blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: VOC

Gevangen genomen als slaaf in Algiers

Een vrij onbelicht gebleven aspect van de geschiedenis is de christenslavernij. Zeerovers uit Barbarije (van de 16e tot in de 19e eeuw de benaming voor de kustgebieden van Noord-Afrika en soms de benaming voor de hele Berberse wereld) waren de schrik van de Middellandse Zee. Zij richtten zich vooral op rijke koopvaardijschepen die de Middellandse Zee en de Atlantische route naar Azië via Kaap de Goede Hoop bevoeren. read on…

Dagboek laatste maanden Van Oldenbarnevelt na 200 jaar weer opgedoken

Het dagboek waarin de laatste maanden van het leven van de in 1619 geëxecuteerde raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt worden beschreven, is na bijna twee eeuwen in de anonimiteit weer opgedoken. Het handgeschreven boek werd een paar maanden geleden door een antiquariaat aangetroffen in de boedel van een overleden persoon. read on…

Het Amsterdamse VOC Café verandert naam na bedreigingen, volgen meer koloniale namen?

door Hessel von Piekartz

Na forse dreigementen verandert het Amsterdamse VOC Café zijn naam. read on…

National Geographic duikt in Drain The Oceans naar Nederlands VOC-schip

In de première van ‘Drain The Oceans’ duikt National Geographic zondagavond naar de resten van het Nederlandse VOC-schip ‘De Rooswijk’. Het schip strandde in 1740 in Het Kanaal voor de kust van Engeland en tussen de wrakstukken is een grote hoeveelheid zilvermunten aangetroffen. read on…

Het Nederlands slavernijverleden – In het spoor van de Portugezen

door Bert Reinders

De aanleiding
De moedernegotie (“moeder aller handel”) was de handel met de landen rond de Oostzee die door kooplieden uit Amsterdam vanaf de Late Middeleeuwen werd gedreven. Deze handel vormde de voornaamste bron van de welvaart in Amsterdam, waardoor de stad zich kon ontwikkelen van een weinig belangrijke plaats tot het economische centrum van Holland en de stapelplaats van Europa. De lucratieve Oostzeehandel legde de basis voor de Gouden Eeuw van de Nederlandse republiek (bron). read on…

Een dubbele laudatio voor Adrienne Zuiderweg

Op vrijdag 16 juni 2017 promoveerde Adrienne Zuiderweg op een lijvig proefschrift: Batavia berijmd. Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur en een overzicht van de Compagniesdichters in Batavia. De laudatio werd uitgesproken door promotor Prof. Michiel van Kempen en co-promotor Prof. Bert Paasman. Hieronder de tekst van beide laudatio’s. read on…

Batavia berijmd: promotie Adrienne Zuiderweg

Op vrijdag 16 juni a.s. verdedigt Adrienne Zuiderweg aan de Universiteit van Amsterdam haar vuistdikke proefschrift Batavia berijmd. Een geschiedenis van de Compagniesliteratuur en een overzicht van de Compagniesdichters in Batavia. read on…

VOC-mentaliteit!?

door Christine F. Samsom

Tijdens de algemene beschouwingen in het najaar van 2006 in de Nederlandse Tweede Kamer zorgde de toenmalige minister-president Jan-Peter Balkenende voor consternatie met zijn controversiële uitspraak: ‘….. Ik begrijp niet waarom u hier zo negatief en vervelend over doet. (…) Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! ….. Toch?’ read on…

Bijzondere atlas voor Prins Willem-Alexander

Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander heeft op dinsdag 12 maart in de Indische Zaal van Paleis Noordeinde de Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie in ontvangst genomen. Deze bijzondere Atlas omvat in totaal 9 delen en is tot stand gekomen door een samenwerking tussen het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG), het Nationaal Archief, het onderzoeksprogramma URU Explokart van de Universiteit Utrecht en Uitgeverij Asia Maior/Atlas Maior.
Kaarten van VOC en WIC
Deze unieke uitgave betreft een wetenschappelijke atlas, die de complete nalatenschap aan handgetekende kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen van de gebieden die onder het octrooigebied van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC, 1602-1795) en van de West-Indische Compagnie (WIC, 1621-1791) vielen.
9 delen in 7 jaar
In totaal is er 7 jaar gewerkt aan de totstandkoming van deze omvangrijke Atlas. Gedurende die periode verscheen jaarlijks een of meerdere delen. Met het eind vorig jaar uitgebrachte laatste, 9e deel is de Grote Atlas nu compleet. Veel van de kaarten die in de Atlas zijn opgenomen zijn nog niet eerder gepubliceerd.
Kijk voor meer informatie over de Grote Atlas op de website van uitgeverij Asia Maior.

Nederland is het aan zijn VOC- en WIC-verleden verplicht NiNsee een doorstart te geven

 
Jan Bank
Onder de intrigerende titel “Executiefoto’s zijn momentopnames” stond gister een artikel van emeritus-hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit van Leiden Jan Bank in de Volkskrant, dat onmiddellijk grote nieuwsgierigheid bij mij opwekte en tot herinneringen aanleiding was, herinneringen aan de zo geheten “politionele acties” in het voormalig Nederlandsch-Indië. Mijn vroegste herinnering is de verontwaardiging van mijn broer die in 1947 werd afgekeurd voor militaire dienst vanwege een lui oog, dat zijn vaderlandsliefde én een grootse rol in de verdediging van ons vaderland in de kiem smoorde. Hij ging zelfs zover om herkeuring aan te vragen, maar tevergeefs, een lui oog is een lui oog en regels zijn regels.
Toen ik in 1954 in militaire dienst ging, was de Koreaanse oorlog nog maar net met een tot op de dag van vandaag voortdurende wapenstilstand – die overigens zomaar weer in een oorlog zou kunnen verkeren – een voorlopig halt toegeroepen. De politionele acties en de Koreaanse oorlog waren mijn rugdekking toen ik later door mijn zoons werd aangevallen waarom ik niet dienst had geweigerd en waarom ik dan ook nog eens een opleiding had doorlopen. Nu zou ik – indien afgekeurd – waarschijnlijk geen herkeuring hebben geëist zoals mijn broer, maar vaderlandsliefde was ook mij niet vreemd. Inzicht in wat zich rond de politionele acties allemaal had afgespeeld had ik überhaupt niet, maar dat onze zojuist herwonnen vrijheid werd bedreigd door de Koreaanse oorlog was een waar schrikbeeld.
Mijn liefde voor de grote literatuurschat die de Indische Archipel heeft voortgebracht, onherroepelijk ontstaan bij lezing van Multatuli’s Minnebrievenen de Havelaar, bracht natuurlijk wel de nodige nuancering aan in mijn standpunt ten opzichte van de Oost en alles wat zich daar heeft afgespeeld onder eeuwenlang Nederlands (schrik)bewind, maar het zou nog even duren voordat alle gruwelen van de politionele acties volledig tot mij waren doorgedrongen, sindsdien reden genoeg om mij steeds opnieuw te ergeren aan die mitigerende term “politionele acties”. Verbazingwekkend is overigens dat in de Oost-Indische literatuur nauwelijks iets te merken is van de veenbrand van het verzet tegen de koloniale overheersing, die toch al decennia voor de politionele acties woedde. Bij mijn weten is alleen in Du Perron’s Land van herkomst daarvan expliciet sprake.
Je moet er geweest zijn
 
Uit de tijd van de “apartheid” in Zuid-Afrika, toen dat land van alle kanten geboycot werd vanwege de gewelddadige instandhouding van rassen- discriminatie, stamt de slogan “Je moet er geweest zijn”, sindsdien helaas te kust en te keur misbruikt in reclameslogans. De oorspronkelijke slogan was bedoeld om aan te geven dat alleen als je in het land was geweest en de daar heersende schrijnende rassentegenstellingen aan den lijve had ondervonden, je je een oordeel kon vormen over wat zich in Zuid-Afrika onder het apartheidsregiem afspeelde. Eender geldt dit voor Nederlandsch Indië, maar die kans is verkeken, want met een nostalgische reis van een aantal weken kun je onmogelijk achterhalen wat zich in de hoofden en harten van de mensen afspeelt, daarvoor is een veel langer verblijf nodig.
Brandmerkijzers
Door een speling van het lot ben ik in Suriname terechtgekomen, het vroegere stiefbroertje van Nederlandsch Indië. In de tien jaar die ik hier nu woon is mij eerst goed duidelijk geworden hoe waar het is dat je ergens moet zijn om er over te kunnen oordelen. Want wat de koloniale overheersing het land, maar meer nog de mensen heeft aangedaan, wordt je slechts heel geleidelijk duidelijk. Het is die veenbrand die eeuwen heeft gewoed en die nog altijd niet is bedwongen, soms zie je hem even niet, maar dan duikt hij plots weer op. Hetzelfde geldt ongetwijfeld ook voor voormalig Nederlandsch Indië en voor alle voormalige koloniën, waar ook ter wereld. Het is de onderdrukking, de vernedering, die de van zijn vrijheden beroofde mens nooit helemaal van zich heeft kunnen afzetten en die plots weer bovenkomt omdat de gedachte eraan onverdraagbaar blijft. Ook al heeft hij het zelf niet aan den lijve ondervonden, het brandmerk is er nog altijd.
Executiefoto’s zijn momentopnames
Bij het zien van de titel “Executies zijn momentopnames” moest ik lachen en huilen tegelijkertijd. Lachen omdat de foto’s van die executie uiteraard momentopnames zijn, daarvoor zijn het foto’s. Maar het woord “momentopnames” werkt storend in de contekst, omdat de  idee wordt opgeroepen als zou er verder niets aan de hand zijn geweest, slechts een incident, vandaar dat huilen. Lezing van het artikel van Bank maakt echter snel duidelijk dat er wel degelijk iets aan de hand is geweest daar in Nederlandsch Indië en dat hij oordeelt dat er al lang behoefte is aan tekst en uitleg. In 1969 werd een enquête om onderzoek te doen naar de geweldsexcessen afgewezen. Een vergelijkbare studie als die van De Jong over Nederland in oorlogstijd is er nooit gekomen, het is gebleven bij de Excessennota van historicus/jurist Cees Fasseur en een publicatie van historische bronnen, twintig boekdelen barstensvol gegevens van onschatbare waarde, twee goudmijnen voor geschiedschrijving waarmee nooit iets is gedaan.
NiNsee met nieuwe naam en ruimere doelstelling & middelen
Dit bracht mij onmiddellijk bij het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), dat per het einde van dit jaar gedwongen moet sluiten vanwege beëindiging van de subsidie. De missie van NiNsee is “het zich ontwikkelen en positioneren als nationaal symbool van het gedeelde slavernijverleden en de gezamenlijke toekomst van alle Nederlanders, door structureel en vanuit verschillende invalshoeken het Nederlandse slavernijverleden en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse samenleving, nationaal en internationaal voor het voetlicht te brengen.” 
Mijns inziens is het NiNsee te eenzijdig gefocust op het slavernijverleden, waarschijnlijk omdat het Surinaams Landelijk Platform Slavernijverleden, ook verantwoordelijk voor het Surinaams Slavernijmonument in het Oosterpark, de initiatiefnemer is geweest bij zijn totstandkoming. Nu geheel onverwacht foto’s zijn opgedoken van een gruwelijke executie in Nederlandsch Indië, is dit het juiste moment een nationale actie te starten om NiNsee een doorstart te geven met een nieuw naam en verruimde doelstelling, zodat “alle vormen van gedeeld koloniaal verleden” eronder komen te vallen, en om meer fondsen te genereren. Noodzakelijk om eindelijk mogelijk te maken dat onder andere de studie waar Bank in zijn artikel voor pleit ter hand kan worden genomen door het als een Phoenix uit zijn as herrezen NiNsee. Nederland is het aan zijn VOC- en WIC-verleden verplicht.

Nederlandse taalpolitiek in ‘Indië’ anders dan in West-Indië

door Joss Wibisono

De Spanjaarden deden het in de Filipijnen, Portugal deed het in Oost-Timor, de Fransen in Indochina, en de Britten in Birma: de kolonisator legde over het algemeen zijn taal op aan de inheemse bevolking. Maar Nederland deed dat niet in Indonesië. Daar bleef de bevolking Maleis spreken, terwijl in andere Nederlandse koloniën zoals Suriname en de Antillen wél Nederlands moest worden gesproken.

Nog altijd domineren Engels, Frans, Portugees en Spaans in Afrika, Zuid-Azië en Latijns-Amerika. Na de dekolonisatie bleven de nieuwe onafhankelijke landen de taal van de voormalige kolonisator als nationale taal gebruiken. Of het werd de tweede taal die deze landen in staat stelde makkelijker banden aan te gaan met de internationale wereld. Waarom gebeurde dat niet in Indonesië?

Miljoenenbevolking
Kees Groeneboer, directeur van het Erasmus Taalcentrum in Jakarta, deed onderzoek naar de taalpolitiek van de koloniale autoriteiten in Nederlands Indië. Toen de Nederlanders in de archipel aankwamen in de late 16e eeuw, was Maleis de voertaal op de eilanden. De Nederlanders besloten ook Maleis te leren. Het was geen moeilijke taal en het leek praktischer om zelf Maleise les te nemen dan de hele bevolking Nederlands te leren. De kolonisator voelde de behoefte niet om de eigen taal als voertaal te introduceren.

Hoe anders ging het bij de Spanjaarden in de Filipijnen of de Fransen in Indochina bijvoorbeeld. Die gebieden beschikten niet over een nationale taal die werd begrepen door verschillende bevolkingsgroepen. De kolonisator introduceerde dus de eigen taal om over één voertaal te kunnen beschikken.

Maar dat was in de Indische archipel niet nodig en, zegt Groeneboer, zou ook heel onpraktisch zijn omdat Indonesië ook in de koloniale tijd al een grote bevolking telde; miljoenen mensen met veel verschillende etnische achtergronden.

Winstoogmerk

Maar niet alleen de omvang van de bevolking weerhield de Nederlanders ervan om hun eigen taal op te leggen. De Hollanders kwamen naar Indië als handelscompagnie, de VOC. Deze eerste multinational beoogde natuurlijk winst te maken. De kosten moesten zo laag mogelijk blijven. Dus liet de VOC zijn personeel Maleis leren in plaats van een enorm en kostbaar initiatief te ontwikkelen om de inlanders Nederlands te leren.

Groeneboer wijst er ook op dat Indië destijds al voor een heel groot deel islamitisch was. Het Nederlands werd geschikt geacht om het christendom te verspreiden, maar dat gebeurde vooral in de Molukken, in Minahasa (Noord Celebes), en in de Bataklanden in Sumatra. De Hollanders lieten de islamitische gebieden met rust, en daar werd Maleis als religieuze voertaal gesproken.

Scholen

In de negentiende eeuw ging de VOC failliet en nam de Nederlandse regering Indië ‘over’. Vanaf dat moment moesten de Europeanen in Indië Nederlands spreken. In de 20ste eeuw veranderde het beleid opnieuw en richtte het koloniale bewind zich meer op de verbetering van de levensomstandigheden van de inlanders. Er werden scholen gebouwd, maar daar stuurden voornamelijk de elite en de oude adel zijn kinderen heen.

Toch leidde dit onderwijs ertoe dat het aantal Nederlands sprekende inlanders verveertienvoudigde. In de jaren ‘40 van de vorige eeuw, vlak voor de Indonesische onafhankelijkheid, sprak twee procent van de bevolking (1,4 miljoen mensen) Nederlands.
Geen lingua franca
In tegenstelling tot het bevolkingsrijke Indië waren Suriname en Nederlandse Antillen dun bevolkt. Rond 1900 ging het in West-Indië om zo’n 120.000 mensen. Die konden best Nederlands leren, vonden de Hollanders. Er bestond ook geen echte lingua franca die geschikt was om onderwijs in te geven. Dus werd hier het Nederlands geïntroduceerd als onderwijstaal.

De omvang van de bevolking bleek dus cruciaal voor Nederland in het bepalen welke taalpolitiek er werd gevoerd in de koloniën. Vooral de schrijver Adriaan van Dis betreurt het dat er zo weinig mensen in Indonesië Nederlands hebben geleerd. ‘Stel dat men daar ook Nederlands spreekt’, heeft Van Dis, die onder andere een aantal Indië-romans op zijn naam heeft staan, wel eens gezegd, ‘dan zouden mijn boeken er zeker goed hebben verkocht!’

[RNW, 23 december 2011]

 
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter