blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Velden Bastiaan van der

Nos ta papia Papiamentu

Over de erkenning van het Papiaments in Nederland

door Bastiaan D. van der Velden
Op 11 maart 2021 is een ‘Bestuursafspraak voor het Papiaments op Bonaire’ getekend tussen enerzijds de bewindslieden van BZK, OCW en BVOM en anderzijds het openbaar lichaam Bonaire.

read on…

Papiaments, een historisch in het Europees deel van Nederland gesproken taal

door Bastiaan van der Velden


Dit rapport is een eerste analyse van het Papiaments als een historisch in het Europees deel van Nederland gesproken taal, geschreven in het kader van het bezoek van het comité van experts van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa aan Nederland ter beoordeling van de inspanningen van Nederland als lidstaat bij het Handvest in het najaar van 2019.

read on…

Papiaments: ‘Blijven ontwikkelen en inzetten als onderwijstaal’

Dat schrijft Jamila Baaziz van het Caribisch Netwerk. Zij sprak onder meer met een van de aanwezigen tijdens het symposium, georganiseerd door Splika en de Sectie Papiaments van Levende Talen. Hoofdvraag van het symposium: “Wat is nu de positie van het Papiaments in Nederland en in Europa?” De taal is een van de vier erkende talen in het Koninkrijk, samen met Nederlands, Fries en Engels. Het Fries is echter beschermd via het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Een dergelijke bescherming is voor het Papiaments nog niet tot stand gekomen. Om deze stap te maken kan Splika wel de kennis gebruiken van de voorvechters van het Fries.

Een andere stap naar Europese erkenning, ligt volgens rechtshistoricus Bastiaan van der Velden, spreker tijdens het symposium, in de verankering van Papiaments in wetgeving. De taal is volgens hem nog niet voldoende juridisch vastgelegd in lokale en nationale wetgeving. Dat bescherming nodig is, zo blijkt tijdens het symposium, is duidelijk te zien op Bonaire. Dat zegt Gerladine Dammers van Akademia Papiamentu uit Bonaire, een van de hoofdsprekers van het congres. Sinds de inlijving van het eiland bij Nederland als bijzondere gemeente op 10-10-10, gaat het steeds minder goed met het Papiaments. Volgens Dammers wordt Nederlands in het dagelijks leven en op scholen belangrijker, waardoor Papiaments in de verdrukking komt. “Ook een gebrek aan voldoende leermiddelen, Nederlandse onderwijsinspecteurs die het Papiamentstalige onderwijs niet kunnen beoordelen en geld om lesmateriaal verder te ontwikkelen speelt hierbij een rol”, aldus Dammers.

Splika zet zich onder meer in voor de Antilliaanse cultuur, de officiële erkenning van het Papiaments en het gebruik van deze taal als instructietaal in het onderwijs. De stichting is sinds kort ook lid van het Europese Bureau voor Kleine Talen.
[uit Amigoe, 31 maart 2014]

De toekomst van het Papiaments

Curaçao – “Papiaments is een deel van mijn identiteit,” zegt socioloog Johan Oldenboom over het belang van deze taal voor hem. “We moeten er trots op zijn”, stelt hij tegenover Caribisch Netwerk tijdens een symposium over de positie van het Papiaments in Nederland en Europa. Hoe het Papiaments kan overleven is daar een van de centrale vragen.
Papiaments
Het gaat goed en slecht met het Papiaments. De positieve kant is dat de taal bij veel mensen in het hart zit en als één van de vier talen van het Koninkrijk ook officieel erkend is. Het negatieve is dat het Papiaments in Europa nog geen erkende minderheidstaal is en de taal op Bonaire zelfs in de verdrukking raakt. En dat terwijl het Papiaments voor veel Antillianen juist de logische basistaal is voor een goede toekomst.
Blijven ontwikkelen
Een van de conclusies van het symposium in Den Haag, georganiseerd door SPLIKA, is daarom dat de taal zich moet blijven ontwikkelen. Het goed beheersen van het Papiaments -de moedertaal voor de meeste mensen uit Bonaire, Curaçao en Aruba – is cruciaal om andere talen en vakken op school te kunnen begrijpen. En dat vergroot de kansen op verdere ontwikkeling en perspectief.
Bonaire
Met het Papiaments op Bonaire gaat het sinds 10-10-’10 echter steeds minder goed, constateert Gerladine Dammers van Akademia Papiamentu uit Bonaire. Dit komt doordat het Nederlands steeds belangrijker wordt op school en ook in het dagelijks leven. Het Papiaments raakt hierdoor een beetje in de verdrukking. Ook een gebrek aan voldoende leermiddelen, Nederlandse onderwijsinspecteurs die het Papiamentstalige onderwijs niet kunnen beoordelen en geld om lesmateriaal verder te ontwikkelen speelt hierbij een rol, aldus Dammers.
Juridisch
De positie van het Papiaments loopt daarnaast gevaar doordat de taal nog niet voldoende juridisch is vastgelegd in lokale en nationale wetgeving. Rechtshistoricus Bastiaan van der Velden raadt daarom aan om het Papiaments steviger te verankeren in wetten. Dat maakt het makkelijker om vervolgens erkend te worden in bijvoorbeeld Europa.
Fries
De stap naar Europa kan vergemakkelijkt worden als organisaties als SPLIKA de kennis gebruiken van de voorvechters van het Fries. Daarom is SPLIKA sinds kort ook lid van het Europees Bureau voor Kleine Talen. De Friezen zijn de Antillianen al voorgegaan in hun strijd om brede erkenning en helpen graag om dit pad voor het Papiaments te vereenvoudigen.
Binnen handbereik
Met een beetje hulp, inzet om juridische stappen te nemen voor wetgeving en in het onderwijs aan te blijven dringen op het belang van het Papiaments, is de stap om extra Europese fondsen te krijgen voor de ontwikkeling van de taal daarom op termijn binnen handbereik. “En dat is belangrijk, want het Papiaments verbindt ons met elkaar, of je nou op een van de eilanden geboren bent of in Nederland”, aldus Oldenboom.
[van versgeperst.com, 29-03-2014]

Meeting: de status van het Papiamentu in Nederland

In de nieuwe staatskundige structuur van Nederland die op 10-10-10 tot stand is gekomen, heeft Nederland de verantwoordelijkheid gekregen voor twee nieuwe regionale talen. Naast het Fries zijn het Engels en Papiamentu, talen die worden gesproken op de BES-eilanden, aan te merken als in Nederland gesproken regionale talen die bijzondere aandacht vragen. Waar het Fries in Nederland is beschermd door middel van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, is een dergelijke bescherming voor deze talen nog niet tot stand gekomen.
De Stichting SPLIKA en de Sectie Papiaments van Levende Talen organiseren op 28 maart een expert-meeting over de status van het Papiamentu in Nederland. Tijdens deze middag zal de heer Onno Falkena, voorzitter van het Europeesk Buro foar Lytse Talen een vergelijking maken tussen de positie van het Papiamentu en het Fries. Mevrouw  Gerladine Dammers, voorzitter van de op Bonaire gevestigde Akademia Papiamentu bespreekt de actuele taalsituatie op het eiland, met speciale aandacht voor het onderwijs. Mr. Bastiaan D. van der Velden bespreekt de mogelijkheden om het Papiamentu als een onder het Handvest beschermde taal erkend te krijgen.

Deze bijeenkomst zal op 28 maart 2014 van 13.30 tot 16.30 plaats vinden in het Huis van Europa  (Korte Vijverberg 5/6, 2513 AB, Den Haag). Aanmelding graag uiterlijk 25 maart 2014 via info@splika.nl

Trommelgeesten (10)

door Fred de Haas
 
Curaçao
Voor het schrijven van onderstaande aantekeningen over het bestaan van Afro-religieuze ceremonies op Curaçao heb ik mij voor aanvullende informatie gewend tot mevrouw dr. Rose Mary Allen, Curaçaose onderzoeker en gastdocente aan de mr. dr. Moises Frumencio da Costa Gómez Universiteit (de vroegere UNA), de heer Richenel Ansano, directeur van het Nationaal Archeologisch en Antropologisch Museum en de heer Bob Harms, hoofdredacteur van Telecuraçao, die mij uitgebreid in hun kennis over dit belangwekkende onderwerp hebben laten delen. Ik ben hun hiervoor zeer erkentelijk. Hun informatie was zeer waardevol en zal in dit artikel worden verwerkt. Ook heb ik onlangs nog gesproken met de rechtshistoricus Bastiaan van der Velden die van 2006-2009 werkzaam was als hoofdmedewerker aan de – toenmalige –  UNA te Willemstad, Curaçao. In zijn boek over de rechtsgeschiedenis van Curaçao (Ik lach met Grotius en alle die prullen van boeken, 2011 Carib Publishing, Uitgeverij SWP Amsterdam) schrijft hij in hoofdstuk 15 over Afro-Curaçaose rituelen en de normatieve rol van populaire geloofsopvattingen.
Wat mij opviel was hun voorzichtige en respectvolle benadering van dit toch gevoelige onderwerp. Als ik hun woorden citeer of samenvat zal ik, waar dit relevant is, hun namen erbij vermelden.
Allen, Ansano en Harms hebben getracht een antwoord te formuleren op onderstaande (hier in verkorte vorm weergegeven) vragen:
          Heeft er in vorige eeuwen op Curaçao in enige vorm een Afro-Caribische eredienst bestaan die te vergelijken is met, bijvoorbeeld, de Vodou in Haïti of de Santería in Cuba? Bedoeld wordt een eredienst (c.q. ceremonieel) die met de slaven is meegekomen in de 17eeeuw of later.
          Zo niet, wanneer hebben Vodou-achtige erediensten op Curaçao hun intrede gedaan onder invloed van, bijvoorbeeld, religieuze erediensten uit Haïti (Vodou) en Venezuela (María Lionza)?
          Wat is de invloed hiervan op de bevolking?
De antwoorden op de eerste vraag geven een verdeeld beeld te zien. De heer Ansano verwijst o.a. naar een verslag uit het Archief NWIC van 20 november 1788, waarin vermeld wordt dat een aantal Curaçaoënaars zich schuldig hebben gemaakt aan ‘toverij of geheime konsten’ en ‘giftmenging’, waarvoor zij door Justitie in 1788 worden veroordeeld en gestraft met geseling en verbanning van het eiland. Zij hadden hun praktijken volvoerd in ‘zeekere danshuyzen […] alwaar met singuliere gewaden als ook bellen, trommen en instrumenten gedanst en gespeeld wierd, mitsgaders beesten geslacht, het bloed gestort en met mais gekookt, om aan omstanders uyt te deelen en andere diergelyke vreemde dingen meer […]’ ( zie ook A.M.G. Rutten, Magische Kruiden in de Antilliaanse folklore, Erasmus Publishing, Rotterdam 2003, p. 91 t/m 93).
Het betrof hier duidelijk een bijeenkomst in een waarschijnlijk openbaar toegankelijk danshuis buiten de muren van de stad in Otrobanda. De hele gebeurtenis draagt een Vodou-achtig karakter. Er zullen ongetwijfeld meer van dat soort bijeenkomsten zijn geweest, maar duidelijkheid hierover is er niet. Het rechtvaardigt mijns inziens niet de conclusie dat er een gestructureerd en regulier soort Afro-Caribische godsdienst op het eiland zou hebben bestaan.Wellicht komen er nog eens andere documenten boven water die meer licht werpen op dit soort zaken.
De heer Harms vermeldt de ceremonie van het drinken van de ‘Awa di Huramentu’ aan het begin van de opstand van Tula in 1795, een plechtigheid die op een Afrikaanse oorsprong wijst. Iets dergelijks had in Haïti plaatsgevonden in 1791 toen de slaven in Haïti in opstand kwamen tegen het Franse gezag. Ik ben het met hem eens dat er in die tijd ‘tenminste de kennis aanwezig was van belangrijke elementen van rituelen en ceremonies’. Maar ook dat rechtvaardigt niet de conclusie van het bestaan van gestructureerde Afro-achtige erediensten. Zowel Ansano als Harms bevelen verder onderzoek aan.
Rose Mary Allen is het meest uitgesproken in haar opvatting dat er ‘voor zover de bestaande onderzoeken uitwijzen’ op Curaçao ‘vroeger geen gestructureerde godsdiensten in de vorm van Santería (Cuba), Vodou (Haïti en Santo Domingo) etc. bestonden. In haar proefschrift verwijst zij wel naar geïsoleerde gevallen van beschuldigingen van hekserij.
Brua / Brujería(= o.a. het verrichten van ‘magische’ handelingen)
Hoewel de term ‘Brua’ een veel voorkomende en haast niet te vermijden manier is om ‘goede of slechte magische handelingen’ uit te drukken, verdient het aanbeveling om voorzichtig met die term om te gaan. Rose Mary Allen schrijft in haar artikel ‘Hende a hasi malu p’e’ (mensen hebben iets slechts met hem/haar gedaan) over volksgeloof in de Curaçaose cultuur dat ze heeft aangeboden op het International Congress ‘Quality of Psychiatric Care in the Caribbean’ (oktober 2009) het volgende (niet helemaal letterlijk): ‘vanwege de negatieve lading die de term ‘brua’ in de samenleving heeft, gebruiken de beoefenaars een minder beladen term als ‘trabou di misterio’ (mysteriewerk) en de specialisten noemen zichzelf ‘trahadó di misterio’ (mysteriewerkers) en geen ‘hasidó di brua (brua-plegers)’.
Ansano vindt het een non-probleem, ziet geen verschil tussen ‘brua’ en het Curaçaose ‘montamentu’ (waarover meer hieronder), en Harms verbindt brua zijdelings aan religieuze ceremoniële bijeenkomsten.
Het is een wat verwarrende terminologie, maar laten we eerlijk zijn: een ‘milieuverzorgster’ blijft een werkster, een ‘milieumedewerker’ blijft een vuilnisophaler en een ‘arbeidsreservist’ blijft een werkloze. Laten we er niet al te moeilijk over doen.
Het onderwerp ‘Brua’ in de Amigoe di Curaçao
Het zou te ver voeren om alles wat er ooit aan rijp en groen over Brua is geschreven in de Amigoe in het kader van dit artikel te behandelen. Ik zal slechts enkele meningen naar voren halen uit kranten die verschenen zijn in de tweede helft van de 20e eeuw.
Degene die veelvuldig heeft geschreven over ‘Brua’ (en vele andere zaken die de Curaçaose volkskunde betreffen)  is Pater Paul Brenneker (1912-1996) met wie ik het voorrecht heb gehad kennis te maken in de jaren 60. Samen met Elis Juliana was Brenneker een van de grootste verzamelaars van oude Curaçaose verhalen en artefacten. Hun werk kan niet genoeg worden geprezen.
In de Amigoe van 17 december 1965 schrijft Brenneker dat de meeste opvoeders, geestelijken zowel als leken, de neiging hebben te doen alsof het fenomeen ‘Brua’ niet bestaat, terwijl het verschijnsel toch diep geworteld is in de beleving van de Curaçaose bevolking. De brua-makers zelf vinden dit uitstekend omdat ze liever niet in het centrum van de belangstelling staan. Dat zou hun ‘praktijken’ alleen maar schade toebrengen. En die praktijken bedreigen, aldus Brenneker, de geestelijke volksgezondheid. Brenneker pleit er overigens voor om de ‘Brua’ goed te bestuderen. Verbieden werkt, zo schrijft hij, alleen maar averechts.
Op 8 februari 1966 wijdt hij opnieuw een stuk in de krant over Brua. Het is de moeite waard hem hier even letterlijk te citeren:
‘Brua leeft meer in de stad en de omgeving van de stad dan op de knoek. Meer op Bandariba dan op Bandabao, en meer op Bonaire en Aruba dan op Curaçao. Er bestaat een lichte vorm van Brua: geluksmiddelen, voortekens en amuletten. Hieraan doet wel bijna iedereen zo min of meer. En het is de vraag of al deze praktijken volkomen onredelijk zijn. Sommige hebben enige grond van bestaan. Daarnaast bestaat de zware Brua. Deze wordt intens beleefd. Ze is overheersend in iemands levenshouding en er is grof geld mee gemoeid. Praktisch kan men wel zeggen dat Brua die veel geld kost, altijd oplichterij is. Een gunstige bodem voor Brua is de innerlijke onzekerheid die we toch wel als een volksmanco moeten erkennen voor de bewoners van deze eilanden. Brua belooft oplossing, belooft zekerheid en maakt de onzekeren onzekerder dan ooit. En zo blijft de vicieuze cirkel intact. En ook de bron van inkomsten voor de bruamakers. De waas die de Brua omgeeft is haar bescherming: hoe vreemder en raadselachtiger hoe beter. De bruaman geeft zijn geheimen niet prijs, anders gooit hij zijn eigen ruiten in; hij zou inboeten aan gezag. En wie brua ondergaat, is er niet spraakzaam over, uit angst voor de gevolgen, voor wraak’.
Tot zover Pater Brenneker die niet bang was om te zeggen wat hij ervan dacht. Laten we niet vergeten dat Pater Brenneker een priester was, die, hoewel controversieel in de ogen van zijn superieuren, toch deel uitmaakte van het hiërarchisch geordende katholieke systeem dat gewoon was alles te bestrijden wat buiten de grenzen van de door de katholieke kerk gestelde regels ging. En Brua viel natuurlijk heel duidelijk buiten die regels.
Wie een idee wil krijgen van de wijze waarop Pater Brenneker in het leven stond kan de Amigoe Kerstkrant van 23 december 1991 er eens op naslaan. Daarin staat ook dat Brenneker met toestemming van de brua-maker ‘montamentu’ ceremonies heeft bijgewoond. Het boeide hem, wat zijn bedenkingen ertegen ook waren, in hoge mate.
Op 9 juni 1973 staat er een stukje in de krant over Rhonnie Sillé en zijn toneelstuk Até, ata zoembie (= Kijk, daar heb je een zombi). Daarin zegt de auteur in een interview dat Tambú (Afrikaans geïnspireerde zang en dans. In Brennekers ‘Sambumbu’ no. 2 van 1970 kunt u op bladzij 494 een mooie tekening zien waarop Elis Juliana vier mensen heeft geschilderd die in trance zijn geraakt tijdens een tambú bijeenkomst) en Montamentu (‘bezetenheid’) onverbrekelijk zijn verbonden met de Curaçaose cultuur en dat deze fenomenen daarom alleen al respect verdienen. Sillé: ‘[…] ik heb voordat ik mijn stuk schreef zeer veel van deze Montamentu ceremoniën meegemaakt. En ik heb er keer op keer gezien hoe ongelooflijk veel kracht en een enorme troost een groot deel van onze bevolking hieruit kan putten’.
Maar, zo gaat hij verder, ‘er zijn natuurlijk altijd negatieve punten te vinden zoals de bewering dat gehaaide personen het geloof van de mensen in de Montamentu uitbuiten door ze af te zetten.
Sillé is dus genuanceerder in zijn opvattingen dan Brenneker. Overigens zegt Sillé wel heel eerlijk in hetzelfde stukje dat ook hij, gelovig als hij is, zijn twijfels heeft bij het verschijnsel Montamentu.

In 1988 schrijft Pablo Walter een stuk in de Kerstkrant (Kerstkrant, Bonaire, Katern D van 28-12-1988) over Brua. Hij schrijft voornamelijk over ziektes die door magische krachten als Brua zouden kunnen worden veroorzaakt (zwarte magie, dus). Ook hij dringt aan op nader onderzoek naar het doen en laten van traditionele genezers. Niet alles moet negatief worden geduid, aldus Walter. In het beste geval zijn de bonafide genezers een soort ‘volkspsychologen’ die nuttig werk kunnen verrichten bij het genezen van psychosomatische ziektes. Op deze opvatting zal ik aan het eind van dit artikel nog nader ingaan.

[wordt vervolgd]

Law in the Dutch Caribbean, a historical introduction

Invited speaker: Dr. Bastiaan van der Velden

The Bynkershoek Institute is proud to announce the inception of its evening symposium series. These symposia will provide a series of lectures, distributed over several evenings, focusing on a central topic or theme. On some occasions the symposia will include multiple speakers or might concentrate on the work of a single author. In keeping with the Bynkershoek Institute’s objectives of viewing The Hague as a window to international, European and comparative law, the topics of the symposia will vary across those fields of research.

The sixth and final lecture of the Bynkershoek Institute lecture series on the history of law in the Dutch Caribbean on March 5, 2012, will deal with the normative role of Afro-Caribbean popular belief in the 19th and 20th century. How are voodoo, brua and other forms of Afro-Caribbean popular belief used to influence the outcome of court trails, or used as a system of conflict resolution on its own? In this lecture the role of Curacao Brua will be compared with similar forms of Afro-Caribbean belief in other countries in the Caribbean.

The introduction is by dr. Aart G. Broek, who is the author of the recently published history of the police on the Dutch Caribbean islands; see for more information on Aart Broek his Carilexis-website

Bastiaan van der Velden holds a Doctorate from the University of Amsterdam, and an LL.M in Dutch law from Maastricht University. Prior to working at The Hague University, Bastiaan van der Velden worked as a policy officer to a member of the Dutch parliament, and as a lecturer and researcher at the University of the Netherlands Antilles, Maastricht University, Leiden University and the University of Amsterdam. He is the author of a book and several articles on the legal status of minority languages and of: Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken (Amsterdam: SWP 2011), a legal history of the island Curacao. This book is the first academic research on this topic, describing the different periods from pre Columbian times till the abolition of slavery in the end of the 19th century.

The lectures will take place at the venue of Bynkershoek Academy, Groot Hertoginnelaan 3, The Hague (2517 EA). The door is open at 19.15, and the lectures will start at 19.30. Since available seats are limited, people who want to attend are requested to register by email : caribbeanlectures@bynkershoek.eu

Law in the Dutch Caribbean, a historical introduction

Invited speaker: Dr. Bastiaan van der Velden

The Bynkershoek Institute is proud to announce the inception of its evening symposium series. These symposia will provide a series of lectures, distributed over several evenings, focusing on a central topic or theme. On some occasions the symposia will include multiple speakers or might concentrate on the work of a single author. In keeping with the Bynkershoek Institute’s objectives of viewing The Hague as a window to international, European and comparative law, the topics of the symposia will vary across those fields of research.

The first of these symposia will involve a series of lectures on the legal history of the Dutch Caribbean. The first lecture will deal with the legal concepts of the Amerindian tribes of the Arowaks and the colonial Spanish legal system and the way legislation was used to conquer and govern the continent. The second lecture will deal with the Dutch West Indian Company period and the laws regarding the slave trade. Further lectures will deal with the law of the Jewish inhabitants and the internal social control of enslaved Africans as a legal system. The Dutch Civil code introduced in 1869 and the functioning of this codification in the Caribbean will be discussed in the 5th lecture. Finally a lecture deals with the normative role of Curacao voodoo and its influence on the legal system. Each lecture will be introduced by a guest spreaker.

26th Sept. Legal structures of the Native Americans in the Caribbean Area (pre 1492)

Law and government in the Spanish colonial empire (1492-1634)

24th Oct. The Dutch West Indian Company (1634-1794)
Roman Dutch law and legal regulations on slave trade (17th-19th century)

21st Nov. Legal pluralism: Jewish courts on Curacao (17th-18th century)

19th Dec. Legal pluralism: enslaved Africans and their system of dispute resolution in the Caribbean Area (18th-19th century)

23th Jan. 2012 Legal transplant: introducing the Dutch Civil code in the Caribbean (19th century)

27th Feb. 2012 The normative role of Afro-Caribbean popular belief (19th-20th century)

Bastiaan van der Velden holds a Doctorate from the University of Amsterdam, and an LL.M in Dutch law from Maastricht University. Prior to working at The Hague University, Bastiaan van der Velden worked as a policy officer to a member of the Dutch parliament, and as a lecturer and researcher at the University of the Netherlands Antilles, Maastricht University, Leiden University and the University of Amsterdam. He is the author of a book and several articles on the legal status of minority languages and of: Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken (Amsterdam: SWP 2011) (http://www.swpbook.com/1364 ), a legal history of the island Curacao. This book is the first academic research on this topic, describing the different periods from pre Columbian times till the abolition of slavery in the end of the 19th century.

The lectures will take place at the venue of Bynkershoek Institute, Groot Hertoginnelaan 3, The Hague (2517 EA). The door is open at 19.15, and the lectures will start at 19.30. Since available seats are limited, people who want to attend are requested to register by email at: caribbeanlectures@bynkershoek.eu

Interview met Bastiaan van der Velden

Raymond Labad van NOS TeVe in een exclusief gesprek met Bastiaan D. van der Velden, auteur van Ik lach met Grotius, en alle die prullen (Uitgeveriij: © 2010 Carib Publishing / B.V. Uitgeverij SWP Amsterdam).

Het boek is uitgegeven in de week van 1 mei 2011 op Curaçao.
ISBN 978 90 8850 162 3 NUR 820
Tico Vos , NOS TeVe

Bastiaan van der Velden – Tera Corá

Aan de weg
voorbij
Tera Corá
is te lezen:
‘no kas riba sanger’.

Poëtisch verweer
van een in bloed
gesmoorde slavenopstand.

Dáár bouw je geen
weekendhuis voor je dushi,
willen ze zeggen.

[uit: Bastiaan van der Velden, De automatiek gevolgd door Brua van Curaçao. Bloemendaal, Brumes Blondes Katernen, 2010. Te bestellen bij Laurens Vancrevel, De Genestetweg 16, 2061 VC Bloemendaal, E-mail krevelen@xs4all.nl; Tera Corá = Rode aarde]

 

 

Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken

‘Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken’, aldus reageerde de directeur van de West Indische Compagnie Jan Gales, nadat hij voor de zoveelste maal blijk had gegeven van zijn afkeer van juridische procedures en wederom enkele tegenstanders in het gevang had laten opsluiten zonder enige vorm van proces.

Deze rechtsgeschiedenis van Curaçao neemt het eiland als uitgangspunt: de bewoners van Curaçao en hun relatie tot het recht en bestuur. De rechtsgeschiedenis van Curaçao kan opgedeeld worden in een aantal hoofdperioden, welke in dit boek afzonderlijk belicht worden. Over het recht van de Caquetios indianen is bij gebrek aan bronnen weinig informatie beschikbaar, maar met kennis uit andere vakgebieden, de archeologie en antropologie, kunnen het recht en de bestuurlijke organisatie in deze periode worden belicht. In de hierop volgende Spaanse periode (1499-1634) speelt het recht een centrale rol bij de verovering en het onder bestuurlijke controle krijgen van de Spaans-Amerikaanse territoria. Curaçao is een klein radertje in dit wereldrijk, maar door het vele archiefmateriaal dat dit legistisch ingestelde bestuur produceerde, is er veel informatie over deze periode.

Het bestuur ten tijde van de West Indische Compagnie (1634-1794), een private onderneming uitgerust met publiekrechtelijke bevoegdheden begon met een carte blanche, de aanwezige Spanjaarden en indianen werden op een boot naar de vaste kust gezet. Besturen, in de zin van het dienen van het algemeen belang, heeft voor de meeste directeuren van de WIC geen prioriteit. Burgers zijn marginaal hierbij betrokken, alleen blanke protestantse mannen kwamen in aanmerking voor het lidmaatschap van de Raad die wetten maakte, bestuurde en recht sprak. Een scheiding van machten en toezicht ontbraken in deze periode, daarbij was het feitelijk onmogelijk om vanuit Holland in te grijpen.

De Curaçaose maatschappij bestond in de 17e tot 19e eeuw niet alleen uit de WIC ambtenaren, twee andere bevolkingsgroepen springen in het oog: de joden en de slaven. Was er voor deze groepen de mogelijkheid een eigen rechtssysteem in stand te houden, en hoe verhield dit zich dan ten opzichte van het recht van de WIC? Ook het afsluitende hoofdstuk van dit boek gaat in op de problematiek van rechtspluralisme, een onderzoek naar de normatieve rol van brua. Hoe is de rechter te beïnvloeden met hulp van een brua-maker?

Na twee periodes begin 19e eeuw waarin Curaçao kortstondig bestuurd wordt door de Engelsen, neemt Nederland het beheer vanaf 1816 weer in handen. In deze eeuw zijn de invoering van het regeringsreglement van 1828, het langdurende proces van afschaffing van de slavernij in 1863 en de invoering van het Wetboek van Strafrecht en het Burgerlijk Wetboek (1869) belangrijke gebeurtenissen.

Ik lach met Grotius, en alle die prullen van boeken; een rechtsgeschiedenis van Curaçao.
Bastiaan D. van der Velden. Carib Publishing, 2010. ISBN: 978 90 8850 162 3. Prijs NAf 85.00

Bestellen klik hier

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter