blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Tjong-Ayong Carry-Ann

Carry-Ann Tjong-Ayong – Mariusrust

Hier loop ik dansend naar de groeve

Zing ik uit volle borst het lied
En groet ik lachend hemelkoren
sterven is hier het einde niet
De zon straalt over witte kleren
wuivende palmen
halleluja
rouwen in blijdschap vol vertrouwen
kopertonen galmen bassend weer
en uit vele handen daalt vurige liefde
als het bloed van Jezus op hen neer
hier rust mijn familie
in de Heer
cat juni 2013

Carry-Ann Tjong-Ayong – Dans der vrijheid (V)

Meisje, eens zal je vrij zijn

Eens zal je lopen door bos en savanne
Zal je korjaal de rivieren doorklieven
Wandel je vrij door de straten van de stad
Moeder, wanneer komt die tijd?
Meisje denk nu aan de vrijheid
Want in je hart ben je altijd al vrij
vouw nu je handen naar boven
Hij stierf  in vrijheid voor jou en voor mij
Moeder ik droom van de vrijheid
Meisje, mijn moeder verloor ooit haar vrijheid
Ik werd geboren in slavernij
Jij kreeg de vrijheid na jaren van ketens
Jouw dochter is  daarom voor altijd nu vrij
Moeder ik huil nu van vreugde voor allen
Voor alle verwanten van jou en van mij
Voor alle verwanten
Voor altijd nu vrij
Wij vrij
vrij
Vrij

Carry-Ann Tjong-Ayong – Dans der vrijheid (IV)

mijn vrijheid is een witte roos,
een geurende jasmijn
een frangipaneboom in bloei
een groenhartboom vol kleur
mijn vrijheid stroomt als de rivier
tussen de bossen door
over de rotsen, sula’s heen
zingt als de sabaku in koor
mijn vrijheid is het hete witte zand
dat niet mijn voeten schroeit
mijn vrijheid is de kankantri
die hoog in vrijheid bloeit

Carry-Ann Tjong-Ayong – Dans der vrijheid (III)

Vrije vrouwen waren zij
Mijn grootmoeders in hun wijde koto
De angisa stijf geplooid in trotse vormen op het hoofd getooid
In hun verhalen klonk nog na de slavernij die zij ontgroeiden
In hun wereld klonk de vrijheid die zij opbloeiden
Vrije vrouwen waren zij
“Ouma weet jij er nog van
Vertel mij dan….”.
Ouma’s ogen staren lang in de verte
Even is er die blik van lang vervlogen pijn
Dan de bevrijdende lach, de brasa en de bosi
“Mijn kind, wat is geweest, zal nooit meer zijn…!”.

Carry-Ann Tjong-Ayong – Dans der vrijheid (II)

Zij rende rende door het bos
Takken zwiepten in haar gezicht geselden haar armen,
Dorens haakten zich aan haar benen trokken diepe voren in haar huid
Sneller sneller roffelden haar voeten op de grond
Die af en toe haar enkels deed vervlechten in de stronken van de bomen
Bloeddruppels vermengden zich met zweet op haar gezicht haar schouders
Hortend ging haar adem met het kloppen van haar hart
Sneller sneller tot haar hoofd in duizelingen haar gezichtsveld deed vervagen
Sneller sneller snel…..
Ze lag languit tegen de wortels van de kankantri
Donkere armen trokken haar overeind gaven haar te drinken uit een kalebas
Knepen een vochtige lap over haar uit
Rustig maar je bent bij ons je bent vrij
En kerkklokken luidden in haar hoofd
De zon scheen en het groen was hoopvoller dan ooit
Fri fri fri klopte haar hart.

Carry-Ann Tjong-Ayong – Dans der vrijheid (I)

En in mijn borst barst los

die ene knop
die hier een rode rode roos doet bloeien
die niet meer bloed doet vloeien
in al die kerkers van het fort
maar die in vrijheid
witte leliën doet ontspringen
die duiven doet opvliegen
met de olijftak in hun vlucht
die rappe voeten in de dans doet trappelen
op tromgelroffel
die de vrijheid blij scanderen
“fri man fri
kon dansi nanga wi”
waar al die bruine benen snelle wervelingen draaien
en al die bruine armen vrijheid zwaaien
naar deze wolken
naar de zon
die schijnt op al die euforie
van jou
van mij
voor altijd
vrij.

Carry-Ann Tjong-Ayong – Te paard

Mijn vrijheid is de hoge rug van Magnus, stoere Shire

Met hem doorkruis ik bossen, heuvels, velden
Zoals eeuwen geleden ridders, schone vrouwen
voor hun religie streden
Mijn voorouders reden nog niet zo vaak op paardjes
muildieren in de Afrikaanse streken
brachten hen van dorp naar stad
en onverwachts kwamen zij in die grote boot terecht
bereden zij de golven niet in vrijheid, maar geknecht
maar ik,
vier nu mijn vrijheid  op de warme hoge rug van Magnus,
zonder eigen benen rijd ik door Magnus sterke benen
mijn vrijheid hier gegeven
door het geschonken leven
sta ik even
hoog op de heuvel
in mijn streven
naar wat vroeger
reeds
mijn
volk
hier
vrijheid
bracht

101

door Carry-Ann Tjong-Ayong  

101 is ze en ik ga haar opzoeken in het verzorgingshuis in Leliestad. Tante Nita Alrack zit in een mooie groene blouse in haar rolstoel. Stralend als een jonge meid van 80 jaar. “Paula!’ zegt ze verrast als ze mij ziet. Ik lach, dat hoor ik vaker.  “Nee, haar dochter” zeg ik. “Je lijkt sprekend op je moeder, verbaast zij zich.   Ik weet het. Reeds in de jaren zestig in Groningen kwam ik wildvreemde dames op straat tegen, die mij staande hielden. “Paula!, Paulien, Pam,” riepen zij en dan zeiden ze dat ik haar dochter moést zijn, zo sprekend leek ik op haar. Ze hadden bij haar op school gezeten en nog vaker waren ze collega-verpleegsters in ‘s Lands Hospitaal geweest waar mijn moeder met veel plezier jarenlang had gewerkt, tot ze met Pa trouwde en tot groot verdriet van de vriendinnen ophield met werken. Zij kreeg achter mekaar vier kinderen, waarvan ik de derde ben.  

read on…

Rebelse vrouwen

door Carry-Ann Tjong-Ayong

In de jaren ’60 keken wij vol bewondering naar de zwarte vrouwen in films als Imitation of life. We wezen de vrouwen af, die blank wilden zijn en verlieten met rechte rug de bioscoop. We vonden black beautiful en droegen ons kroeshaar in een afrokapsel als Angela Davies, die ik overigens in de jaren 2000 weer ontmoette met blonde pijpenkrullen. Ik herkende haar niet maar zij stelde zich aan mij voor….!

Carry-Ann Tjong-Ayong. Fotoportret van Nicolaas Porter

Op internationale vrouwendag 2013 lieten mijn blanke vriendinnen het afweten en konden niet met mij uit eten of mijn rolstoel naar de kroeg duwen. Mijn Surinaamse zusters nodigden mij uit voor de première van Rebelse Vrouwen, rebels als wij in die jaren zelf waren geweest, met een driegangendiner vooraf. Wij haalden herinneringen op met Ernestine Comvalius, Noraly Beyer en Denise Jannah. En we genoten van de dappere avonturen van onze voorouders uit de slaventijd. De rebelse vrouwen  die een theaterproductie zijn van het Bijlmerparktheater en Ninsee, gaan op toernee door Nederland en inspireren overal hun dochters en zusters tot rebellie tegen de vrouwen die nog steeds denken meer en beter te zijn. Maar wij laten ons nog steeds niet onderdrukken. Black is forever beautiful!!!
Cat 8 maart 2013

Afscheid van een tijdperk

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Het telefoontje kwam toch nog onverwacht, al had ik het kunnen verwachten. Maanden geleden was ik in Masiakriki op een van mijn jaarlijkse bezoeken. Meestal verblijf ik op het eiland Masia Paati, in de voor mij gebouwde traditionele hut met pina dak en balkonnetje met uitzicht over de Surinamerivier. Links kijk ik op het hoge houten huis van kabiten Allifons, “Alfonsu” zoals we hem liefdevol noemen. Wij en de bewoners van het dorp.
Hij was in de 80 en een charmante grijsharige man met een atletische gestalte en een aangename glimlach. De Edekabiten, hoofdkapitein van Masiakriki, het dorp dat ik in 1999 voor het eerst bezocht, samen met Wim, mijn man en mijn neef Jeremy.
Zoals de traditie voorschreef werden wij bij aankomst voorgesteld aan de kabiten, andere dorpsoudsten en jongere dorpsbewoners en doorliepen we het hele ritueel van vertellen wie wij waren, uitleggen wat wij kwamen doen en waarom. Dit moest in drie talen: in het Saramakkaans door Hugo, onze gids, vertaald in het Sranan Tongo voor mij en Jerry, en weer in het Nederlands, zodat Wim het kon verstaan. Ik legde uit dat ik met de twee vertegenwoordigers van de Nationale Vrouwenbeweging was meegekomen om het dorp en de projecten die de NVB hier opzette, te leren kennen. Misschien zou ik hier ook wat voor hen kunnen betekenen. Mijn mannen legden uit wie zij waren en dat zij mij vergezelden.
De basya beaamde elke zin over en weer en de dorpsoudsten knikten of gaven er kort blijk van dat zij het begrepen.
Na het voorstellen moesten wij ons even afzonderen en ging het gezelschap beraadslagen. Druk gepraat en levendige gebaren zagen wij vanuit de verte. Wij werden teruggeroepen en na weer een vertaalronde begrepen wij dat wij welkom waren in het dorp en de rivier.
Wij kregen een slaapplek toegewezen onder het huis.  De vrouwen bonden hangmatten en klamboes aan de balken en verlieten ons. Het was inmiddels na zessen en dus donker geworden. Olielampen verspreidden zacht licht, krekels en kikkers en een verre aap klonken om ons heen. De hemel was diepzwart bezaaid  met zilveren sterren. We deden onze zwempakken aan en renden de hoge stenen trap af om in het nog warme water te gaan baden. Een goddelijke plek onder de sterrenhemel. Wat hield ik van mijn land.
We sliepen heerlijk in de hangmatten. De ochtend was koel en grijs met een zachte nevel op de rivier die overging in een rozerode zonsopgang. Hugo had koffie gemaakt en we ontbeten met meegebrachte broodjes. Na een frisse duik rolden we de hangmatten op aan de balken.
Anton kwam op ons aflopen: “Yu weki no?”
We leerden van Hugo, zelf Saramakkaan, hoe we moesten antwoorden.
Mi weki, oh! Fa weki dan? Mi weki tanga! of Mi weki wanse wanse!
Een brede glimlach verwarmde ons en toen kwam ook kabiten Alfons de houten trap af naar beneden. “Misi, Yu wei no?” Hij lacht mij toe, omdat ik volgens traditie antwoord.
Kabiten Alfons ziet er veel jonger uit dan zijn 80 +. Zijn korte pangi en kamisa draagt hij met zwier en zijn rechte houding verraadt een man in de bloei van zijn leven. In de jaren die volgen zien we hem vergaderingen leiden met een wijsheid en waardigheid om jaloers op te zijn. Een traditionele leider van zijn volk, trotse mannen en vrouwen van een middelgroot dorp aan de Boven-Suriname.
Tap’sei zeggen de Marrons. Wij komen altijd van Fotosei, de stad, van Paramaribo.
Ieder jaar kom ik terug om projecten uit te voeren, de meeste op verzoek. Als ik in 2002 een crèche voor hen kom opzetten, omdat de vrouwen met hun jonge, soms pasgeboren kinderen in een kleurige geruite draagdoek op de rug gebonden hun kostgrondjes moeten bewerken, is kabiten Alfons enthousiast. Ik ben meer dan welkom. Hij is ook ontzet mij nu in een rolstoel te zien en zint op actie.
We vergaderen uitgebreid over nut en noodzaak van een kinderopvang midden in het bos. De bouw is in volle gang. Een groep bouwkundestudenten van Hogeschool Windesheim in Zwolle is met een groep dorpsbewoners begonnen en de fundamenten staan er al. Mannen en vrouwen kappen bomen, zagen planken, rijden kruiwagens met zand en zakken cement naar de bouwplaats. De kabiten wandelt er soms langs op zijn dagelijkse rondes door het dorp en bezoekt en passant een van zijn vrouwen of haalt voor mij een ijskoude soft uit het winkeltje in het dorp.
Hij verwent mij. Ik krijg tweemaal per dag speciale kruidenbaden om te genezen. Bij zonsopgang, baad ik met mijn gezicht naar het oosten gekeerd en bij zonsondergang met mijn gezicht naar het westen gekeerd. De kruiden zijn op een geheime plek in Pikin Slee geplukt door een deskundige en opgehaald door een van de kabiten. Wim mocht mee. Een dag en een nacht lang staat de kruidendrank te koken in een oliedrum op een houtvuur naast het huis. Intussen maakt Kali een afscheiding van houten balkjes en zeil, zodat ik privacy heb.
Na het bad droog ik in de zon of in mijn hut op en komt de oudere broer van Alfons, die dresiman is, mij masseren met een kruidenzalf. Onder zijn toverhanden val ik bijna in slaap. Maar na een week moet ik mijn lamme arm opheffen en gaan staan. Tot mijn verrassing lukt dit en ik gooi overmoedig mijn beenbeugel weg. Masiakriki doet mij steeds meer goed. Met mijn stok loop ik een paar meter op gesterkte benen aangemoedigd en vriendelijk bekeken door Alfons en zijn broer.
Als ik in de hangmat een middagdutje doe, brengt Alfons een kussen voor mij: “Misi, voor je hoofd,” zegt hij vriendelijk.
Soms gaat hij in een stoel naast mij zitten en vertelt. Hij heeft als jongeman bij Suralco gewerkt. Hij laat mij zijn identiteitsbewijs met pasfoto zien. Hij vertelt van zijn moeder die het dorp heeft gesticht en honden fokte. Wij praten over de behoeften van het dorp, de vrouwengroep, de school, de vele kinderen. Hij beantwoordt al mijn vragen over de structuur van het lokale bestuur. Het is mij wel duidelijk dat hij de drijvende kracht van de ruim 800 – 1000 bewoners is. Jong en oud respecteert hem en luistert naar hem.
Ik besef nu, jaren later, dat met hem ook veel zal verdwijnen. De laatste vijf jaar heb ik meegemaakt dat zijn oudste zoon, en twee van zijn vrouwen overleden. De traditie en de rituelen schrijven voor dat de kabiten dan iedere keer een maand in eenzame afzondering opgesloten wordt in een hut. De maaltijden worden hem gebracht, maar hij mag niet naar buiten en hij mag geen contact hebben met anderen. Drie keer in korte tijd is erg veel voor een mens. Ook zijn broer, de dresiman overleed.
Ik vond hem iedere keer ouder geworden als ik op Masiakriki kwam. In 2009 bezocht hij mij nog op Masia Paati, het eiland aan de overkant. We praatten uitgebreid, maar het was niet de Alfons van vroeger. Hij leek uitgeblust.
Vorig jaar zocht ik hem voor het laatst op. Hij woont inmiddels bij zijn zuster en zijn eerste vrouw, de moeder van Peter. Ik zit bij de hut en moet even wachten, omdat hij een bad neemt. “ Daar is hij,” zegt Biga, mijn begeleider en ik kijk verheugd op. Ik verstijf. Een oude witharige man loopt moeizaam op mij af. Zijn blik kijkt in de verte en verraadt dat hij geen idee heeft wie ik ben. Tranen stromen over mijn wangen als ik mijn hand uitsteek. Hij drukt mijn hand zachtjes. Ik zeg wie ik ben en vraag hoe het met hem is. Maar ik weet dat hij voorgoed verdwenen is. En met hem een tijdperk van tradities en rituelen die een trotse stam overeind hielden tot in deze 21e eeuw, diep in het oerwoud van Suriname. Het bericht van zijn overlijden op 29 januari 2013 komt toch nog onverwacht. Ik ben diepbedroefd.
Ik zal hem niet kunnen begraven en rouwen met zijn volk.
Wi Tata na hemel!
Yu nem mu de Santa!
Yu kondre mu kom!
Yu wani, mu go doro na grontapo,
so leki na hemel!’
Gi wi tidey da nyanyam fu wi!
Gi wi pardon fu dem ogri, di wi du,
so leki wi tu de gi pardon na
dem suma disi du wi ogri!
No meki wi kom na ini tesi!
Ma pulu wi na ini tesi!
Bikasi ala kondre da fu Yu,
ala tranga nanga glori,
da fu Yu teego,
AMEN
cat, 1 febr. 2013

Carry-Ann Tjong-Ayong – Ouwe Hoeren, Oude Nonnen

Geen groter tegenstelling kwam ik in 2012 op de buis tegen.

De ene avond waren de Ouwe Hoeren uit Amsterdam, Louise en Martine Fokkens, vrolijk en uitbundig aan het woord.
Een tweeling van ver in de tachtig die hun sociaal beroep uitdragen ten dienste van de eenzame mannen in Amsterdam en een sprankje licht brengen in vele kleurloze levens.
Steevast in hun vrolijk gebloemde “parweri” geven zij de rosse buurten kleur
en fleur en zijn zij een bezienswaardigheid in het hart van Mokum.
Omdat ik de rol van Maxi Linder in De Koningin van Paramaribo mocht spelen, kan ik mij best identificeren met deze Ouwe Hoeren. Ik word er vrolijk van.
Tot mijn verrassing zag ik een maand later weer een hoogbejaarde tweeling
Weer in parweri gekleed, maar nu waren het de 98-jarige Nonnen, zr Leona en zr. Gerosa uit Maastricht, die al 80 jaar in het klooster zaten en nog steeds hun sociaal werk deden in de verzorgingshuizen. Niet uitbundig maar juist ingetogen eenstemmig gekleed geven zij geestelijke steun aan hulpbehoevende oudere mannen. Zij maken zich zeker net zo nuttig als hun wereldse zusters in Amsterdam. En weer werd ik er vrolijk van.
Zou elke vrouw een sprankje van de een en van de ander in zich hebben?
Nodig zijn ze allebei en wie zonder zonde is……. Maria Magdalena ging ons voor.

Carry-Ann Tjong-Ayong – Mijn levensredder

Het kindje in mij groeide voorspoedig. Ik werd dikker en mijn wangen kregen een rozige aanblik. Mijn haren glansden en ik voelde mij vrolijk en gelukkig.

read on…
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter