blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Vaders Hans

De heremiet van Pannekoek

“Ja, maar wat ik doe is ziek. Een gezonde man werkt in het dok of de maïsvelden, die schrijft geen boeken.” (Tip Marugg)

door Ken Mangroelal

In 1957 debuteert de Curaçaose schrijver Tip Marugg met de roman Weekendpelgrimage; een boek dat aan frisheid niets heeft ingeboet. De ik-persoon is zoals de schrijver blank en geboren en getogen op het eiland. Ondanks het feit dat hij een landskind, een yu di tera is voelt hij zich geïsoleerd.

read on…

Mysterieuze trillingen van de Cariben

De Caribische regio menen we treffend te typeren door ‘het volstrekt hybride karakter van de cultuur’. De wispelturige vertakking, verknoping en losse eindjes van allerhande ongelijksoortige (f)actoren ogen raadselachtig, chaotisch zelfs: hybride. Dat vinden we terug in de letteren uit en over de eilandelijke samenlevingen. Brede Kristensen trekt ons mee op zijn zwerftocht door die literatuur. Op zoek naar het wezen van de Cariben.

read on…

In memoriam: Hans Vaders (1949 – 2015)

door Ana van Leeuwen (Curaçao)

Voor Hans Vaders was de dood in tegenstelling tot vele andere schrijvers, artiesten en filosofen geen schrikbeeld, geen beangstigend, afschuwelijk gevoel van het definitieve einde van dit leven, het donkere gat waar niemand meer uitkomt. read on…

Tempels in woestijnen: poëzie uit een slangenkuil

door Hans Vaders; foto’s: Ken Wong

Wellicht een triviale vraag van mijn kant… maar wat doe je als 24-jarige jongeman met je sprankelende beeldschone 17-jarige bruid Dorothy Debrot tijdens de wittebroodsweken in het afgelegen plantagehuis Klein St. Martha, bewaakt door een oude mokkende yaya? Schrijven en dichten lijkt me! Poëzie uit een zelfverkozen slangenkuil die de heikele huwelijkse staat met zijn vele plichten nu eenmaal in zich bergt.

Boeli van Leeuwen – de jongeling in kwestie – schrijft over die yaya in zijn bijdrage ‘Onkel Maurice’ in de Curaçaosche Courant (1989): “Op de stille plantage zag ik mij geconfronteerd met de huwelijkse staat en de oude yaya van mijn vrouw, een heks die mij onafgebroken grimmig gadesloeg alsof ik een van de Sabijnse maagden had geroofd.” Van Leeuwen begint zich stierlijk te vervelen op het van dorst stervende landgoed. “Omdat het rijden naar de stad beschouwd zou worden als gebrek aan interesse, dan wel een vroegtijdige ontsnappingspoging, nam ik moedeloos de pen ter hand en begon een paar gedichten in elkaar te draaien.” Van Leeuwen vond die in elkaar geflanste gedichten bij nader inzien maar ‘bar slecht’. read on…

Banneling tussen sterrengruis: nog een gedicht voor Boeli van Leeuwen

door Klaas de Groot

Over ‘De banneling’, een gedicht van Hans Vaders.

In 2011 publiceerden Hans Vaders en Herman van Bergen een opvallende dichtbundel: Kate Moss in Mahaai. Bijzonder omdat de gedichten van Vaders niet zozeer omlijst werden door het beeldend werk van Van Bergen, maar omdat de afbeeldingen zo nadrukkelijk aanwezig zijn. Ze zijn structureel bedoeld. De gedachte is niet geweest: laten we er ook eens een plaatje bij doen.

read on…

Hans Vaders – De banneling

Voor Boeli van Leeuwen
Soms dacht ik, dat ik
de jonge Jezus was.
Maar christus, wat is
mij nu gebleven
na het ontluisterd paradijs,
eens het mijne, enig bewijs en
middel van bestaan?
Ogenschijnlijk wijzigt zich niets,
in een hemel bezaaid met
vers gestrooid sterrengruis
en voor niemendal
danst de zondebok met de zwarte
clerus in vers gekerstende velden.
Wanneer de oude banneling rust
in naaldpulp zo kil en koud,
paren bange bosdieren schielijk,
balkend en licht ontstemd,
en kan hij, de wezenlijke,
de echte verlosser in exil,
slechts in staccato stamelen,
de gezwollen liefdeslippen praalziek
getuit van smart en koortsig paars:
María, ik had je lief, zo lief was je;
omarmden toch je roomblanke dijen
mijn naaktheid, mijn schuldig lichaam niet
onder het mij zo dierbaar bloedend hout?
[uit Kate Moss in Mahaai, Haarlem / Curaçao 2011, In de Knipscheer & Mon Art Productions
p. 23]

Geniale onzin

door Hans Vaders

Op het toneel in het WTC staat een man in een wit kostuum in het spotlight. Hij draagt een strooien hoed. De man doet, door mij beloerd vanaf de achterste rij in het theater, denken aan iemand die ik in het verleden goed heb gekend, zelf met hem nauw heb samengewerkt aan een verhalenbundel die zeer succesvol bleek te zijn.

Verrek, zou wijlen Boeli van Leeuwen hier niet verbeeld worden? En hield hij eigenlijk wel van dansen? Van halve musicals die over niets en niemendal gaan? Bij mijn weten niet. Boeli van Leeuwen, de auteur van Geniale anarchie, hield meer van Mozart en Bach, van staatsrecht, filosofie en theologische knelpunten. Met Kerstmis werd bij hem thuis in Van Engelen Bing Cosby en Frank Sinatra gedraaid.

De man in het witte kostuum en de hoed staat op van zijn stoel en leest iets voor van een papiertje, want het is per slot een zogenoemde reading georganiseerd door de heer Leerdam, wie kent hem niet. Wat leest de man die vaag van enige afstand op de schrijver Boeli van Leeuwen lijkt eigenlijk tot tweemaal toe voor?

In ieder geval iets dat niet van zijn hand is en niets maar dan ook niets te maken heeft met enige geniale anarchie. Maar ja, Cola Debrot met zijn ‘30 mei ‘69’ mag er ook wel zijn met zijn trieste eiland dat na rellen en brandstichting in een kolkende maalstroom belandde.

Intussen roeren de andere deelnemers aan de reading zich vol ijver en overgave: een ‘isla inutil’ wordt geïntroduceerd (zie de achterflap, niet door Boeli geschreven), een penshonado waant zich een echte yu di Kòrsou maar is bijzonder bang voor het vileine volk en zijn vrouw wil terug naar de Gooise dreven; een paar Chinezen met nasi goreng in de aanbieding worden uiteraard als domme koeterwaals sprekende allochtonen weggezet – de zaal reageert spontaan met gelach en warme herkenning.

Een zangeres speelt onderwijl Sandie Shaw op haar blote voeten. Politici maken zoals gewoonlijk ruzie en gezien de actualiteit heeft een van hen een kale kop. Boeli van Leeuwen heeft bij leven en welzijn Wiels nooit gekend weet ik. Maar de show must go on. Zo verwachtte ik bijvoorbeeld nog komiek Eligio Melfor met een mooie grol en gekleed in carnavalspak achter de coulissen vandaan te zien komen. Helaas.

Nee, de man die gezien zijn hoed enige gelijkenis vertoont met de scribent Boeli van Leeuwen is alweer opgestaan en neemt het woord.

Hij verhaalt over zijn eiland. Geniale anarchie is de verhelderende visie van Van Leeuwen op zijn geboorte-eiland, dat sinds wic-directeur Johan van Walbeeck er in 1634 voet aan wal zette, volgens insiders ‘permanent naar de bliksem dreigt te gaan’. Wie daar niet aan kan wennen, hij repatriëre ten spoedigste of verhuize naar Aruba! De zaal reageert met gelach en gegiechel. Een gevoel van herkenning – ook voor mij – is altijd handig, vooral wanneer hier de laatste regels uit het voorwoord van Geniale anarchie worden aangehaald. En wat staat daar dan onder?

Hans J. Vaders, Hoofdredacteur Curaçaosche Courant. Daar, in een klein rommelig stoffig kantoor in de Theaterstraat werd in 1989 wekelijks de basis gelegd voor wat later Geniale anarchie zou worden. Boeli was uiterst zorgvuldig, ik was uiterst zorgvuldig. We wilden geen mensen kwetsen met stereotiepe beelden, niet voor open doel inspelen op de droefenis van onze marginalen op het eiland. Dat dit nu wel aan de orde is, vind ik ronduit spijtig. Spijtig, meer niet. Zalig zijn nu eenmaal de simpelen van geest. Ze weten niet beter.

Kort voor zijn dood kwam een herdruk uit van zijn roman De eerste Adam. Boeli schreef er voor mij met zijn kenmerkende handschrift een opdracht in: Voor Hans, één van de geniale anarchisten, Boeli, Kòrsou, maart 2007.

Dat is wel andere koek dan de geniale onzin van regisseur Leerdam, die Boeli van Leeuwen en zijn geniale boek als reclamezuil gebruikt om nietsvermoedende eilandgenoten onder valse noemer naar zijn eigen persoonlijke theatershow te lokken.

[uit Amigoe, 12 augustus 2013]

3 x ‘In de Knip’

Drie literaire boekpresentaties in drie weken achter elkaar

Elodie Heloise

Hoe relatief. In het ene land verschijnen er dagelijks boeken, in het andere misschien twee per maand. In de landstaal of landstalen, er zal zo gauw in Hong Kong niet een Groenlands literair boek worden gepresenteerd.
Dit is ook bijzonder en mag niet ongemerkt voorbij gaan:
Op drie achtereenvolgende zaterdagen zijn er op Curaçao nieuwe titels verschenen. En misschien wel nog unieker: alle drie van uitgeverij In de Knipscheer. Geschreven in het ene autonome, zelfstandige rijksdeel, geproduceerd in het grootste deel van het koninkrijk, in een van de landstalen. In Nederland zijn ze alle drie op dezelfde middag gepresenteerd, op Curaçao nemen we hier de tijd voor, elk weekend één, op zaterdag 27 oktober van Bernadette Heiligers: Pierre Lauffer, Het bewogen leven van een bevlogen dichter, gisteren (3 november) van Hans Vaders: Terug tot Tovar en komende zaterdag (10 november) Woestijnzand geschreven door Elodie Heloise.
Hulde aan de schrijvers en vooral aan ‘Knip’.

‘Vergeefsheid en teloorgang’

door Koos van den Kerkhof

Met de verschijning van Tropische Winters in 2001 drukte Hans Vaders meteen een stempel op de Caribische literatuur. Zijn hoofdpersoon, de journalist Horace Lee, was getuige van de bloedige wraakacties op de tontons macoute na het vertrek van Baby Doc Duvalier uit Haïti. In Otrobanda portretteerde de schrijver Willemstads bruisende volkswijk waarvoor hij werd gelauwerd met de Caribbean Tourism Media Award. Tegenover Otrobanda stelde hij vervolgens zijn poëziebundel Kate Moss in Mahaai. Samen met beeldend kunstenaar Herman van Bergen bracht hij fotomodel Kate Moss en de betere stadswijk Mahaai samen in passievolle poëzie. In zijn nu verschenen novelle Terug tot Tovar kruisen de levens van zijn personages elkaar op raadselachtige wijze. Aan het begin van zijn verhaal zet Hans Vaders zo’n moment welhaast terloops neer: “Het is nu al wat later op deze eentonige dag, zo rond twee uur in de middag. En gedurende een ogenblik meent Ilse, zittend aan haar vaste tafeltje in restaurant Bierstube vanuit een zijraam met uitzicht op de smalle, modderige Calle Bolívar, een lotgenoot te herkennen die ze kortgeleden in een glimp had zien lopen op het marktplein van een Noord-Hollandse provinciestad, de stad van haar zo vroeg overleden moeder. Een verloren broer, die deze middag tegen het einde van december, langzaam, met slepende stap in zijn plompe zwarte sandalen, zwaar hijgend door de ijle lucht, langsloopt over het steile voetpad in de richting van de begraafplaats van het dorp.” En als het raadselachtige in het brandpunt staat belanden we in het domein van de Latijns-Amerikaanse fictie. Het lijkt bijna alsof de personages oplossen in vergetelheid, dat hun passage onopgemerkt voorbijgaat zoals de wind in de sparren van een Venezolaans bergwoud.

Vertellers

Terug tot Tovar is het verhaal van meerdere vertellers. Een conventionele derdepersoonsverteller doet het verhaal van een ex-danseres op een eenzame hotelkamer in het Venezolaanse dorp Colonia Tovar die ten onder dreigt te gaan aan drankzucht. Ook vertelt deze verteller het verhaal van een universitair docent die in Alkmaar de oorlogsgeschiedenis uitpluist en op zoek gaat naar zijn wortels in datzelfde Tovar: “Onwillekeurig kijkt de historicus met een schuin oog op van zijn werktafel, waarop een paar dikke gevlekte archiefmappen liggen en een stapeltje hagelwit papier militair wacht naast een aftandse tikmachine. […] Links, op de met zware folianten gevulde eikenhouten boekenkast een foto in een zilveren lijst, de enige foto die hij van zijn vader bezit. Een merkwaardige foto, althans voor de enkeling die alles heeft overleefd en de personages herkent. Liebknecht weet dat iedereen op deze scherpe zwart-witfoto al ruim vijfenzestig jaar geleden is gestorven – opgeknoopt, neergeschoten, vermist – de hoofdpersonen op de overzichtsfoto in ieder geval, maar de meeste figuranten in uniform ook.” Dit verhaal wordt afgewisseld met een ik-verteller, ene Ramón Romero de las Rosas, een oude man die wordt verzorgd door nonnen en met stramme vingers schrijft aan zijn levensverhaal: “Ik ben Ramón Romero de las Rosas. Men zegt de enige zoon van een arme vaquero, een ongeletterde veehoeder die meestal ver van huis en vrouw zijn paard tot bloedens toe voortranselde over de uitgestrekte llano’s en zijn schaarse vrije tijd doorbracht met bier, veel rum en geroosterde hompen vet druipend vlees.” En deze zoon van een veehoeder maakt notitie van zijn lotgevallen in dienst van een Reichsauslandsdeutsche die ronselde voor de nazi’s.  

Tussendoor lezen we fragmenten uit het proefschrift van de docent die al schrijvend op zoek is naar sporen van zijn vader. “Hij was slechts een vrijwilliger met een Duits en een Venezolaans identiteitsbewijs, een militair geschoolde arbeider in den vreemde. Mijn vader was overigens een fervent aanhanger van het Nederlandse koningshuis en hij haatte vanuit de grond van zijn hart de rode arbeidersbeweging die volgens hem met steun van de schadelijke Sowjets Europa geleidelijk aan in een neergaande spiraal van chaos, anarchie en nihilisme deed belanden.”

En terwijl diezelfde hij-verteller het verhaal van de op Curaçao opgegroeide Venezolaan Socrates León vertelt citeert hij op zijn beurt uitvoerig diezelfde León weer als ik-verteller die verslag doet van zijn werk in de bouw, op zee en hoe hij uiteindelijk zanger wordt in de band van een bareigenaar en orkestleider.

Strengenkoord

Qua structuur zijn de verhalen als het ware met elkaar vervlochten – Curaçaoser kan haast niet – als de strengen van een koord. De onderscheiden vertellers brengen aan het licht dat personages op een geheimzinnige manier met elkaar zijn verbonden. De Nederlander op zoek naar zijn voorgeslacht passeert het hotel waar de ex-danseres bivakkeert. Ze schrijft in een schoolschrift fantasieverhalen voor haar speelgoedbeesten. “Alles moet worden beschreven. Niemand is vrij van zonden, ook mijn dieren niet. Eenieder staat bij zijn geboorte, zonder dit op die leeftijd reeds te beseffen, al met zijn rug tegen de muur, op de voor hem of haar uitgekozen plaats van executie. Al mijn dieren zijn mij even lief als mijzelf, maar sommige dieren, zoals de aasgier met zijn vlijmscherpe klauwen en de varaan met zijn dodelijke beet, zijn mij het liefst.” De voormalige bandleider doorkruiste, in een vorig leven, aan het stuur van een Studebaker de Andes met een latere SS-kolonel die sneuvelde in de Russische sneeuw. “Wolf Liebknecht lag in koud grondwater in zijn nest, een krater van zo’n twee meter diep, geslagen door een zware mortiergranaat. Een krater die daarvoor nog een provisorische commandobunker was. Hij was niet meer dan een log lichaam dat in horten en stoten ademde en wentelde en zich langzaam met zijn verbrijzelde arm en been probeerde op te richten.”

De kantante León toerde in het verleden langs Zuid-Amerikaanse steden. Naast hem zat de danseres met een speelgoedegel op schoot. Nu bezoekt hij zijn oude werkgever in het nonnenklooster en vertelt smakelijke verhalen van de eilanden.

Curaçao

Met Terug tot Tovar heeft Hans Vaders een web van verhalen geweven dat lijkt samen te komen op Curaçao. Een web dat een lezer maar al te graag wil ontwarren. Maar is het wel zo goed als dit verhaal al zijn geheimen blootlegt? Juist in het mysterie schuilt de kracht als de parel in een schelp. Of is het toch beter de overweging van de oude Ramón met zijn perkamenten vingers te volgen: “Een oude man behoort hier eigenlijk over te zwijgen, maar de waarheid mag niet worden verbloemd.”

Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in Latijns-Amerika en Europa, herinneringen aan een jeugd zonder vader, herinneringen aan een gestrand huwelijk, beelden van een auto scheurend over de schaars begroeide vlakten, bezoeken aan chaotische steden.   In zijn vergeefsheid en teloorgang sluit het verhaal aan bij de twintigste-eeuwse romantici in de Nederlandse literatuur, bij Slauerhoff en Terborgh. In zijn raadselachtigheid, wreedheid en vertelkunst is het een Caribische roman die past in de lijn van een Boeli van Leeuwen en Tip Marugg. De ondraaglijkheid van het menselijk lot lijkt onverbiddelijk en laat de lezer achter in dromen en melancholie. Terug tot Tovar is vanaf begin november verkrijgbaar bij de Curaçaose boekhandels.


Hans Vaders, Terug tot Tovar, Uitgeverij In de Knipscheer, 2012, ISBN 978 90 6265 697 4 NUR 301.  

[uit Amigoe, zaterdag 13 oktober 2012]

Lauffer-biografie, Heloise en Vaders gedoopt

Op zondag 16 september 2012 vond in een uitverkocht Amsterdams theater Podium-Mozaïek de presentatie plaats van drie nieuwe Knipscheer-boeken: de biografie van Pierre Lauffer door Bernadette Heiligers, de verhalenbundel Woestijnzand van Elodie Heloise en de novelle Terug tot Tovar van Hans Vaders.

Curaçao door de ogen van Pierre Lauffer

Uitgeverij In de Knipscheer en Fundashon Pierre Lauffer nodigen u van harte uit aanwezig te zijn op zondagmiddag 16 september 2012, 15.00 uur bij de feestelijke boekpresentatie van Pierre Lauffer. Het bewogen leven van een bevlogen dichter Biografie door Bernadette Heiligers alsmede van Na final di kaminda speciale bundel met de laatste acht gedichten van Pierre Lauffer in 5 talen door verschillende vertalers, onder wie August Willemsen (†).

Tevens worden gepresenteerdWoestijnzand, het prozadebuut van Elodie Heloïse en Terug tot Tovar, de nieuwe novelle van Hans Vaders m.m.v. de auteurs Bernadette Heiligers, Elodie Heloïse, de vertalers Lucille Berry-Haseth, Fred de Haas en met Robin Akkerman, Sidney Joubert, Franc Knipscheer, Wim Rutgers, Peter de Rijk.

Muziek van Alma Latina [o.a. 3 liedjes van Pierre Lauffer!]

Na afloop signeren de auteurs voor belangstellenden hun boeken.

Podium Mozaïek Bos en Lommerweg 191 1055 DT Amsterdam.
Klik: Route & bereikbaarheid
Datum: zondag 16 september 2012, zaal open 14.30 uur; programma 15.00 tot 17.00 uur signeren en napraat in de foyer
Toegang gratis, reserveren noodzakelijk: http://www.podiummozaiek.nl/ 020-580 0381 [++ 3120 580 0381] of via e-mail aan indeknipscheer@planet.nl De kaarten liggen dan voor u klaar op de dag van de voorstelling vanaf 14.00 uur bij Podium Mozaïek. Op zondag is het in de directe omgeving van Podium Mozaïek gratis parkeren.

De geboorte van een drieling: een kostbaar bezit

door Quito Nicolaas

Op 16 september a.s. vindt om 15.00 in Podium Mozaiek (Bos en Lommerweg, Amsterdam) de boekpresentatie van een drietal boeken: Het bewogen leven van een bevlogen dichter/ Na final di kaminda (speciale bundel met de laatste acht gedichten van Pierre Lauffer in 5 talen). Het tweede boek is Woestijnzand, het prozadebuut van Elodie Heloïse. En tenslotte Terug tot Tovar, de nieuwe novelle van Hans Vaders. Het programma is onder auspiciën van Uitgeverij In de Knipscheer opgezet m.m.v. de auteurs Bernadette Heiligers, Elodie Heloïse, de vertalers Lucille Berry-Haseth, Fred de Haas en met Robin Akkerman, Sidney Joubert, Franc Knipscheer, Wim Rutgers, Peter de Rijk. Muziek van Alma Latina [o.a. 3 liedjes van Pierre Lauffer!]

Woestijnzand

Een van de boektitels die meteen je aandacht trekt is die van Woestijnzand, een bundel korte verhalen van Elodie Heloise. De auteur is geen onbekende en schrijft al jaren voor het AD op Curaçao. Haar schrijfstijl is anders dan we gewend zijn en als een ‘insider’ schetst ze een profiel van de gemeenschap en de dagelijkse beslommeringen. En dat doet ze op een eigenwijze manier die de lezer actief betrekt bij het lezen. Bij het lezen van de verhalen heb je niet langer de indruk dat je op afstand zit, maar middenin op het eiland.  

Flaptekst

Curaçao zou zijn naam ontlenen aan het Portugese woord coração, dat letterlijk ‘hart’ betekent. Elodie Heloise doet die etymologie eer aan door haar éígen hart aan het eiland te verpanden. En het klopt warmbloedig. In de bundel Woestijnzand meet Heloise zich weliswaar een overwegend ‘observatoire’ schrijfstijl aan, maar zij weet daarin ook precíés op de juiste momenten ‘te falen’. Het resultaat: proza met prik maar zonder preek.

De uiteenlopende karakters in Woestijnzand ondergaan hun klein en groot leed met een vreemd soort luciditeit die soms jaloersmakend, dan weer meelijwekkend is. Toch schemert er elke ochtend weer een hoopvol ‘mañana!’ aan de Caribische horizon.

In Woestijnzand ontpopt Elodie Heloise zich als een chroniqueur van het alledaagse Curaçao. Van een junk die zijn oude straat beweent tot de weduwe die haar gestorven man thuis koel houdt. Van het gezin dat zich op een cycloon voorbereidt tot de kunstenares die denkt een ‘dodelijk’ schilderij te hebben verkocht. En als Heloises sporadisch opgevoerde alter ego op Schiphol staat: ‘Twee marechaussees met neutraal correcte gezichten vangen mij op. Ik moet mijn armen en benen spreiden. Een elektronische staaf glijdt langs mijn lijf. “Bent u ongesteld, mevrouw?” Ik voel dat ik knik en daarop lopen de mannen door naar het volgende slachtoffer dat door de hond uitverkoren is. Verbijsterd kijk ik ze na.

Op het werk spreken we van “bezoek”. Mijn collega’s, de vrouwelijke dan, zien het aan me. “Ach, dushi, heb je bezoek? Geeft niet, doe rustig aan vandaag. We weten allemaal hoe het is.” Ik krijg dan een knipoog die druipt van het medeleven.’

[uit Caribe Magazine, 22 augustus 2012]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter