dit blijkt ook in overeenstemming te zijn met de wens van Henry en Hulda de Ziel.
De collectie bestaat uit twee delen: een grote verzameling boeken – waaronder Surinaamse publicaties – met een lengte van ongeveer zes strekkende meter en een aantal schriften en documenten van ongeveer 2000 vellen papier. Hieronder bevinden zich de dagboeken van Trefossa en een aantal schriften met een gevarieerde inhoud. Ook zijn scriptie L.O. Nederlands, diploma’s en overige door hem geschreven artikelen. In zijn handschrift zijn ook het Surinaamse volkslied en de dagboeken van Johannes King waar hij in overleg met de Nederlandse taalkundige prof. Jan Voorhoeve aan werkte. In de collectie zijn er voorts gedichten die hem door anderen werden toegestuurd. Ook Dobru stuurde hem zijn werk en in een van de schrijfblocs is nog een brief in het klad te lezen die Trefossa aan Dobru schreef. Het mag volgens Abrahams bijzonder genoemd worden dat er zoveel van zijn nalatenschap intact is gebleven. Vast staat wel dat de collectie niet compleet is.

Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland
In januari 2007 benadert Willi Walser, de broer van Hulda, op advies van familievriend Hans Breeveld, Cynthia Abrahams om zitting te nemen in de Werkgroep Nalatenschap Trefossa Nederland. De werkgroep bestaat uit drie leden: Gety de Boer en Cherida de Ziel (een nicht van Trefossa) en Cynthia Abrahams als voorzitter. Het doel is om de nalatenschap van Trefossa ter beschikking te stellen aan de wetenschap en er een waardige plaats voor te vinden.

Terwijl ze in Suriname is voor haar onderzoek naar Dobru, kijkt Abrahams tegelijkertijd uit naar een laagdrempelige plaats om de collectie onder te brengen, zodat de Surinaamse gemeenschap conform de wens van Trefossa’s weduwe, toegang kan hebben tot de culturele erfenis. Het oude archief is niet geschikt, maar wanneer bekend wordt dat er een nieuw gebouw komt, benadert ze – na overleg met de werkgroep – het managementteam van het NAS. Het NAS reageert positief en schrijft een projectvoorstel waarin wordt vastgelegd dat de volledige collectie toegankelijk moet zijn voor wetenschappelijke bestudering. Via een stappenplan zal de collectie vanuit Nederland naar Suriname worden overgebracht.

Abrahams komt daarna nog enkele keren naar Suriname en heeft intensief contact met Rita Tjien Fooh van het NAS. Wanneer ze niet in Suriname is, verloopt de communicatie via e-mail.

De boekencollectie is inmiddels voor enige tijd in bewaring gegeven aan Cor de Bruyn, een goede vriend van de familie Walser, en verhuist in 2007 naar het huis van een van de leden van de werkgroep.
Door bemiddeling van de Surinaamse ambassade in Nederland kan in 2009 het eerste deel van de omvangrijke collectie naar Suriname worden verscheept.
De dagboeken, schriften en overige documenten zijn recentelijk met medewerking van de SLM in Suriname aangekomen.
Het is de bedoeling dat de gehele collectie zo snel mogelijk wordt gedigitaliseerd.

Volkslied

Trefossa is de schrijver van het Surinaamse volkslied. In 1959 krijgt hij van de Surinaamse regering de opdracht een Sranan couplet te maken voor het volkslied waarbij als enige voorwaarde wordt gesteld, dat het de eenheid van het Surinaamse volk en de verbondenheid met het grondgebied moet benadrukken.

In de Memorie van Toelichting die hoort bij de betreffende ontwerp-landsverordening staat o.m.: “Daarnaast is een Surinaamse tekst, van de dichter Trefossa, in de bijlage van het ontwerp opgenomen. Dit is niet alleen geschied met het oog op diegenen van het volk, die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar vooral ook omdat deze tekst naar het oordeel van de Regering de nationale gevoelens welke het Surinaamse volk bezielen, voortreffelijk vertolkt.”

Maar Trefossa gaat een stapje verder en sleutelt ook aan het Nederlandse couplet dat in 1893 door ds. Hoekstra is gemaakt. Deze luidt als volgt:

God zij met ons Suriname,
Hij verheff’ ons heerlijk land.
Doch dat elk zich dan ook schame
Die zijn ere maakt te schand!
Recht en waarheid te betrachten,
Zeed’lijk rein en vroom en vrij,
Al wat slecht is te verachten,
Dat geeft aan ons land waardij.

Abrahams herinnert zich hoe Trefossa – meneer de Ziel – in de klas uitleg geeft over de reden van zijn aanpassing. “Hij vond de invalshoek van het Nederlandse gedeelte negatief en wilde er een positieve connotatie aan geven.”

Trefossa maakt ervan:

God zij met ons Suriname,
Hij verheff’ ons heerlijk Land.
Hoe wij hier ook samen kwamen
Aan zijn grond zijn wij verpand.
Strijdend houden we in gedachten:
Recht en waarheid maken vrij:
Al wat goed is te betrachten,
Dat geeft aan ons Land waardij.

De wijziging vindt weerklank in de Raad van Ministers, alleen wordt ‘strijdend’ veranderd in ‘werkend.’

Erkenning
Trefossa bedenkt het Sranan woord voor zelfstandigheid – ‘srefidensi’ – maar het is hem niet gegund om op 25 november 1975 de overgang mee te maken: enkele maanden voor de onafhankelijheid overlijdt hij.

In 1977 wordt door het Bureau Volkslectuur onder leiding van prof. Jan Voorhoeve ‘Ala Poewema foe Trefossa’ uitgegeven waarin verzamelde gedichten, interpretaties, een biografische vertelling en recensies.

In 2004 overlijdt Hulda de Ziel-Walser en geheel volgens hun beider wens om samen een laatste rustplaats te vinden in Suriname, worden hun urnen door Hans Breeveld vanuit Nederland naar Suriname gebracht. Op 21 november 2005 onthult president Ronald Venetiaan een grafmonument waarin de urnen van Trefossa en zijn Hulda worden bijgezet en hiermee is het lichaam van de dichter aan zijn geboortegrond teruggegeven.
Volgens Abrahams wordt met de overdracht van de nalatenschap aan het Nationaal Archief Suriname ook het ‘gedeelte in diaspora’ van Trefossa nationaal bezit. Trefossa is weer thuis.

Geplaatst in De Ware Tijd van 7 april 2010

Een Sarnámi couplet in het Surinaamse volkslied?

Er was nog maar enkele dagen geleden flink wat beroering, omdat de Surinaamse president Ronald Venetiaan bij een publieke bijeenkomst verbood dat er door een hindostaan een couplet van het volkslied in het Sarnami, de taal van de hindostanen, gezongen zou worden. De discussie over zo’n “derde couplet” van het Surinaamse volkslied, steekt periodiek de kop op. Discussie? Om heel eerlijk te zijn: van de onverhuld racistische vuilspuiterij op een aantal internetsites lusten de honden geen brood.

Maar er is ook een andere manier om aan dit debat deel te nemen. Zo verspreidde Ricardo E. Meyer twee jaar geleden een tekst die maar een beperkt circuit bereikte. De titel ervan: ‘In plaats van Sarnami couplet Surinaams volkslied, volkseenheid nastreven.’ We nemen die tekst hier graag over:

Ter gelegenheid van 134 jaar Hindostaanse immigratie werd er op zondag 3 juni jl. [2007], door diverse hoogwaardigheidsbekleders, onder wie President Venetiaan en zijn vrouw, aan de Waterkant, een bloemenhulde gebracht bij het standbeeld van Baba en Mai.
Dit standbeeld staat symbool voor de eerste immigranten uit India, die op 5 juni 1873 voet op Surinaamse bodem zetten.
Bij deze regenachtige gelegenheid riep de voorzitter van de Culturele Unie Suriname (de CUS), Asiskumar Gajadien, de Hindostaanse gemeenschap in Suriname op zich richting 135 jaar Hindostaanse immigratie, te beijveren voor:
1. Een derde couplet van het Surinaams volkslied in het Sarnami
2. Het uitroepen van 5 juni tot een nationale feestdag; en
3. Een evenredig subsidiebeleid voor religieuze en culturele organisaties (van Hindoestanen).Volgens Gajadien beijveren ook andere Hindostaanse organisaties zich voor deze drie punten. Welke dat zijn zegt hij niet. Gajadien meldt wel dat er al een vertaling van het volkslied in het Sarnami is en dat er ook een nieuwe versie in de maak is. Volgens hem gaat het om de taal van een grote groep Surinamers. “Er is hier een grote gemeenschap die Sarnami praat en die moet vrij zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”, aldus Gajadien.

Beste vrienden,
Ik moet Gajadien gelijk geven als hij zegt dat zijn voorouders na 134 jaar trots mogen zijn dat de “zaden door hen gezaaid tot vandaag nog bloeien”. Zelfs als hij had gezegd “weelderig bloeien”, dan nog zou ik hem gelijk moeten geven.
Met zijn drie punten tellende verlanglijst ben ik het echter hartgrondig oneens!

Volgens mij is het hoog tijd om elementen in deze samenleving die puur etnisch denken, streven en handelen voor eens en voor altijd de pas af te snijden. Zij dreigen anders het nationaal bewustzijn en daarmee de broodnodige natievorming van dit land en volk te frustreren.

Beste vrienden, de daad bij het woord voegend neem ik onderstaand de moeite in detail in te gaan op het streven van Gajadien c.s. Ik doe dit in de verwachting daarmee een bescheiden bijdrage te leveren aan een bedachtzame discussie terzake.

Voor een (evenredig) subsidiebeleid voor culturele organisaties valt zeker wat te zeggen maar religieuze organisaties behoren in een democratische rechtsstaat die Suriname is absoluut geen subsidie te (willen) ontvangen. Geloofsbelijdenis is een particuliere aangelegenheid die men zelf moet bekostigen. De doordachte en principiële scheiding tussen kerk en staat zoals neergelegd in onze grondwet brengt met zich mee dat geen enkele religieuze organisatie door de overheid mag worden gesubsidieerd.
Vanwege de door henzelf zo gekwalificeerde verwevenheid van cultuur en religie bij de Hindoestanen ben ik bovendien geneigd ook qua subsidiebeleid voor cultuur, als staat, grote terughoudendheid te betrachten. Hoe dan ook moet worden voorkomen dat met overheidsgeld onder het mom van cultuur, religieuze organisaties en/of activiteiten worden (mede)gefinancierd.
Cultuur, meer in artistieke zin, is een andere kwestie. De overheid kan door middel van het beschikbaar stellen van middelen, artistieke uitingen, zoals theater en muziekuitvoeringen, maar bijvoorbeeld ook kunsttentoonstellingen stimuleren.
Dit echter juist niet op basis van evenredigheid, maar op grond van ondersteuningsbehoefte in relatie tot de mate van kunstzinnigheid.

Zowel wat een eigen couplet als een vrije dag betreft kan ik het mijzelf makkelijk maken door te argumenteren dat als je dat bij de Hindoestanen doet, morgen tenminste ook de Javanen hetzelfde zouden kunnen verlangen, om niet te spreken van de Marrons, Indianen en Chinezen. Dat zou op zich al argument genoeg zijn om het gevraagde categorisch af te wijzen. Toch is dit nog het minste argument tegen inwilliging.
Hoe moet dit volk (ik zou haast zeggen in Gods naam) ooit een natie worden als de gerechtvaardigde emancipatieprocessen op den duur niet worden omgebogen in nationaal bewustzijn?!
Waarom blijft men pleiten voor zaken die ons scheiden?
Waarom pleit men in plaats daarvan niet voor zaken die ons binden?!
Mensen als Gajadien maken Suriname op deze manier tot ‘laughing stock of the Caricom and the world at Large’. Zo holt de rest van de Caricom Suriname toch lachend voorbij!

Nu eerst de vraag naar een eigen derde couplet in het Sarnami.
Het Surinaams volkslied kent twee coupletten. Eén in het Nederlands, zijnde onze officiële voertaal en één in het Sranan Tongo, de de facto verbindingstaal of lingua franca tussen alle Surinamers. Het tweede couplet wordt kennelijk ten onrechte gezien als het couplet voor de Creolen dus wij Hindostanen hebben ook recht op een eigen couplet.
Gajadien vindt dat een grote groep (of wilde hij misschien beweren de grootste groep) Surinamers, zijnde Hindostanen, “vrij moet zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”. Dit is naar mijn mening onjuist. Ons volk wordt bewust zowel als onbewust al verdeeld in ontelbare zuilen (eigen politieke partijen, scholen, verenigingen, Radio en TV Stations, etc) die elk voor zich en tezamen wel ergens goed voor zullen zijn maar als ze één groot goed NIET bevorderen is het wel de alles verbindende eenheid die broodnodig is om de neuzen van alle Surinamers dezelfde kant op te laten wijzen, waar het onze ontwikkelingsrichting betreft.
Ons volkslied behoort tot de weinige grootheden die net als onze nationale vlag juist onze eenheid symboliseert. Wij zingen allemaal hetzelfde lied; dezelfde twee coupletten; en nu wil de voorzitter van de Culturele Unie Suriname dat een deel van ons volk zus en een ander deel zo gaat zingen?
Hoe we hier ook samen kwamen, we moeten onze kinderen juist leren hun Surinamerschap voorop te stellen. Laten we ze bijbrengen dat ze in de eerste plaats Surinamers zijn. Dat is het grotere goed dat hen met elkaar verbindt.

Wat dat betreft chapeau voor Radio Zon, die in hun programmering alle gezindten proberen te bedienen.

Een derde couplet van het volkslied in het Sarnami zou in de wereld bovendien een ongewenst novum betreffen. Met een volkslied straal je eenheid en vaderlandsliefde uit, reden waarom iedere natie kiest voor één taal. Nog nergens in de wereld doet zich de door Gajadien gewenste situatie voor, ook niet in India, waar ook sprake is van verschillende bevolkingsgroepen. Alleen in Canada kent het volkslied, op grond van de specifieke historie van dat land, een Frans en Engels deel. Ik zie het land met de meeste bevolkingsgroepen, de Verenigde Staten van Amerika, al de verschillende bevolkingsgroepen de vrijheid geven het Amerikaans volkslied in hun eigen taal te zingen! Totaal contraproductief en daarom onbestaanbaar.

Sterker nog, wat Gajadien bepleit lijkt misschien onschuldig maar is juist uitermate gevaarlijk voor de integriteit en ondeelbaarheid van het Surinaams grondgebied. Onbewust roept zijn pleidooi gedachten op aan het separatisme dat ooit in Nickerie werd gepredikt. De geest uit de fles halen is één, haar terug in de fles krijgen is heel wat anders.

Voor wat het pleidooi voor een eigen nationale feestdag betreft kan ik na het bovenstaande kort zijn. Niet hier; niet in dit Suriname. Wij moeten ervoor zorgen dat elk nationaal feest door alle Surinamers kan worden gevierd. Elk nationaal feest moet elke Surinamer kunnen bezielen prioriteit te geven aan wat ons verbindt in plaats van wat ons scheidt.
Niet voor niets is er jaren geleden al voor gekozen 1 juli niet langer aan te duiden als Dag van de Emancipatie, maar als Dag der Vrijheden. Daarmee wil niet alleen de afschaffing van de slavernij worden herdacht, maar ook de komst van de nieuwe contractarbeiders naar Suriname, zijnde de Hindostanen, Chinezen en Javanen.
Dat er christelijke feestdagen zijn ingeleverd om religieuze hoogtijdagen van Hindoe en Moslim broeders en zusters samen te herdenken is een goede zaak en tekenend voor onze onderlinge verdraagzaamheid en eenheid in verscheidenheid.
Maar op zich kent Suriname nu al te veel vrije dagen. Wanneer wordt er nog gewerkt? Ik zou eerder willen pleiten voor minder vrije dagen. Binnen de Caricom en de globaliserende wereld heeft onze economie juist baat bij verhoging in plaats van verlaging van de productie.

Tenslotte
Let wel, ik heb alleszins oog op de positieve verworvenheden van (de nakomelingen van) Baba en Mai. Zo onderken ik dat de Brits-Indische immigranten die als contractarbeiders naar Suriname zijn gekomen om een beter leven voor zichzelf op te bouwen dan ze in India hadden, hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden hard hebben geploeterd om zichzelf en Suriname als geheel vooruit te helpen. Het volharden en de spaarzaamheid die zij hun nazaten meegaven, zijn voorbeeldige eigenschappen waar elke Surinamer kracht uit kan putten.

Vandaar mijn oproep om de energie die wij met z’n allen nodig hebben om het ontwikkelingsproces van ons geliefd Suriname te accelereren, niet te laten weglekken in de verkeerde richting. Laten wij onze energie in plaats daarvan bundelen en inzetten voor welzijn, ontwikkeling, welvaart en stabiliteit op een substantieel hoger niveau dan we tot dusver al hebben bereikt.
Onze menselijke zowel als natuurlijke hulpbronnen stellen ons daartoe ruimschoots in staat.
Zogenaamde leiders van dit volk die zich in plaats van door het nationaal belang beperken tot het eigen- en/of groepsbelang moeten we liever vandaag dan morgen afdanken en vervangen.

Zo heb ik gedacht.

Ontvangen jullie ook nu weer
“De hartelijke groeten uit Paramaribo”.

Ricardo E. Meyer, 8 juni 2007.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter