blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Vernooij Joop

Geschiedenis vrijmetselarij Suriname te boek gesteld

door Joop Vernooij

In november 2011 bestond de vrijmetselaarsloge Concordia, de oudste van Suriname, 250 jaar. De oorsprong van de vrijmetselarij in het algemeen ligt in de late middeleeuwen toen gildes, verenigingen van vakgenoten, ontstonden. De bouwvakkers gebruikten hun werkgereedschap als symbolen voor hun vereniging die zich rond 1717 – 1720 vormde en inmiddels is uitgegroeid tot een wereldbroederschap. Met een vakvereniging heeft de vrijmetselarij nu niets meer van doen.

read on…

Het Suriname van Joop Vernooij

door Karel Steenbrink

In Nijmegen (klooster-verzamelhuis Catharijnehof, Rosa de Limastraat) hield Dr. Joop Vernooij zijn nieuwste boek ten doop op vrijdag 18 oktober j.l.

Joop Vernooij werkte van 1969-2001 in het bisdom Paramaribo, was daarna nog een vijftal jaren docent bij de theologische faculteit in Nijmegen voor wereldchristendom.
In 1998 publiceerde hij al een voorganger voor dit boek: De Rooms-katholieke gemeente in Suriname. Handboek van de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk in Suriname, in eigen beheer uitgegeven. Dat was een boek van 280 bladzijden. Het grootste verschil tussen dat boek en het nieuwe is de moderne tijd: die kreeg in het oude boek 50 bladzijden, in het nieuwe bijna 70, maar in een veel persoonlijker, uitgewerkter en gedetailleerder stijl. Kennelijk heeft de auteur enige afstand genomen van zijn eigen werkterrein. De stijl van het Nederlands is ook heel wat prettiger geworden.
Wij kennen Joop Vernooij al lang, maar natuurlijk vooral door de reis van 15 dagen die wij zelf in 1999 maakten. Daarbij was hij een meer dan fantastische gastheer. Toen had Paule juist het jaar daarvoor gewerkt aan het bijschaven van het Nederlands van dat boek dat in 1998 uitkwam: in Suriname bleek ons hoe de talen daar dooreen lopen, zodat zelfs tijdens een preek Vernooij schijnbaar moeiteloos binnen een zin kon overstappen van Nederlands naar Sranan. De tien jaar Nederland hebben in het nieuwe boek duidelijke sporen achtergelaten.
Bij eerste lezing van deze kerkgeschiedenis valt meteen op hoe dichtbij de auteur op zijn onderwerp zit, maar er tevens enige afstand van wilde nemen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het thema politiek: Vernooij zelf heeft nooit in het openbaar kritiek op Bouterse willen geven: dat moest de bisschop maar doen, die immers een Surinamer is. Als Van Zichem dat al zou willen doen. Vernooij vond dat hij als Nederlander duidelijk een buitenstaander was. Bovendien als priester de pastoor voor alle katholieken, of die nu de ene of de andere kant kozen. Ook nu deze voorzichtigheid, al komen de aspecten wel her en der ter sprake. Op blz. 156 hekelt hij het dat de katholieke kerk wel extra aandacht had voor de cultuur van de javanen, chinezen en hindoestanen, maar eigenlijk niet voor de creolen, die toch de oudste bevolkingsgroep waren (na de Indianen). Zit hier ook zijn voorzichtigheid met kritiek op Bouterse bij: dat moeten de creolen zelf maar oplossen? Wel wordt uitvoerig vermeld hoe de Oblaat priester Martien Noordermeer in Augustus het land werd uitgezet vanwege ‘actie tegen het militair bewind’. Het is bij een aantal passages aardig om beide versies naast elkaar te lezen. In 1998 staat er bij dat Bisschop Van Zichem in het buitenland was tijdens de uitzetting en zijn latere reactie na terugkeer was ‘dat hij niet tegen de hantering van artikel 13 kon inbrengen, maar liet wel een protest horen tegen deze wijze van uitwijzing.’ Nu staat er in 2012 uitdrukkelijk bij dat dit protest pas een jaar na de uitwijzing plaats vond. In 1998 wordt het dilemma van de priesters meer expliciet besproken: kritiek geven betekent uitzetting en haalt dus niets uit. Moet je dan maar zwijgen? Leuke aanvullingen van de twee versies.
Ik heb het boek ook bekeken vanuit het idee: hoe schrijf je een kerkgeschiedenis over een bepaald gebied? Ik ben immers zelf bezig met het derde deel van een geschiedenis van Katholiek Indonesië. Allereerst viel mij op de hoofdindeling voor beide oud-koloniën hetzelfde zijn: het eerste deel gaat over de (her)start na de lange periode van verbood voor katholieke publieke en organisatorische aanwezigheid tot 1800. Het tweede deel bespreekt de periode 1866-1958. Dit deel begint met de komst van de ‘hoge boorden’, de Redemptoristenpriesters, snel versterkt met leden van de Fraters van Tilburg, Zusters van Roosendaal, Tilburg en Oudenbosch. Zij maakten er een gebied van dat zeer royaal door de geestelijkheid werd bediend: op blz. 105 staat een mooie foto van zo’n 50 zusters van Roosendaal ca 1920.
Het derde deel bespreekt de periode 1958-nu. (In de editie van 1998 was de breuklijn verdeeld in 1945-75 en de periode daarna). Dat was duidelijk een periode van ‘dramatische teruggang van het aantal religieuzen’, die zien op een statistiek blz. 132. De procedure en debatten rond de benoeming van de zeer jonge bisschop (36 jaar) Aloysius van Zichem komt uitvoerig aan bod. Heel bijzonder vond ik het ‘wapenschild’  van Bisschop van Zichem: niet langer een militaristische schild, maar een rond wapen op een kruis met drie fayalobi (= vurige liefde, symbool-bloem van Suriname). Ook zijn opvolger heeft dit idee overgenomen (141 en 180).  De periode van de ontwikkelingshulp komt ook ter sprake: ‘het bleef echter hulp met een Nederlands accent’ (169).

Hoop en tegelijk besef van zwakheid van het gedane werk speelt wellicht mee in het gedicht dat de slotbeschouwing afsluit: (Cándani, ps van Asha van den Bosch):

toen God verdween
bouwden wij kerken
en begonnen hem op te roepen
uit de muren

te laat kwam hij
de slavernij heeft hij gemist
ook van de immigratie weet hij niets

en weer had hij haast
het bloedbad laat hem koud

Daar  moeten we het even mee doen! Daarom toch nog even een suggestie voor een derde versie van dit verhaal, bij een volledige nieuwe editie, ooit nog eens: een paar regels van Shrinivasi, hier alvast 2 keuzes:

Maar zie ik blijf bij U
wanneer de wolken 
rood aanlopen.
Vergeet dit niet.

Gedenk mij
wanneer de nacht hierna
eenzaam speelt
met de rivier.

(Uit de editie van Geert Koefoed, Een weinig van het andere..,blz. 55. Het volgende blz. 110)

Voor die dit vol
zo vaal, ze wreed frustreerden

In haar ogen
zie ik de Vader
de Zoon en de Heilige Geest. 

[van de weblog van Karel Steenbrink]

Vier Goyse paters even ‘thuis’

t Goy – Vier van oorsprong Goyse paters op leeftijd kwamen afgelopen zondag samen in de katholieke kerk Paus Johannes XXIII in ‘t Goy. Allen zijn opgegroeid in ‘t Goy en werkten na hun opleiding aan het seminarie over de hele wereld. read on…

Gwasi siki: Levensverhalen van Surinaamse mensen die lepra hebben gehad

door Joop Vernooij

De Brabantse dagbladjournalist Paul Spapens heeft samen met beroepsfotograaf Jan Stads een mooi tekst- en fotoboek uitgegeven onder de titel Gwasi siki. Levensverhalen van Surinaamse mensen die lepra hebben gehad.

read on…

Een uiteenzetting van de winti-leer

door Joop Vernooij  

Juliën Zaalman heeft zes boeken geschreven over Surinaamse winti, voornamelijk in romanvorm of als biografie. In zijn nieuwe boek, A Nyame, pakt hij het anders aan. Hij geeft ‘Een uiteenzetting van de Winti-leer’, min of meer formeel, logisch en systematisch.   Zaalman presenteert een uitgebreide proloog onder de titel ‘Er was geen leven en toen was er leven’. Het is een verhaal over het begin van het leven in ‘Nengre-kondre’. Daarin wordt de wereld van dit boek symbolisch voorgesteld.    

A Nyame is, volgens Zaalman, Eeuwige Levenskracht, Eeuwige Geest, Eeuwige Macht, Volmaker en Volbrenger, Bestaan en Leven. Die eeuwige kracht van A Nyame uit zich op drie manieren in Het Zijn: als Nyamzangi (1), als Nyamkemponu (2) en als Odumankama (3). Ik ben deze begrippen in dit kader nog niet tegengekomen. Maar wellicht komen die uit het erfgoed van Zaalman. Daarmee tonen we tegelijk een kleine moeilijkheid voor Zaalman en voor ons. Hij hanteert overwegend Nederlands, een beetje Sranan en – laten we het zo noemen – winti-tongo. Hij leeft dus in drie werelden en dat moeten we ook doen om hem te kunnen begrijpen.   Dat Zaalman een poging doet de winti-leer uiteen te zetten voor een breder publiek is een grote verdienste. Zeker in het kader van de interreligieuze dialoog waarmee Suriname zoveel ervaring heeft en andere mensen kan voorgaan. Het is de winti-leer van Juliën Zaalman.    

Inhoud  

Het boek A Nyame is merkwaardig samengesteld. Na de inleiding volgt het eerste hoofdstuk en dat is alleen de spreuk ‘A / ben de / bifo, / bifo / Bende / ben de’ (p. 27). De volgende pagina geeft een uitleg van ‘Bende’, van het veband tussen het ontstaan en het bestaan.   In hoofdstuk 2 staat het ook op één pagina in de vorm van een gedicht en is wat langer: ‘A / Nyame / Na En ben de bifo, bifo / sani di de / ma / na En / na sani di de // Het was voor Het Zijn er was / en is Het / AL’.   Niet bijzonder spectaculair, maar toch. Zaalman legt uit wat hij verstaat onder A Nyame, de eeuwige geest, macht en levenskracht. In hoofdstuk 3 gaat het ook over A Nyame en worden de drie manieren van het zijn uitgelegd: Nyamzangi (scheppend vermogen), Nyamkemponu (vermogen van levensbesef) en Odumankama (het besef, de tegenstelling en het geweten). Je denkt: dat schiet goed op. Maar dan begint hij in hoofdstuk 4 (pp. 35-144, verdeeld in elf onderdelen, 4.1 tot en met 4.11) met ‘Het geestelijk concept van de mens’. Zaalman geeft uitleg over zijn leer, in 4.1 middels een serie alinea’s (a tot en met u), goed onderscheiden en overzichtelijk. Dat is zijn methode want het volgend onderdeel (4.2) heeft alinea’s van a tot en met w., enzovoort. In dit hoofdstuk komt Anana als de Kracht-Anana ter sprake, evenals de Nana.   Hoofdstuk 5 geeft ons een lied tot de Gran Yeye. A Nyame laat zich bezingen als een eeuwige geest (p. 144). Hoofdstuk 6 gaat in op ‘De geestelijke kracht’, terwijl hoofdsuk 7, met de titel ‘Nyamkemponu-Akara’, ‘De mens in Het Zijn’ en ‘De loop van het menselijk leven’ behandelt (pp. 170-211). Het 8ste hoofdstuk gaat over ‘Akara en Nyamzangi’ en sluit af met gedachten over ‘Asamankama – werking van de dood’.   Hoofdstuk 9 behandelt de zeven manieren om goed te leven (zeven manifestaties van Nyamkemponu-Akara, terwijl de naam van Akara de toegang van de Nana tot Nyamkemponu is).   Hoofdstuk 10 beslaat één pagina en gaat over ‘Bifo a ben de – Voor het er was’. De uiteenzetting eindigt met een reflectie op ‘Het nageslacht’ (hoofdstuk 11).   Het geheel samenvattend behandelt Zaalman het thema van wat winti-religie (iets anders dan winti-leer!) met het leven te maken heeft. In zes pagina’s doet hij dat middels een aantal korte stukjes. Dat is het systeem van het hele boek, best moeilijk en vaak nogal abstract, totaal bijna 400 pagina’s. Zaalman sluit af met gedachten over ‘De geestelijke huishouding’, met een ‘Begimofo’ en met ‘Waarin we geloof moeten hebben/ Ini san unu musu bribi’. Hij voegt een legenda toe en vermeldt enkele bronnen voor dit werk.    

Voorbeelden  

Ik wil enkele voorbeelden geven van gedachten uit de winti-leer om aan te tonen dat Zaalman geen gemakkelijk boek presenteert.  ‘Goed of kwaad wordt in het dagelijks leven gedragen door de Nana die dat ondervindt dankzij de invloed van Odumankama-Akara’ (p. 200). ‘In de vrije natuur kan de Nana voldoen aan wat zijn verbeeldingskracht aangeeft, wat te moeten doen om de zaken die hem treffen betekenisvol aan te pakken.’ (p. 246) ‘Doodgaan betekent voor de overledene alles verliezen en het grootste verlies is zijn leven, zijn akara. De Nana raakt de zin van leven met alle beslommeringen van de dag kwijt. Hij is niet meer in staat om zijn lichaam te voelen.’ (p. 286)   ‘Het leven kent vele herhalingen, van zaken die zich gisteren, eergisteren of eerder hebben voltrokken. Gebeurtenissen en daden die zich in het heden afspelen, vertonen over vrijwel de gehele linie overeenkomsten met gebeurtenissen en daden die zich in het verleden hebben voorgedaan.’ (p. 363)   Moeilijke teksten, iets voor meditatieboeken in welke richting dan ook. Het is een studieboek maar dan nog verwijzen vele accenten naar andere accenten in deze winti-leer.      

Bronnen  

Zaalman verwijst naar wat zijn bronnen zijn: het leven: dat is altijd een goede bron. Ook naar zijn eigen publicates en gesprekken met vele bonuman, en tata Tinsensi en tata Brofibrokama. Naar mijn mening zijn nog vele andere bronnen te gebruiken. Deze afscherming van de kennis van de Winti-leer is voor mij ondenkbaar.    

Karakter    

Deze studie heeft naar mijn idee het karakter van een filosofische benadering. Het gaat om de mens die zich een positie moet zien te verwerven, om wat de mens beweegt of zou moeten bewegen. Vaak heeft het betoog ook het karakter van een positieve zedenleer: hoe te handelen naar best vermogen. Kortom, een moksi. Het heeft ook wel iets weg van een ingewikkeld, onzichtbaar netwerk van maakbaarheidsmodellen van mensen, gedachten en werelden.  Juist op het moment van het maken van deze recensie ontving ik het boek van de dichter, literator en forensisch psychiater Antoine de Kom, dat als titel heeft Het Misdadige brein. Over het kwaad in onszelf (Querido, 2012). Daarin dus de presentatie van een heel ander soort denken over de mens zelf, dan Zaalman presenteert.  

Juliën A. Zaalman: A Nyame. Een uiteenzetting van de Winti-leer, 407 pp., omslagontwerp: Jennifer Shields, print en afwerking: Office World. Paramaribo: Stichting Tata Kwasi Ku Tata Tinsensi. ISBN 978-99914-7-164-8

Dialoogbijeenkomst over kerk, mandir en masdjid

Naar aanleiding van de verschijning van het boek van Jan Schalkwijk over de Hindostaanse zending (zie het bericht hieronder van vandaag) wordt er op zaterdag 16 april in Den Haag een dialoogbijeenkomst gehouden over kerk, mandir en masdjid. Daar komen vragen aan de orde als;

Hoe beleven Hindostaanse Christenen hun godsdienst in de Hindostaanse gemeenschap?
Hoe kijken Hindostaanse Christenen naar het Hindoeïsme en de Islam?
Hoe kijken Hindoes en Moslims naar het Christendom?
Hoe willen de verschillende geloofsgemeenschappen met elkaar omgaan. Welke uitgangspunten kunnen daarbij gehanteerd worden?

IISR, SIN en de EBG organiseren deze dialoogbijeenkomst over de relatie tussen Christendom, Hindoeisme en Islam naar aanleiding van het verschijnen van het boek van Jan Schalkwijk over de geschiedenis van de EBG, en met name de Hindostaanse christenen.

Op de bijeenkomst zal een panel ingaan op deze vragen.
Het panel van de dialoog-bijeenkomst bestaat uit:
– Erik-Jan Stam, predikant van de EBG onder de Hindostanen in Nederland.
– Pandit Attry Ramdhani, voorzitter van de Rammandir in Den Haag.
– Hikmat Mahawatkhan, oud-voorzitter van de Ahmadiyya moskee in Den Haag.
– Joop Vernooij, priester en theoloog.
De bijeenkomst begint met een presentatie van Prof. Dr. Marten Schalkwijk over de studie van zijn vader en van Usha Schalkwijk-Doerga over de persoon van Jan Schalkwijk. Beide sprekers nemen deel aan het panel.
Meer informatie over het boek en de bijeenkomst vindt u hier
De flyer voor de bijeenkomst kunt u hier downloaden.
U kunt zich hier aanmelden voor de bijeenkomst.

Datum: zaterdag 16 april
Aanvang: 19.00 uur (inloop 18.30)
Locatie: Theater Concordia
Adres: Hoge Zand 42, 2512 EM Den Haag
Informatie: 06-41.28.37.85

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter